September 2024
In de trein van Rechovot naar Tel Aviv stapt een man in: witte baard, zwarte keppel, groezelig zwart pak, overhemd dat ooit wit was, grove zwarte leren schoenen.
Hij sleept een boodschappenkarretje achter zich, wurmt zich in de stoel naast mij en spreekt mijn broer aan die tegenover mij zit: ‘kun je mijn karretje even daarboven neerzetten’, wijzend naar een richeltje aan de zijkant van het treindeel.
Vervolgens spreekt de man een soldate aan: ‘Ben je moe? Je bent niet mentaal aanwezig zie ik’. Dan richt hij zich tot een oudere vrouw, die tegenover hem zit met veel plastic tassen: ‘Wat heb je voor eten meegenomen? Is dat kip?’
Depressief
In Tel Aviv ontbijt ik met mijn vriend H die nu officieel depressief is, zo vertelt hij. In Ramallah, waar hij één keer per maand heengaat voor werkafspraken, probeerde hij vlak na 7 oktober nog mensen uit te leggen over het trauma van de Joden. Maar ze begrijpen het niet. Joden zijn soldaten die er allesbehalve bang uitzien. En ook omgekeerd ervaart hij geen openheid. Sinds een paar maanden heeft hij definitief de hoop verloren dat hij nog mee zal maken dat het conflict wordt opgelost. Hij zet in op de toekomst van zijn kinderen. Zijn zoon is een succesvolle tennisser. Hij maakt goede kans om een beurs te krijgen voor een Amerikaanse universiteit.
Mijn broer en ik stappen in de lift van de moderne zakentoren. De druk in mijn oren maakt duidelijk hoe snel we stijgen. Namen van start-ups verschijnen in het schermpje terwijl de getallen oplopen naar zestig. Boven in de toren is een restaurant met hoge glazen ramen tot de grond. Een banner van de Israëlische vlag prijkt op een van de ramen, van boven naar beneden. Van binnen is hij doorzichtig. Buiten ontvouwt zich het overweldigende uitzicht: Tel Aviv en de kust. Mensen zitten aan tafeltjes met een laptop, alleen of in overleg. Ze drinken espresso uit mooie kopjes.
Omringd door buren
Ik ontmoet een groepje vrienden in een restaurant in Rechovot. Het gesprek komt terecht bij de vraag of je je kind kan ontmoedigen om in dienst te gaan. De een zegt: ‘ik heb hem gezegd dat het wat mij betreft acceptabel is als hij niet gaat, in elk geval niet om kolonisten te bewaken in bezet gebied.’ Een ander vindt dat ingewikkeld. ‘We worden nog steeds omringd door buren die ons van de kaart willen vegen. Als iederéen dat zou zeggen, dan hebben we geen leger.’ Later staan we buiten nog even te praten. Naast ons is een muurtje dat volgeplakt is met kleurige langwerpige stickers. Op elke sticker een foto van een persoon in de bloei van zijn of haar leven. Teksten ernaast met typerende uitspraken of favoriete spreuken. Ze hebben 7 oktober niet overleefd, of zijn daarna gevallen in Gaza.
Alarm
Ik ga met mijn broer en zijn gezin naar het zwembad in het Weizmann instituut. De kinderen zijn aan het spetteren in het zwembad dat is omringd door gras en bomen. Gezinnen zitten in plastic stoelen. We genieten van het water als ineens wordt omgeroepen dat iedereen het zwembad uit moet. Er ontstaat onrust, mensen kijken naar boven. We horen geen luchtalarm. We gaan snel uit het water en naar de kant. Dan vertelt iemand ons dat het een ander soort alarm was. Er had een kind in het water gepoept en nu moet het water worden gezuiverd.
In een kiboetscafé vlak buiten Rechovot praat ik met mijn vriendin N, psychotherapeut in de buurt van Jeruzalem. We zitten buiten, een ventilator op ons gericht, desondanks plakkend aan onze stoel. Binnen is er airco, maar daar is geen plek. Ze vertelt dat het voor de meeste mensen die zij kent ter discussie staat of ze hier blijven of niet. Wie kan, regelt een tweede paspoort. Zij en haar man hebben gekozen om hier te blijven. Maar het is moeilijk, er is weinig dat hoopgevend is: ‘als Israël een persoon was, zou je kunnen zeggen dat die suïcidaal is.’
Mijn vriendin H parkeert trots op de beste plek in Tel Aviv voor de zaterdagavond demonstratie. Vanaf hier kan ze makkelijk de stad weer uit, als de demonstranten straks de Ayalon blokkeren. Vriendin K, die ook meerijdt, zegt dat ze niet meer elke week gaat. Dit is al het vierde ‘seizoen’ van demonstraties. Het gaat op een gegeven moment zijn tol eisen en ze merkt dat ze er niet meer tegen kan. Bij de demonstratie worden kernwaarden genoemd van de Israëlische samenleving die onder grote druk staan. Het klinkt als namen van overledenen tijdens een herdenking.
Raket uit het oosten
In mijn droom hoor ik een sirene. Ik word wakker en hoor hem nog steeds. Het is half zeven in de ochtend. Terwijl het luchtalarm loeit, Iopen we snel naar de schuilkelder op de begane grond van het gebouw. Gelukkig heb ik een nette pyjama aan. Mijn broer appt ‘Leuk hè’, gevolgd door een emoji met dikke tranen van verdriet. Mijn schoonmoeder zegt: ‘ik hoorde een inslag’ en dan lopen we weer naar boven. ‘Hoe weet je dat je weer naar huis kan?’, app ik een vriend. Hij zegt: ‘officieel is het tien minuten na het alarm. Maar dat is net als de snelheidslimiet, niemand houdt zich eraan.’ ‘De raket kwam uit het oosten’, appt hij verder, ‘uit Irak’. ‘Dat siert ze’, app ik terug. Een minuut later is er voortschrijdend inzicht: de raket kwam uit Jemen.
Een paar uur later ben ik erbij wanneer de bruid, de dochter van mijn beste vriendin, wordt opgemaakt. Ondertussen is de fotograaf zorgvuldig bezig een stilleven te creëren met objecten die te maken hebben met de bruiloft: de uitnodiging, de ringen, een semi-nonchalant gedrapeerd stukje stof met daarop een tiara die de oma van de bruid nog heeft gedragen.
Weelderig versierde choepa
Die avond loopt de bruid stralend tussen haar ouders in naar de choepa, die weelderig versierd is met bloemen. De bruidegom straalt zo mogelijk nog meer als hij haar aan ziet komen, ze hebben elkaar een week niet gezien.
cover: foto vanuit toren in Tel Aviv, Irith Koster, 2024
Geef als eerste een reactie