Zionisme was nooit ver weg

Mijn Israël

Vaag kan ik me herinneren dat ik als klein kind Joodse feesten vierde. Was het Chanoeka? Of een sederavond? 

Het waren leuke festijnen waar we als kinderen van de aanwezige families van genoten. Die bijeenkomsten werden georganiseerd door de Joodse vereniging in Jakarta, de hoofdstad van wat toen nog Nederlands-Indië was. 

Daar heb ik tot mijn zesde gewoond met tussendoor een korte verlofperiode in Nederland, In de gordel van smaragd, zoals het koloniale Indië wel wordt genoemd, huisde een kleine Joodse gemeenschap. Met één rabbijn die in Soerabaja zat.

Joodse namen en het alef-bet

Dat we een Joodse achtergrond hadden, was thuis een gegeven. Wat het precies inhield, dat was de grote vraag. Ik weet nog dat we bijvoorbeeld altijd naar de aftiteling van Amerikaanse films keken om te zien hoeveel Joodse namen langskwamen. Toen Leo Fuld op de Nederlandse televisie optrad, werd ik direct op pad gestuurd om zijn nieuwe album te kopen. 

Het Nederlands-Jiddisch waarin hij zijn oeuvre zong, kon ik amper verstaan. Maar de liedjes spraken me aan. Ik leerde mezelf als achtjarige het alef-bet uit een boekje met vreemde alfabetten.   

Mijn broer logeerde toen geregeld bij de zuster van mijn vader in Brussel in de tijd dat daar de Expo, de wereldtentoonstelling, plaatsvond. Mijn broer z,l. bezocht het Israëlische paviljoen en het boekje dat hij bij zijn bezoek meekreeg, spelde ik van a tot z. 

Gefascineerd keek ik naar de plaatjes en de verklarende teksten over Israël. Je zou het mijn eerste kennismaking met het zionisme kunnen noemen. Al ging het thuis wel af en toe over Israël als er weer eens een oorlog was, zoals in 1956. De zesdaagse oorlog (1967) heb ik bewust meegemaakt.

Christelijke input

In Katwijk, waar ik opgroeide, bezocht ik christelijke scholen. Een idee van mijn moeder, want dan kreeg ik tenminste de verhalen uit het Oude Testament mee. Dat ik nog meer meekreeg, daar tilde ze niet zo zwaar aan. Voor mij werd de christelijke input echter een steeds groter probleem. 

Uit die tijd herinner ik me dat een leraar op de Katwijkse MULO me vroeg, nadat hij mijn naam wilde weten, of ik familie in ‘Palestina’ had. Bedremmeld zei ik dat ik het niet wist. 

Op het Christelijk Lyceum in Leiden dat ik daarna bezocht, was ik het zat. Het zal met mijn puberteit te maken hebben gehad dat mijn Joodse gevoel steeds sterker begon op te spelen. Ik eiste dat ik naar een Joodse school zou gaan. 

Haboniem

Mijn moeder was ten einde raad. Haar Joodse kennissen raadden haar aan om met mij naar rabbijn Jacob Soetendorp z.l. te gaan. Die vond een Joodse school een brug te ver voor mij. Hij suggereerde om op Haboniem in Den Haag te gaan.

Zo geschiedde. Op Haboniem werd ik ondergedompeld in het zionisme. Er ging een hele wereld voor me open. Met veel Israël en ook wat religieus jodendom. Het moadon zat naast de (orthodoxe) Joodse gemeente, dus daar kwamen we wel eens. Ook in de sjoel in de Wagenstraat, waar nu een Turkse moskee is gevestigd.

Vertrouwds

Hoewel Haboniem een nieuwe fase in mijn leven inluidde, had het ook iets vertrouwds. De dingen vielen op hun plek. Veel vragen over het Joods-zijn werden beantwoord. Omdat mijn ouders gescheiden waren (later kwamen ze weer bij elkaar) kon ik mijn vader bijna niets vragen over zijn Joodse jeugd in Rotterdam. Mijn Brusselse tante die met enige regelmaat langs kwam, kon ik niet als vraagbaak gebruiken.

