Geld sjnorren zat er al vroeg in

logo Ephraim vertelt, met twee diamantjes op de i

Mijn eerste sjnor-acties waren al op de lagere school waar ik eens per jaar kinderpostzegels verkocht. 

Toen ik tien of twaalf jaar oud was ging ik al voor het JNF, Joods Nationaal Fonds, de straat op om geld op te halen voor de Toe Bisjwat-actie. 

Je moest je op zondagmorgen melden in de Johannes Vermeerstraat op het kantoor van het JNF. Je kreeg toen een rieten mand vol zakjes amandelen en een adressenlijst. Je bezocht verschillende families en verkocht amandelen voor de Toe Bisjwat-actie. 

Met Rosj Hasjana had je de honingactie met kleine potjes honing. Voor Sjavoeot een kaart met gedroogde bloemen uit Israël. Wellicht heb ik nog wat vergeten? 

Jeugd Aliya

In de eerste klas van het Maimonides Lyceum, ik was toen twaalf, kregen we voor de verkoop wenskaarten voor de Jeugd Aliya. In de schoolpauze ging ik naar het kantoor van mijn vader, om de hoek in de Diamantbeurs. Hij had een druk kantoor, daar verkocht ik de eerste vijftig kaarten. Ik rende terug naar school om meer kaarten op te halen.

Papa nam me mee naar de kantine waar werd gegeten, kaarten gespeeld, geschaakt en backgammon gespeeld. Mijn vader vroeg even om aandacht: mijn zoon Ephraim verkoopt Jeugd Aliya kaarten voor Israël. In tien minuten had ik tweehonderd kaarten verkocht. Vroeger werd alles natuurlijk contant betaald. Het geld stroomde binnen. 

Een aantal mensen gaf briefjes van honderd gulden zonder dat ze kaarten wilden. 

Refuseniks

Ik werd de grootste verkoper van de school. Tijdens de Zesdaagse oorlog in 1967 collecteerde ik in de Diamantbeurs voor de CIA, de Collectieve Israël Actie. Een vriend van Caransa maakte voor mij een afspraak met hem, daar kon ik meteen langs komen en dat was niets voor niets.

Ik haalde toen grote bedragen op. Als jonge man werd ik gevraagd voor het bestuur van het Oost Joods Verbond, voor verjonging van het bestuur. Wij haalden geld op om pakketten te kunnen samenstellen voor de Russische Joden, de Refuseniks, die te kennen gaven naar Israël te willen emigreren en daarop hun baan verloren. Hoogleraren werden uit de universiteit gegooid en waren brodeloos. Veel van hen zijn toen opgepakt en veroordeeld als landlopers omdat ze geen baan hadden. 

Wij zorgden dat de pakketten op de juiste adressen kwamen, die we kregen uit betrouwbare bronnen. Wij betaalden niet alleen de inhoud van de pakketten maar ook de invoerbelasting. We ontvingen van al die pakketten ontvangstbewijzen. De inhoud varieerde telkens weer. 

Actuele kaart, tegenwoordig ‘certificaat’ van het JNF, het Joods Nationaal Fonds

Transistorradio’s, nylonkousen, synthetische bontjassen en vele andere zaken. Deze pakketten werden op de zwarte markt verkocht. Van de verkoop van één pakket kon een familie een half jaar leven.

Later kwam ik in het bestuur van Young Leadership, de jongerenafdeling van de CIA, waarvoor we ook geld ophaalden. We bezochten families, bedrijven deden telefoonacties en organiseerden Missions, ofwel reizen met een missie, naar Israël die heel bijzonder waren, en er werd veel geld opgehaald. 

Deze missies worden nog steeds georganiseerd, zowel voor jongeren als ouderen. We organiseerden ook feestavonden, veilingen en andere evenementen en altijd met het doel om geld op te halen voor sociale doelen in Israël. 

Sociale nood

Ik zal nooit vergeten dat ik tijdens een telefoonactie een meneer aan de lijn kreeg die ik vroeg waarom hij de CIA geen geld meer gaf sinds enige jaren. Ik had een lijst met zijn giftenpatroon. De man had vele jaren bedragen gegeven tussen de vijf -en tienduizend gulden.

Hij vertelde me dat hij het oneens was met de rechtse politiek van de staat. Ik vertelde hem dat de sociale nood nog groter was geworden, en dat we geen politieke instelling zijn.

Toen zei hij, ik ben nog niets eens Joods, dus ik hoef helemaal niets te geven. Ik was even sprakeloos. Maar meneer waarom heeft u dan jarenlang prachtige bedragen gegeven? Mag ik zo vrij zijn naar uw beroep te vragen? Ik ben hoogleraar. Ik zei dat ik erg onder de indruk was dat hij überhaupt Israël een warm hart toedroeg. Het einde van het verhaal was dat hij mij bedankte voor het warme gesprek en dat hij weer tienduizend gulden zou overmaken.

Ervaring

Ik heb veel te danken aan de ervaring die ik heb opgedaan bij de verschillende organisaties, ook zeker acht jaar lang als raadslid van de Joodse gemeente Amsterdam, de NIHS, in de commissie sociaal en pastoraal werk. Daar heb ik een ‘psychologische praktijk’ aan over gehouden.

Al deze ervaringen hebben me een leidraad voor mijn leven gegeven.


cover illustratie Françoise Nick

Over Ephraïm Goldstoff 90 Artikelen
Ephraïm Goldstoff (1949) groeide op in de oude Joodse Plantagebuurt tegenover Artis. Na het Maimonides volgde hij verschillende opleidingen in de diamantwereld. Goldstoff vervult vele bestuurlijke functies onder meer voor Bnei Akiwa, Oost-Joods Verbond, OSE (Organisation Secours aux Enfants), Young Leadership CIA, The Feuerstein Institute (Jerusalem). Hij is bestuurslid van Maccabi tennis en van de RAS (Rav Aron Schuster Synagoge) en de Stichting Eerherstel Joodse Begraafplaats Zeeburg. Goldstoff is voorzitter Stichting Naleving Washington Principles, raadslid NIHS, lid ledenraad Joods Maatschappelijk Werk, voorzitter Stichting Dutch Friends of The Feuerstein Institute. Ephraïm Goldstoff is zelfstandig ondernemer in oude en antieke juwelen en edelstenen. Nog steeds werkzaam en kantoorhoudend in de Diamantbeurs.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*