Mogelijk is niet iedereen van de stad schuldig. Noach 5785: een mens in zijn tijd

Noach

beeldmerk Parasja

Het woord genocide is een term die we dezer dagen te pas en te onpas horen. Het is een politiek statement, een makkelijk verwijt dat naar zijn aard afschuw oproept. 

Maar door het gratuite geroep dreigt de werkelijke betekenis van dit woord te verdwijnen: handelingen gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen (Artikel II van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide). 

Dat is merkwaardig: het is maar iets meer dan een eeuw geleden dat het Ottomaanse rijk zich op een wrede en systematische manier ontdeed van zijn Armeense bevolking, nog maar tachtig jaar geleden dat het naziregime hun industriële massaslachting van de Europese Joden ten uitvoer bracht en maar dertig jaar geleden dat in het Grote Merengebied in Afrika in een periode van honderd dagen ongeveer een miljoen Tutsi’s en Twa efficiënt werden uitgeroeid. 

Los van het feit dat al deze voorbeelden gemeen hebben dat Westerse landen zich er nooit erg om bekommerd hebben, zouden ze ten minste duidelijk moeten maken wat een genocide is. En vooral ook: wat geen genocide is.

Over genocide in Rwanda verscheen in 2003 een boek van de hand van de Canadese generaal Roméo Dallaire, Shake Hands with the Devil: The Failure of Humanity in Rwanda (Random House, 2003). Dallaire was de commandant van de United Nations Assistance Mission for Rwanda (UNAMIR), die tot doel had om de rust in Rwanda te bewaren. In zijn boek beschrijft Dallaire hoe hij, vrijwel vanaf het begin van zijn missie, begrijpt dat van het bewaken van vrede geen sprake kan zijn. 

Hij ziet het vullen van de wapenopslagen, hoort de haat en voelt de donkere dreiging van de massamoord opdoemen aan horizon. Niettemin is hij niet in staat om daar iets aan te doen: zijn troepenmacht is (opzettelijk) veel te klein, Frankrijk en België spelen een dubbelspel en de Verenigde Staten willen hun vingers niet branden aan een Afrikaans intern conflict. 

De vredesmacht die er is, wordt uiteindelijk alleen gebruikt om Europeanen (lees: blanken) te evacueren. Dallaire keert na dertien maanden, als de genocide voltooid is, gedesillusioneerd terug naar Canada, kampend met PTSS en alcoholisme.

Noach en Dallaire

De situatie van de naamgever van de parasja van deze week, Noach, doet in veel opzichten denken aan de situatie van Dallaire.

We lezen in de parasha dat er een gruwelijke dreiging boven de mensheid hing ותשחת הארץ לפני האלקים ותמלא הארץ חמס … ויאמר אלקים לנח קץ כל בשר בא לפני כי מלאה הארץ חמס מפניהם והנני משחיתם את הארץ “De wereldbewoners waren, in het aangezicht van Gd, slecht, de wereld was vol van verdorvenheid … Gd zei tegen Noach, voor Mij is het einde van al het leven gekomen, want de wereld is door hen [= de mensheid] vol van verdorvenheid. Ik zal ze, samen met de wereld vernietigen.” (Bereshiet 6:11-13)

Hoewel deze woorden absoluut klinken (“Ik zal de mensheid vernietigen”), weten we datשערי תשובה לעולם פתוחין “de poorten van inkeer altijd geopend zijn” (Echa Rabba 3:15). Hoewel de dreiging groot was, was het lot van de mensheid nog niet bezegeld. Hier wordt ook op gehint in het vervolg, wanneer de Tora vertelt dat Gd aan Noach de opdracht geeft om een, zeker voor zijn tijd, gigantische ark te bouwen, zodat in ieder geval hij, zijn gezin en bepaalde dieren gered kunnen worden. Rashi, gebaseerd op de Midrash Tanchuma, legt de reden uit dat Noach op deze omslachtige wijze werd gered: למה הטריחו בבניין זה? כדי שיראוהו דור המבול עסוק בבניין זה מאה ועשרים שנה, ושואלים אותו: מה הוא זאת לך, והוא אומר להם: עתיד הקב”ה להביא מבול לעולם, אולי ישובו “Waarom belastte [Gd] hem met deze bouw [van de ark]? Zodat het geslacht van de zondvloed hem er 120 jaar lang aan zou zien werken en hem zouden vragen: ‘Waar heb je dit voor nodig’ en hij kon antwoorden: ‘Gd staat op het punt een vloed over de wereld te brengen’ en zij misschien tot inkeer zouden komen.” Niettemin faalt Noach in zijn missie. De mensheid komt niet tot inkeer en de catastrofe voltrekt zich.