Na haar onderduikperiode in België had ze het jodendom afgezworen. Ik weet nog goed dat ze vol afgrijzen naar de mageen davied keek die ik in mijn Haboniemperiode boven mijn bureautje aan de muur had aangebracht. Ze kreeg er akelige herinneringen door, wat ik toen amper besefte.

Dol op Duitsland

Voor mijn militaire dienstplicht in het Nederlandse leger werkte ik op een bank. De hoogste afdelingschef was naar verluid hartstikke fout geweest in de oorlog. Hij was inderdaad dol op Duitsland en als hij Duitse banken aan de lijn had, ging hij achter zijn bureau staan. Hij genoot van het Duits en brulde zo hard dat hij bij wijze van spreken geen telefoon nodig. Maar toen de Zesdaagse oorlog uitbrak volgde hij vol bewondering de prestaties van de Israëlische krijgsmacht. 

Hij had zelfs een stafkaart van Israël aan de muur tegenover zijn bureau hangen en plaatste daar vlaggetjes op. De man vermoedde dat ik iets Joods had vanwege mijn achternaam. Ik kwam vaak te laat, waar ik nauwelijks voor op mijn donder kreeg. Had hij soms last van schuldgevoel?

Weerzin 

In die bankperiode zag ik boycot-documenten met de plechtige verklaring dat de geleverde producten niet van Israëlische oorsprong waren. Daar had ik het moeilijk mee en dat was te merken aan de begeleidende brieven die ik maakte. Die moesten anders, om vervelende reacties van Arabische banken te voorkomen. De sous-chef begreep mijn weerzin, zei hij. Het kon echter niet anders.

Tijdens het volwassen leven begon ik me steeds Joodser te voelen. Zionistisch was ik al, doch religie was voor mij nooit zo belangrijk. Toen we kinderen kregen, werd dat anders. Mijn vrouw en ik besloten om lid te worden van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam. Mede om onze dochters een Joodse opvoeding te geven. Ik koos voor een andere weg dan mijn vader z.l. die weinig van zijn Joods-zijn overdroeg (mijn moeder was trots op haar Joodse man). Mijn echtgenote steunde mij volop bij de terugkeer naar het jodendom.

Aliyah 

De kinderen gingen eveneens naar Haboniem. Bij onze jongste leverde dat een aliyah op, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de keuze voor een Israëlische vriend daarbij leidend was.

Na onze pensionering wonen mijn vrouw en ik sinds begin 2016 in Israël. Onze jongste zat daar al, de oudste kwam later met haar Israëlische partner die zij in Nederland had ontmoet. De derde dochter wilde al eerder dolgraag, doch dat liep anders. Zij woont nu in Spanje. Haar zoontjes bezoeken de Joodse school in Barcelona waar veel Israëli’s naartoe gaan.

Nou, als dat geen zionisme is?


cover: Deel van het plein voor het Tel Aviv museum dat nu is gewijd aan de gegijzelden, foto auteur

Over Harry Polak 1 Artikel
Harry Polak (1947) woont sinds 2016 met zijn vrouw in Ra’anana, Israël. Daarvoor woonde hij lang in Amsterdam. Hij was lid en tevens bestuurslid van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam. Daarnaast was hij jarenlang voorzitter van de dialoogcommissie. Doel was om een goede relaties te bereiken tussen Joden, moslims, christenen en andere levensbeschouwelijke groepen. Het Palestijns-Israëlisch conflict was daarbij een stoorzender.

2 Comments

    • Op de Allerhoogste zal ik me naar de niet-Joodse wereld niet beroepen als het gaat om de gerechtvaardigde claim van het Joodse volk op het Beloofde Land. Wel op volkenrechtelijke onderbouwing. Zie de toezegging indertijd van The League of Nations en resolutie 181 van de VN.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*