Hoe komt het dat de Gerard Dou synagoge de enige Asjkenazische sjoel in Amsterdam is die in de oorlog volledig gespaard is gebleven?
De sjoel zou zó goed tussen de huizen van de Pijp passen dat de bezetter niet zag dat het een sjoel is. Daarnaast zouden de buurtbewoners er in de Hongerwinter samen voor hebben gezorgd dat het gebouw niet werd geplunderd, zoals bij de andere sjoelgebouwen gebeurde.
Daardoor staat er inmiddels al sinds 1892 tussen de andere huizen midden in de Amsterdamse wijk de Pijp, een wonderlijk intiem sjoeltje.
Rood metselwerk met witte ‘speklagen’
Wie goed kijkt aan het einde van de Gerard Doustraat bij de Nicolaas Berchemstraat ziet een pittoreske gevel in rood metselwerk in de stijl van de laat negentiende-eeuwse Neorenaissance.
De gevel wordt afgewisseld met horizontale witte stroken die bij andere gebouwen zonder problemen speklagen worden genoemd.
In de voorgevel zie je op het dak twee grappige torentjes en boven de hoofdingang is er een klassiek fronton (bekroning van de gevel) met classicistisch driehoekje (een timpaan), een motief dat in de sjoel herhaald is boven de nis van het Aron haKodesj.
Nauwe zij-ingang
De dubbele deuren van de hoofdingang worden zelden gebruikt, je komt binnen door een relatief nauwe zij-ingang. Dat maakt de verrassing van het interieur des te groter: de indrukwekkende sjoelruimte die uitkomt op het Aron haKodesj. Daarboven verheft zich het grote kleurige glas-in-loodraam waar het zonlicht doorheen komt. Dat licht heeft grote invloed op de sfeer van de sjoel. De rode letters van de Hebreeuwse tekst midden in het raam staan in de achtergrond van een soort glasscherven die doen denken aan de stenen tafelen waar de tekst naar verwijst.
Mijn vader ging meestal naar de Lekstraatsjoel, maar voor de herinnering aan het vooroorlogse Amsterdam ging hij ook regelmatig naar de Gerard Doustraat. Dat was het enige overgebleven Hollandse chewresjoeltje in Amsterdam, waar de authentieke melodieën en gewoontes in ere werden gehouden.
Veters en gaatjes voor de namen
De Gerard Dou was een sjoel met geschiedenis en een zekere standing. Er bestaat nog steeds een boekje met de namen van de mannen die voor de oorlog naar de sjoel kwamen, waarin werd bijgehouden wie tijdens de dienst een bijdrage toezegde voor een mitswe die hij had gekregen.
Dat gebeurde heel ingenieus met veters die in gaatjes bij de namen werden gestoken. Dat systeem kon worden gebruikt zonder dat op sjabbat werd geschreven. Het was ook de sjoel waar tweemaal per jaar door de opperrabbijn van Amsterdam een ‘Halachische Voordracht’ werd gegeven. Als vrijwillige chazzan was mijn vader een belangrijke schakel in de geschiedenis van de sjoel en het naoorlogse voortbestaan ervan.
Bruin en versleten
Toen wij (mijn vrouw Cootje en ik) er eind van de jaren negentig kwamen kijken, maakte het gebouw een heel oude indruk, alsof de tijd was blijven stilstaan: donker, bruin en versleten. Er was genoeg geld voor de restauratie van de sjoel en wij hebben er met veel plezier en heel intensief aan gewerkt.
Op sjabbat waren er nog maar weinig mensen en al heel lang werd er gedacht dat de sjoel niet meer zou bestaan als de sjoelgangers van die dagen er niet meer zouden zijn. Maar de sjoel is er nog steeds en ook de Hollandse traditie en het Amsterdamse chazzanoet zijn er nog steeds aanwezig. Er is inmiddels alweer een nieuwe generatie actief, met een jonge rabbijn en een jonge voorzitter van de Vereniging Hulpe Israels, zoals de sjoelgemeenschap al sinds 1877 heet.
Emanuel Marcus Rood
Op de bouwtekening uit 1891 van Emanuel Marcus Rood werd het gebouw nog eenvoudig een ‘bidlokaal’ genoemd, maar inmiddels geldt de Gerard Dou als een zeldzaam voorbeeld van een vooroorlogse verenigingssjoel. Het is door zowel het Rijk als de gemeente Amsterdam officieel erkend als architectonisch monument.
Emanuel Rood was eerst aannemer, in 1883 van het Beit Hamidrasj in de Rapenburgerstraat (een ontwerp van de toen bekende architecten vader en zoon G.B. Salm en A. Salm GBzn), bij de Gerard Dou was hij zelf de architect die het ontwerp van de sjoel heeft getekend. Later werd hij de architect van de Joodse Gemeente.
Waar ging het om bij de restauratie?
Het was voor ons leuk om uit te zoeken wat het karakteristiekste was dat bij de restauratie behouden moest worden. Ging het erom het gebouw weer precies in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen? Of om het te moderniseren, danwel om te laten zien hoe er in de loop der jaren mee is omgegaan als een stukje geschiedenis dat moet worden bewaard …
lees het volgende week in deel 2 van De Gerard Dou
Myn grouutvder, Samuel Keizer woonde in de Gerard Dou. Was zeker naard de sjoel gegaan. Al ik Nederland bezoek zou i graag weten wanneer ik die Sjoel kan bezoeken
Beste Izak, misschien hebben we je het al eerder gevraagd.
Weet je door wie de parochot in de Gerard Dou sjoel zijn gemaakt?
Met hartelijke dank en -groet, Max van Praag