Het is niet goed voorstelbaar hoe Noach zich gevoeld moet hebben. De hele wereld die hij kende was, letterlijk weggespoeld. Maar de Tora geeft wel een indicatie van hoe het met Noach verder gaat aan het einde van de parasja. ויחל נח איש האדמה ויטע כרם. וישת מן היין וישכר ויתגל בתוך אהלה “Noach, de man van de aarde, verlaagde zichzelf [cf. Rashi] en plantte een wijngaard. Hij dronk van de wijn en werd dronken, ontblootte zich in zijn tent.” (Bereshiet 9:20-12). 

Survivors guilt 

Het lijkt er sterk op dat ook Noach te kampen krijgt met wat psychologen survivors guilt noemen. Evenals zijn moderne tegenhanger zoekt hij zijn toevlucht tot alcohol, met alle gevolgen van dien.

Dallaire had later in zijn leven niet alleen te maken met zijn eigen gevoelens van onmacht over het voorkomen van de Rwandese genocide, maar ook met de vraag of hij wel alles gedaan had om die te voorkomen. Ook dit zien we weerspiegeld in de manier waarop traditioneel naar zijn verre voorganger wordt gekeken. Deze is op zijn minst ambivalent te noemen.

De eerste pasoek van de parasja luidt: אלה תולדת נח נח איש צדיק תמים היה בדרתיו “Dit is de geschiedenis van Noach, Noach was, in zijn tijd, een rechtschapen mens” (Bereshiet 6:9) De gemara merkt op deze pasoek op dat [נח איש צדיק תמים היה בדורותיו] א”ר יוחנן בדורותיו ולא בדורות אחרים וריש לקיש אמר בדורותיו כ”ש בדורות אחרים “Noach was in een rechtschapen man in zijn tijd. Hierover zei Rabbi Jochanan – in zijn tijd [waarin de standaard niet al te hoog was, werd hij als rechtschapen gezien], maar niet in andere tijden. Resh Lakish zei: in zijn eigen tijd [waarin corruptie welig tierde, slaagde hij erin om rechtschapen te zijn], dan toch zeker in andere tijden.” (Sanhedrien 108a).

Noach en Awraham

In zijn verklaring op deze pasoek haalt Rashi deze passage uit de gemara aan, maar maakt hij een subtiele aanpassing. In zijn samenvatting van de mening van Rabbi Jochanan schrijft Rashi:לפי דורו היה צדיק, ואילו היה בדורו של אברהם לא היה נחשב כלום “In zijn eigen tijd was hij een rechtschapen mens, maar als hij had geleefd in de tijd van Awraham dan had hij niet in hoog aanzien gestaan.” Deze aanpassing is niet zomaar. 

Door Noach met Awraham te vergelijken, verwijst Rashi subtiel naar de verschillende manieren waarop de beide mannen omgingen met een aangekondigde vernietiging. 

We zullen over twee weken lezen hoe Awraham wordt geconfronteerd met de mededeling dat Gd de steden Sdom en ‘Amora totaal wil vernietigen. Maar anders dan Noach, bij wie we geen woord van afkeuring of verzet lezen, accepteert Awraham dit oordeel van Gd niet. האף תספה צדיק עם רשע “Zal u de goeden samen met de kwaden uitroeien?” (Bereshiet 18:23) vraagt hij. 

Mogelijk is niet iedereen van de stad schuldig – השפט כל הארץ לא יעשה משפט “Zou de rechter van de hele wereld onrecht doen?” (Bereshiet 18:25) Awraham lijkt zich actief in te spannen om het oordeel van Gd af te wenden.

