Een paar weken geleden kwam ik ’s ochtends vroeg samen met Mini bij Gan Hashalom, tuin van de vrede, een openbaar speeltuintje.
Ik ontmoet er elke dag twee vrienden die ook hun honden uitlaten. We praten er gedurende tien minuten het nieuws van de dag door. Toen Mini en ik aan kwamen lopen stond een van hen verbijsterd naar de stoep voor de ingang te kijken en hij probeerde met zijn schoen iets weg te vegen.
Dichterbij gekomen zag ik wat hem dwars zat. Heel groot stond daar met krijt op de tegels geschreven: ‘Geen toegang voor Arabieren!’ Dit was puur racisme en te stevig neergekalkt om zonder hulpmiddelen te kunnen verwijderen.
Klaagnummer
Dan bel je 106, het klaagnummer van de gemeente Jeruzalem, en je spreekt in wat er aan de hand is. We wisten dat de schoonmaakploeg met spuitwagen dichtbij moest zijn, want die maakt elke vroege ochtend de ronde.
Toen ik een paar uur later ging kijken was alles met de hogedrukspuit keurig schoon gespoten. Die ochtend hadden we het incident gefotografeerd en op een van de vele Whatsapp-groepjes gezet, wat nog de hele dag tot meningen van buurtbewoners leidde.
Ze liepen uiteen van puur racisme – laat ze wegblijven uit onze straat! – naar het spreken van schande over het uitsluiten van mensen uit het nabije dorp waar niet zo’n mooi speeltuintje is.
Waterpijp
Gelukkig zag ik later die dag in de grote speeltuin bovenop de heuvel weer nargilah (waterpijp) rokende moslimvrouwen zitten, terwijl hun kleine kinderen vrolijk speelden te midden van de menigte peuters van Joodse orthodoxe gezinnen.
Dit was ‘gewoon’, althans voor mijn narratief*, want uit de whatsapp discussie was maar weer eens gebleken hoe iedereen vanuit zijn of haar eigen wereldvisie leeft, allemaal in exact dezelfde omgeving met grotendeels dezelfde ervaringen.
* Met het begrip narratief wordt bedoeld een verhaal rondom de ideeën en opvattingen waarmee je een ander wil overtuigen.
Reality is wrong! Dreams are for real, las ik op het T-shirt van een jongeman.
Hij zat samen met nog wat mensen langs de weg naar het centrum van de stad te wachten op de bus of de lift die hen oppikt om naar hun werk te brengen. Ze zijn aan mijn langslopen gewend en niet bang meer voor Mini. Ik vroeg hem in het Ivriet of hij wist wat er op zijn T-shirt stond. Blij met deze belangstelling op de vroege ochtend reageerde hij enthousiast bevestigend en trots op het feit dat hij Engels kent.
Ik vroeg hem wat zijn dreams waren. Vrede, net als ik, maar hoe dan vroeg ik. “Een groot islamitisch rijk”, zo begint hij waarin hij er zeker van was dat ook voor mij alles daar beter zou zijn, “zo was het vroeger toch ook”? “Joden kunnen er goed in leven”, riep hij nog vanuit de auto die hem meenam naar zijn werk elders in Jeruzalem.
Accepteren
Later hebben we elkaar wat uitgebreider gesproken. Hij is geen extremist, hij is tegen geweldpleging, vond 7 oktober verschrikkelijk en is ervan overtuigd dat onder de islam de vrede er voor iedereen zal zijn. Hij zal me niet gewelddadig bekeren. Ik hoef de droom alleen maar te accepteren, ook als Jood en als vrouw.
“Ooit zal het komen”, zegt hij overtuigd, en: “Ook wij moderniseren, kijk naar mij. Maar dat kan alleen onder de islam om de rust en vrede te bewaren.” Ook hij heeft zijn narratief en ik het mijne, maar we zijn niet boos op elkaar en wachten af.
Voetbalsupporters
Hier moest ik opeens aan denken toen in een verre Europese stad – Mokum – waar decennialang straffeloos ‘Joden aan het gas’ kon worden geroepen en opeens Israëlische voetbalsupporters ‘Dood aan de Arabieren’ riepen.
