Het begon zondagochtend met getoeter door mijn Utrechtse straat. Eén reeks is willekeurig, maar reeksen getoeter met tussenpauzes van een half uur, daar is iets aan het gebeuren.
Dat geluid ken ik van de Turkse bruiloften vroeger in Zaandam. Om elf uur had ik het nieuws over het vallen van het Syrische regime al gelezen, het was vers, Nederland werd ermee wakker. Toen het getoeter aanhield en grotere vormen aannam, dacht ik ineens: zou het? Vanuit mijn raam heb ik geen zicht op wat er in de straat gebeurt. Ik bedacht meteen dat ik geen idee heb hoeveel Syriërs of Syrische Nederlanders er in Utrecht wonen. Zoals ik het hoorde, moest de omvang van wat er aan het gebeuren was, groot zijn. Hoe snel kan een samenkomst in de straten ontstaan? Zou dit nu overal tegelijk in Nederland aan het gebeuren zijn?
Om twee uur verliet ik mijn huis en volgde ik de auto’s die uit alle straten stroomden richting het Domplein. En inderdaad: overal Syrische vlaggen, in handen, uit auto’s, op auto’s beschilderd. Het Domplein stond helemaal vol. Op de stoep liep een oudere meneer te zingen in zichzelf, heupwiegend, met een vlag in zijn hand. Toen ik hem passeerde en onze blikken elkaar kruisten, legde hij zijn hand op zijn hart en zei: gefeliciteerd.
Domplein
Ik ben een tijdje op het Domplein gaan staan. Er waren honderden mensen. Mannen, vrouwen, kinderen, leuzen, muziek, alles door elkaar. Met aan de rand wat nieuwsgierige mensen zoals ik. Ik vond het indrukwekkend, ontroerend, aangrijpend. Nee, niemand weet wat er gaat gebeuren – zoals een Utrechtse man me vroeg die misschien wat beschutting bij mij zocht: “Zouden ze weten wat ze te wachten staat?” Nee, zei ik. Misschien wordt het even erg, al dan niet erger. Maar het ging hier niet om zekerheid, het ging om hoop, en soms is het hebben van hoop een feestje al waard.
Pas maandag las ik in de krant dat de bijeenkomst eigenlijk was bedoeld als demonstratie. Dat verklaart de omvang en de georganiseerdheid. Toen ik daar zo stond te kijken en die kennis nog niet had, vroeg ik me af: vanuit welk instinct of welke behoefte doen mensen dit? Feestvieren om een gebeurtenis die (letterlijk) zo ver afstaat van de dagelijkse gang van zaken op het Domplein? Het is deels natuurlijk het willen vieren van vreugde en hoop met gelijken om je heen. Maar volgens mij werd het feestvieren juist versterkt door het feit dat het een feestje was in ballingschap, in diaspora, met zoveel niet-gelijken om hen heen.
Ik zag mensen die niet alleen hun vreugde en hun hoop kenbaar wilden maken, maar ook hun toewijding en vaderlandsliefde; begrippen die voor de gemiddelde Nederlander wat onwennig zijn (en zo stonden sommigen er ook bij). Ik zag mensen die niet alleen wilden vieren, maar daarmee ook iets wilden zeggen, aan wie dan ook: onze geschiedenis doet ertoe, onze toekomst doet ertoe, wij doen ertoe.
Die boodschap stroomde zondag via toeters en vlaggen, leuzen en muziek door alle straten van de binnenstad. Het is het innemen van ruimte, het je laten gelden, niet door middel van protest of demonstratie, maar door middel van feest.
Gedachte-experiment
Wanneer zouden Nederlandse joden massaal de straat op gaan om feest te vieren? Als Netanyahu van het toneel verdwijnt? Als de oorlog stopt? Als een progressieve Knesset zijn intrede doet?
Misschien zijn we er als joodse gemeenschap te verdeeld voor, misschien hebben we een minder eensgezinde visie op wat hoop is en wat niet. Of misschien zijn we er ook wel te voorzichtig, te verlegen, te angstig voor. Toch is het wat mij betreft een interessante vraag.
Hoe kunnen we onze positie niet zien als een waarin we alleen maar te verliezen hebben (democratie, zelfbeschikkingsrecht, land), maar als een waarin we ook ruimte scheppen voor hoop wanneer die zich voordoet.
Zoals ik het zondag de Syriërs gunde, zou ik het ons ook gunnen, om ons te kunnen laten gelden met feest.
cover: fragment uit ShoshkeArt, Artist Zeev Engelmayer’s Daily Postcards bring solace with colorful realism
Geef als eerste een reactie