Met mijn zoon Chagai rijd ik van München naar Wenen, we waren zakelijk onderweg. Chagai werkte toen bij mij.
We kwamen aan bij ons hotel, het befaamde Sacher Hotel, waar ik stamgast was. We komen bij de incheckbalie. Ik werd begroet met ‘Grüss Gott Herr Goldstoff’.
Wir haben ein Problem. Misschien heeft u een probleem, maar ik niet. Wir haben kein Zimmer für Sie. Ik kijk de man onnozel aan. Ik heb hier altijd een kamer, altijd dezelfde kamer met een speciale prijs. Het hotel is meestal halfleeg. Wat is er aan de hand?
Er is een Fussball Mannschaft. Hier in mijn hotel? Waar komen die vandaan, wie zijn het? Dat moet ik even informeren en hij verdwijnt naar achteren.
Aus Amsterdam
Aus Holland, aus Amsterdam. Ajax? Vraag ik. Dat moet ik even vragen, Herr Goldstoff. Ja, Ajax.
Ajax komt hier eenmaal in twintig jaar, ik kom hier zes keer per jaar. Er moet een kamer voor ons zijn, zeg ik. Ga maar met de directie praten. Dit is onacceptabel. Even later komt hij terug.
We hebben inderdaad nog een kamer vrij. Het is de presidentiële suite. Dat kan me niet schelen, geef mij die kamer. Ik heb hier een vaste prijsafspraak en betaal niets meer. Deze suite kost omgerekend van Shillings naar tweeduizend mark per nacht. Dat interesseert me niet. Ik wil die suite voor mijn prijs. Anders kom ik nooit meer terug.
Er wordt heen en weer gelopen tussen de directie en mij. Eerst werd de prijs duizend, toen zeshonderd mark. Lager gaan we niet.
Dan zien jullie mij nooit meer terug. Ze lieten me gaan. We gaan naar een hotel om de hoek. Onvergelijkbaar met het Sacher.
Woensdagavond
Papa, woensdagavond speelt Ajax de finale tegen AC Milan van de UEFA Champions League, hoe komen we aan kaartjes? Ga ik regelen, mijn zoon. Vanavond heb ik twee kaartjes voor ons.
We gaan naar het Haas-haus. Een prachtig gebouw, ontworpen door architect Haas, tegenover de grote Stephansdom, Am Stephansplatz.
In het Haas-haus bevindt zich op de bovenste verdieping een beroemd restaurant Do & Go met een grote bar een etage lager.
Niki Lauda, de wereldberoemde F1 coureur, zit daar altijd. In 1977 hebben we hem op de F1 race op Zandvoort onze Goldstoff Racing Trofee mogen overhandigen toen hij de race won. Niki probeert al jarenlang zijn Goldstoff Trofee aan mij te verkopen. Hij wilde nooit een prijs noemen en wilde van mij een bod krijgen, maar dat feest ging niet door. Later bleek, na zijn overlijden, dat hij die trofee meteen al in Zandvoort had verkocht aan Toine Hezemans, een bekende coureur en vriend van mij.
Niki, hör mal, du kannst mir einen Gefallen tun, ich brauche zwei Karten für Ajax. Kom maar mee naar de bar.
Hier zijn mijn twee Hollandse vrienden, ik heb voor woensdag twee kaartjes nodig. Binnen een minuut werden ons twee kaarten aangeboden. Prijs duizend Mark per kaart. Ik geloof dat je niet normaal bent, zei ik. Dat is de gangbare prijs op de zwarte markt.
Ik wil hier nog even over nadenken, zei ik. Ik bel je morgenochtend om 09.00 of ik ze neem. Dankend nemen we afscheid. Papa, dat ga je toch niet doen, zegt Chagai. Ik heb een idee. We gaan terug naar ons hotel. Ik bel mijn oom Izak Grossfeld in Wenen.
Boejo Gutmann
Grossfeld, een neef van mijn vader uit Krakau, was apotheker. Hij vertelde me eens, lang geleden dat zijn beste vriend iets met voetbal te doen had.
“Ietsje, heb je die vriend nog die iets met voetbal te maken had”? Ik had Boejo, zijn roepnaam, vaak ontmoet in het Sjtiebel, in de Greenangergasse, waar ook mijn oom dawwende. Herr Gutmann was zijn naam.
Ja, hij is nog steeds mijn beste vriend. Doe me een mitswe, bel hem, ik heb twee kaartjes nodig voor Ajax. Voor Ajax? Dat is een wasmiddel, ja, dat weet ik, maar ook een voetbalploeg. Is één kaartje niet genoeg? Ik ben met mijn zoon hier. Die wil ik Sjabbes ontmoeten, zegt hij. Jullie eten heel sjabbes bij ons. Dat gaat niet lukken, we moeten donderdag weer terug naar Amsterdam. We zijn al twee weken onderweg. Ik zal Boejo bellen. Waar kan ik je bereiken? Mobieltjes bestonden nog niet. Ik geef het telefoonnummer van ons hotel en ons kamernummer.
Even later gaat de telefoon. Ietsje geeft mij het nummer van Boejo. Even later heb ik hem aan de telefoon. Waar logeer je?
Whisky in het Ambassador
In het Ambassador. Als je uit je raam kijkt wat zie je dan? De Kärntnerstrasse. Dan kijk je in een smalle zijstraat. Ja, je blijft aan de telefoon totdat je een oude man met hoed ziet, dan kom je naar de bar van je hotel. Even later staan we in de bar. Boejo, een sympathieke oude baas, kijkt ons aan. Drinken jullie whisky?
Ja, heel graag. Zijn eigen fles komt op tafel, een hele kostbare fles.
We beginnen te drinken. “Ik heb dertig kaartjes”, zegt hij. Ik weet dat ze duizend mark doen op de markt. Dat hoef je niet te betalen. Jullie zijn familie van mijn beste vriend. Ik beschouw jullie als familie van mij.
Het is een principekwestie. Je krijgt ze niet cadeau. Maar je moet me wel de belasting betalen. Ik krijg van jullie vijf mark per kaartje.
Austria Wien
Het zijn geen eretribune plaatsen, maar wel tegenover de eretribune. Jullie zitten tussen al je Ajax-vriendjes uit Amsterdam. Ik ben voorzitter van Austria Wien en heb Ajax te weinig kaartjes gegeven. Ik heb een vak vrijgemaakt voor de Ajax-fans. Ik heb de kaartjes via Niki gecanceld.
Ajax besliste de wedstrijd in de laatste seconde door een goal van invaller Patrick Kluivert met 1-0. In het beroemde Ernst Happel-Stadion van Wenen.
Dat waren mijn herinneringen aan Ajax.
Ik hoop nog vele mooie doelpunten te zien van Ajax in de komende tijd.
cover: screenshot uit bovenstaande video: Ajax in Wenen, Europacupfinale 1995
Geef als eerste een reactie