Naamspelingen

Mikeets

beeldmerk Parasja

Joseef de onderkoning krijgt in onze parasja twee ‘kadootjes’ van Farao: Een nieuwe naam en een nieuwe vrouw.

‘Farao gaf Joseef de naam Tzafnat-Pane’ach, en hij gaf hem als vrouw Asenath, de dochter van Potifera, priester van On.’ 

De erenaam Tzafnat-Pane’ach lijkt Egyptisch te zijn, al is de betekenis niet geheel duidelijk. We zien wel vaker dat heersers hun onderdanen een inheemse naam gaven. Zo gaf de officier van Newoechadnetzar de profeet Daniel de Babylonische naam ‘Beltesjatzar’ (moge de god Bel de koning beschermen).

Toch was Rasji van mening dat Tzafnat-Pane’ach een Hebreeuwse naam was, hetgeen ‘de verklaarder van verborgen dingen’ betekent. Dat dit de enige keer is dat het woordje pane’ach in de gehele Tenach voorkomt deerde hem niet. Met ‘verklaarder van verborgen dingen’ doelde hij waarschijnlijk op Joseefs gaven als dromenduider. 

Taal van zijn buurland

Maar waarom zou de Egyptische koning Joseef een Hebreeuwse naam geven? Volgens Ramban (vrij vertaald) is het mogelijk dat Farao Joseef een naam gaf in zijn (Joseefs) moedertaal om hem een plezier te doen, of dat hij graag liet merken dat hij zo goed Hebreeuws sprak, de taal van zijn buurland.

Jozef verdeelt het graan in Egypte

Spotnaam

Dit ‘hebraïseren’ of toe-eigenen van namen is iets wat onze geleerden graag doen. Zo is de bovengenoemde naam van Joseefs schoonvader Potifera, hetgeen in het Egyptisch betekent ‘hij die door Ra (de zonnegod) werd gegeven.’

Rasji stelt dat hij dezelfde Potifar is die we al kennen, maar dat hij later Potifera als spotnaam kreeg. De Talmoed vertelt namelijk dat Potifar Joseef kocht als seksslaaf voor zichzelf. Gelukkig kwam de engel Michael en castreerde Potifar. Vervolgens kwam ook nog de engel Gabriel die hem verder toetakelde (‘fera’), waardoor zijn kinky plannetje werd doorkruist (met excuses voor de woordspeling). 

Rasji’s kleinzoon Rasjbam is het in beide gevallen niet met zijn opa eens en is van mening dat Tzafnat-Paneach een Egyptische naam is en Potifera een andere persoon is als Potifar. ‘Die jongeren van tegenwoordig’, zou Rasji gedacht hebben …

Naamsverwarringen

De geleerden haalden ook wel eens namen door elkaar. Zo zegt de Talmoed over Zeroebawel, de kleinzoon van koning Jehojachien, dat zijn naam betekent dat hij verwekt was (zera = zaad) in Babylonië (Bawel in het Hebreeuws) en dat hij eigenlijk dezelfde persoon was als Nechemja, de joodse gouverneur die Jeruzalem hielp herbouwen.

Rabbi Yaakov Emden vond dit moeilijk te accepteren omdat in de boeken Nechemja en Ezra de mensen opgenoemd werden die samen met Zeroebawel terugkeerden naar Jeruzalem, waaronder dus ook Nechemja. Ook staat er in het boek Nechemja: ‘In de tijd van Zeroebawel en in de tijd van Nehemia droeg heel Israël bij aan de dagelijkse bijdragen van de zangers en de poortwachters …’, hetgeen duidelijk laat zien dat dit gaat over twee verschillende mensen.

In een ander voorbeeld wordt Hatach, een dienaar uit het boek Esther, verwisseld met, alweer, de profeet Daniel: ‘Rav zei: ‘Hatach is Daniel, en waarom wordt hij Hatach genoemd? Omdat hij tijdens de regering van Achasjweerosj van zijn grootheid werd afgesneden (‘chatach’), omdat hij van zijn hoge positie werd gedegradeerd.’ 

Als laatste voorbeeld brengt Rasji een Midrasj die het volgende zegt: ‘En onze rabbijnen zeiden dat Sheshbatzar Daniel is. En waarom werd hij Sheshbatzar genoemd? Omdat hij zes (shesh) moeilijkheden (tzar) doorstond.’

Arme profeet Daniel. Eerst kreeg hij de erenaam Belsjatzar van Newoechadnetzar en vervolgens moest hij die naam delen met Hatach en Sheshbatzar. Zelfs Ibn Ezra was het een beetje beu en schreef dat Daniel heel oud moest zijn in de dagen van Esther en misschien allang dood was.

Chanoeka bijnaam

Ook in de geschiedenis van Chanoeka komen we een bijnaam tegen.

Antiochus IV Epiphanes, de koning van de hellenistische Seleuciden, noemde zich Epiphanes: ‘voor God verschenen.’ In 168 voor de gewone jaartelling liet hij een altaar van Zeus in de tempel opzetten. Dit leidde tot de opstand van de Makkabeeërs.

Antiochus, woedend door het verzet van de Joden, leidde persoonlijk zijn leger en liet duizenden van hen doden. Door zijn wreedheid gaven de Joden hem al snel de bijnaam Epimanes, wat in het Grieks ‘de waanzinnige’ betekent. 


cover: collage Bloom

Over Igra Ramma 22 Artikelen
Igra Rammah (een nom de plume) woont thans in het buitenland maar is oorspronkelijk afkomstig uit Nederland. Hij heeft vier jaar in jesjiewes geleerd en laat zich graag uitdagen voor een pittige discussie over onze Joodse traditie. Met zijn voorliefde voor bijbelkritiek bekijkt hij de zaken graag van de minder traditionele kant en vindt zo diepgang in zijn eigen cultuurgoed.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*