Wie gelukkig is, blijft thuis 

Het is zomer en de zomervakantie bepaalt het leven. Stille straten, lege parkeerplekken, rolluiken voor winkels met bordjes ‘weer open eind augustus’, dichte theaters en podia, vrienden die met vakantie zijn, of nog op vakantie gaan, allemaal tekenen van Le Grand Départ.  

Amsterdammers vertrekken massaal naar elders, dromend van vrijheid en ‘niets doen’. Om dezelfde reden overspoelen mensen van elders de binnenstad van Amsterdam, dit jaar 23 miljoen toeristen.

Ik blijf thuis

Het is geen kwestie van afkeer van reizen, of iets hypocriets als vliegschaamte, maar van een totaal ontbreken van reislust. In Het Parool las ik dat columnist Theodor Holman ook niet met vakantie gaat. ‘Niets doen’ valt niet onder zijn definitie van genieten. Wat je dan wel op vakantie moet doen, vraagt zijn vriend. Holman antwoordt: “Studeren, het verleden, andere culturen” (Het Parool 13.7.2024) Herkenbaar. 

Vakantie elders interfereert met de dingen die ik thuis aan het doen ben: lezen, studeren, schrijven, tekenen, koken, wandelen met de hond, nadenken, begrijpen waarom je leeft etc.

Vakanties op het eiland

Jaarlijks op vakantie moeten, zit sowieso niet in mijn systeem. Ik groeide op in de jaren zestig en zeventig in een Cubaans gezin op Curaçao. In die tijd gingen alleen de superrijken en zij die om de zoveel jaren betaald verlof kregen, met vakantie naar het buitenland. 

De rest bleef, net als wij, tijdens alle vakanties op het eiland. In de zomervakantie nam mijn vader twee weken vrij en gingen we iedere dag in zee zwemmen. Soms haalden we een ijsje bij Tasty Freeze of gingen we naar de Kentucky Fried Chicken dat net een filiaal op het eiland had. Zaterdag kregen we een kroketje en een cola op het Gomezplein in Punda en soms aten we bij de Chinees. Voor de rest zaten en aten we thuis, speelden spelletjes, lazen boeken, sliepen, tekenden, keken tv of deden gewoon niks. Verveling? De zes weken durende zomervakantie was voorbij voordat je het wist. 

Biografie van een rivier 

Het massaal op vakantie gaan is historisch gezien een recent verschijnsel. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw verliepen de zomervakanties in Europa zoals de mijne op Curaçao: de meeste mensen bleven in eigen land. Het is nu moeilijk voorstelbaar, maar het Europese ideaal van het goede leven was niet de hele aardbol rondreizen, maar thuis zijn. 

Het boek Donau, de biografie van een rivier van de Italiaanse schrijver Claudio Magris, dat ik deze zomer lees, beschrijft de Duitse plaats Sigmaringen waar een oud kasteel staat.

“Een van de Latijnse motto’s die met het gezag van een dode taal de zalen van het kasteel Sigmaringen tooit”, schrijft Magris, “prijst de liefde voor de geboortegrond, de geest van de honkvaste mens die wortel heeft geschoten in zijn woning en geen behoefte heeft om die te verlaten: Domi manere convenit felicibus ofwel ‘wie gelukkig is, blijft thuis’.*

Stigma

Mooie, aansprekende gedachte, met welbekende schaduwkanten. Lange tijd kleefde er een stigma aan zij die, zoals de Roma, het reizen als levenswijze hadden. Heel diep was het Europese vooroordeel ten opzichte van het verstrooide en verdreven Joodse volk dat zich (voor de stichting van de Staat Israël) van land tot land bewoog en geen thuis vond. 

De legende van de ‘wandelende jood’ was wijdverbreid in een christelijk Europa dat het joodse dolen zag als een terechte straf voor de vermeende schuld van de Joden aan de kruisdood van Jezus.

Genotzuchtige Europeaan versus vluchtelingen.

Oude vooroordelen die in onze tijd, in een nieuw jasje, tevoorschijn komen als het om migranten en asielzoekers gaat. Terwijl de Europese mens zich genotzuchtig massaal verplaatst over de aardbol, huis en haard zorgeloos achterlatend in de zekerheid van een veilige terugkeer, komen andere mensen naar Europa, niet omdat ze zo graag reizen, maar daartoe gedwongen door oorlog en armoede. 

Ze weten niet of ze hun thuis ooit terug zullen zien, worden minachtend gelukzoekers genoemd, aan de grenzen van Europa tegengehouden of in erbarmelijke vluchtelingenkampen ondergebracht. Daar droomt de vluchteling van een thuis en thuis-zijn.

Maria Cuartas
Vrouw en fiets, pentekening met waterverf, 2024

Miami

Twee keer werd het vakantiepatroon van mijn jeugd op Curaçao doorbroken en ging ons gezin met vakantie naar het buitenland. Beide keren naar Miami. De eerste keer in 1971. Niet toevallig in hetzelfde jaar dat ons gezin het Nederlandse paspoort verwierf en we eindelijk na jaren van staatloosheid normaal konden reizen. 

In Miami beleefden we het emotievolle, hartelijk weerzien met familie en vrienden, Cubaanse ballingen zoals wij, die uit Fidel Castro’s Cuba waren verdreven en die elkaar al meer dan tien jaar niet hadden gezien. Beide reizen herinner ik me als een overvloed van vreugde en geluk. De afstand, vreemdheid en eenzaamheid die we als Cubaanse ballingen in onze nieuwe vaderlanden ondervonden werden tijdelijk opgeheven door het samenzijn met familie en anderen die tot onze vanzelfsprekende sociale kring behoorden.

‘Wie gelukkig is, blijft thuis’, lezen we bij Magris. 

Ik blijf deze zomer thuis.

*Donau, biografie van een rivier, Claudio Magris, 4e druk, 2007 Uitgeverij De Bezige Bij


cover: uit het schetsboek van Maria Cuartas, 2024

Over Maria Cuartas 24 Artikelen
Geboren in Havana, Cuba, opgegroeid op Curacao. Familie met Cubaanse, Spaanse, Curaçaosche en Sefardische wortels. Studeerde Nederlands Recht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Woont en werkt in Amsterdam sinds 1985. Thema’s: het leven in brede zin met aandacht voor het Joodse daarin - maar niet alleen dát.

3 Comments

  1. Wat een mooi inspirerend verhaal
    Ik blijf ook thuis en dompel mij onder in lezen en leren over de Caribische geschiedenis. Niet alleen in boeken, maar ook in Amsterdamse bijeenkomsten zoals gisteravond in No Limit. Nog drie ongetwijfeld prachtige avonden te gaan naast de Tula-lezing en het kritisch lezen van ‘Kerk en slavernijverleden’. Wie weet komen we elkaar weer gauw tegen!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*