Over zachte, harde, dikke, dunne, ronde en vierkante matses
In Devarim 16.3 lezen we: Zeven dagen mag je geen chamets (iets dat gegist is) eten en wel matses die hier לֶחֶם עוֹנִי worden genoemd, wat vertaald wordt met “brood der ellende” of “brood van de onderdrukking”. In Egypte aten onze voorouders al matses en ook meteen na de uittocht omdat, zo lezen we in een ander stuk beschrijving: “zij van het deeg ongegiste koeken bakten, want het was niet tot gisten gekomen, omdat ze … [Lees verder]