Noach en Moshe

Misschien nog wel krachtiger dan dit is de vergelijking die de Zohar maakt tussen Noach en Moshe

De Tora vertelt dat na de zonde van het gouden kalf, Gd aan Moshe aanbiedt om alleen met hem een nieuwe start te maken. De Zohar beeldt zich dan de volgende conversatie in (in een Hebreeuwse vertaling van het middeleeuwse Aramees):בשעה שאמר לו הקב”ה למשה ‘ועתה הניחה לי וגו’ ואעשה אותך לגוי גדול וגו’, מיד אמר משה ‘וכי בשביל טובתי אעזוב דינם של ישראל ולא אבקש רחמים עליהם? עתה יאמרו כל בני העולם שאני הרגתי לישראל כמו שעשה נח’ “Toen Gd tegen Moshe zei: ‘Laat mij … uit jou een groot volk maken,’ antwoordde Moshe: ‘Zal ik een gunstig oordeel voor het Joodse volk voor mijn eigen bestwil verzaken en niet voor hen om genade smeken? Straks zullen de mensen van de wereld zeggen dat ik de dood van Israël heb veroorzaakt, net zoals Noach dat deed.” (Zohar, Noach 25:180) 

De Zohar suggereert dat Noach, door zijn schijnbare lijdzaamheid (of mogelijk: doordat hij koos voor het redden van zijn eigen gezin) rechtstreeks schuld had aan de verschrikking van de zondvloed.

Rechtschapen mens

Toch is dit maar de helft van het verhaal. Hoewel Noach mogelijk meer had kunnen doen om de zondvloed af te wenden, noemt de pasoek hem een tsaddiek (een rechtschapen mens – een eer die verder in Tora aan niemand toekomt), die bovendien מצא חן בעיני ה’ “gunst vond in de ogen van Gd” (Bereshiet 6:8). Niet alleen dat – de eerder aangehaalde passage van Gemara lijkt terecht te zeggen dat het een prestatie is om in een corrupte tijd een rechtschapen mens te zijn. En misschien wel het belangrijkste: het staat vast door Noach de mensheid, de wereld kon voortbestaan. Een totaal ander beeld dan wat we hiervoor zagen. Hoe combineren we deze perspectieven?

Zoals zo vaak in het Tora is het antwoord complex en genuanceerd. Beide manieren van kijken schetsen een juist beeld van Noach. Zowel het perspectief van Noach die tekortschoot, als het perspectief van Noach als redder van de mensheid. 

Gevoelens van inadequaatheid 

Het is een refrein geweest van de afgelopen maanden, maar helaas nog steeds waar: dit zijn moeilijke tijden. Velen van ons zullen zich bij hun handelen afvragen hoe hun voorgangers iets gedaan zouden hebben of hoe de geschiedenis over hen zal oordelen. 

Of we wel genoeg voor de ander gedaan hebben, of we de uitdagingen van onze tijd wel op de juiste manier zijn aangegaan. Het is goed mogelijk dat er anderen waren of zullen zijn die die dingen beter zouden hebben gedaan. 

Maar de beide manieren van kijken naar Noach leren ons een belangrijke les die ons mogelijk kan helpen om om te gaan met gevoelens van inadequaatheid – zeker in deze tijden. 

Het goede 

We moeten misschien van Noach meenemen dat we de stormen die ons tegemoet komen niet defaitistisch moeten aannemen. We moeten misschien nog meer ons best doen om de wereld in kleine stapjes beter te maken. Voor wanhoop is nooit reden. 

Wij zijn in het hier-en-nu en worden beoordeeld als de mensen die we zijn – in onze eigen tijd. 

Moge ieder van ons zich blijven inzetten om het goede te doen.

Sjabbat sjalom

Over Joel Erwteman 9 Artikelen
Joel Erwteman is getrouwd met Natalya Godschalk en vader van Avigdor, Joeda, Froukje en Shai. Hij spreekt wekelijks in AMOS op vrijdagavond over de parasja. In een grijs verleden haalde hij een graad aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium, tegenwoordig vult hij zijn dagen met het bestuderen van de Daf Yomi. In zijn vrije tijd is hij advocaat ondernemingsrecht.

3 Comments

  1. Kol Hakavod (vrije vertaling: Petje af) voor deze, onderbouwde, benadering van Joel.
    Doe dagelijks je best en: Houd moed ende despereert niet!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*