Hoe beleefde ik dat in Jeruzalem? Ja, ook wij hebben voetbalsupporters net als alle andere landen, voor een deel zijn het zelfs hooligans. Net als Britten en Hollanders die hebben. We zijn wat dat betreft al jarenlang een gewoon land. Ik schaam me er diep voor, ga nooit naar voetbalwedstrijden, maar dit is de werkelijkheid. Sinds 7 oktober 2023 waren er weinig goede berichten over ons in de media, wel hoorde ik bij herhaling hoe mensen die Israël hadden bezocht, verklaarden dat ze daar een hele bevolking getraumatiseerd aan hadden getroffen. En toen kwam er een voetbalclub uit een land dat als collectief getraumatiseerd werd gezien, nu ook nog in oorlog.
Toen ik me dat realiseerde, dacht ik terug aan de laatste keer dat ik als bezoeker door Amsterdam liep, lente 2023, nog voor de oorlog.
Vlaggen
Palestijnse vlaggen, niet overal, maar hier en daar toch wel opvallend. Ik heb een behoorlijk dikke huid en koester geen collectieve haat tegen Palestijnen, noch tegen hun vlag. Het viel me op, maar het deed me weinig die paar vlaggen. Ik vroeg me wel af wat het met lokale Joden deed om er steeds tegenaan te moeten kijken en of het niet wat obsessief was, in vergelijking met talloze andere conflicten waarvoor niemand de vlag demonstratief uithangt.
Die vlaggen hingen er natuurlijk ook nog toen de Israëlische gasten arriveerden. Misschien hingen er wel meer, vanwege de wedstrijd en de behoefte een statement tegenover de gasten te maken. Geen hartelijk welkom in ieder geval. Wat ik me in Jeruzalem ook realiseerde was dat de later rondrijdende scootertjes of motoren zelfs bij mij hier in het veilige Jeruzalem onmiddellijk de herinnering wakker maakten aan 7 oktober, toen jonge en oude mensen van het Nova-festival en uit de kibboetsiem door Hamas terroristen op motoren werden meegenomen naar Gaza.
Ik zag die beelden weer voor me. Was dat in Amsterdam associatief gekozen of was het toeval? Ik denk iedere keer aan 7 oktober als ik zwart geklede mannen op motoren zie. Intimiderende engerds.
Net als de reacties van mijn buurtbewoners op de racistische leus bij dat speeltuintje, zijn het incidenten. Maar toch: iedereen reageert vanuit zijn of haar verhaal, haar eigen narratief.
Tevach 7 oktober
We hebben allemaal een eigen wereldbeeld, eigen trauma’s en onze eigen woordkeuze. Zo noemen we hier de gebeurtenissen van 7 oktober in de media steeds minder Sjoa of pogrom. Het woord Tevach, dat moordpartij of bloedbad betekent of kortweg massacre, hoor ik nu het meest. Tevach 7 oktober.
cover: created with Freepik AI, Bloom
Het doet mij niets dat Amsterdam west vol hangt met vlaggen maar toen ik in het centrum van de oude Jodenbuurt vlaggen zag hangen aan de huizen waar Joden hebben gewoond knapte er iets.
Vlaggen voor de ramen en stolpersteine op de stoep.
Dat zal me wat worden op 4 mei
Weer een mooi stuk, Chaya! “We zijn niet boos op elkaar en wachten af”: dat is heel wat waard in deze tijd.
Precies, die associatie met 7 oktober had ik ook meteen na het zien van beelden van Marokkaanse relschoppers op motoren of scooters. (De term ‘scooter’ betekent in Amerikaans Engels overigens ‘autoped’ dus toen ik hier in Jeruzalem Anglosaksische vrienden moest uitleggen wat er in Amsterdam was gebeurd, sprak ik van aanvallers op Vespa’s zodat ze niet aan aanvallende kleuters dachten… Verder een goed stuk over de verschillende wereldbeelden en narratieven!
Dank je Chaya, je spreekt verstandige woorden. En de ‘couleur locale’ is heel welkom. Het ga je goed.