Maar we zeggen toch “Het volgende jaar in Jeruzalem”?

illustratie Mokum op de Gracht

Mokum op de Gracht is een roman van Lody B. van de Kamp die in feuilletonvorm verschijnt op De Vrijdagavond

Aflevering 34

22 mei 1941

Ook papa moest zijn radio bij de moffen inleveren. Meteen toen hij dit hoorde heeft hij een dubbele plank in het aanrechtkastje gemaakt. Daar zou hij de radio dan kunnen verstoppen achter de grote pot met pekelaugurken. Of hij hem nu ook echt heeft ingeleverd weet ik niet. Ik ga het hem vragen.

Mijn hele leven staat op zijn kop. Direct al  na die aanslag op de brigadier stond Luuc er op dat  ik op zolder in de brandweerkazerne ging slapen samen met Jopie. Luuc vond het te link om thuis te wonen. ‘De politie en misschien de moffen zelf ook zijn vast op zoek naar jullie’.

Hagode

Het is seideravond.  We kijken uit het zolderraam en zien papa met Jaap en Brammetje thuis komen uit sjoel. Er komen nog meer mensen langs. Na een uurtje lopen we heel zachtjes op onze kousenvoeten de gracht op. Om de voordeur vooral niet te laten piepen maakten we deze heel voorzichtig open. Boven aan de trap kloppen we zachtjes aan. Papa maakt de deur een heel klein beetje open. Hij wordt meteen lijkbleek. Trekt ons gehaast naar binnen en draait meteen de deur achter ons op het nachtslot. ‘Waar, waar komen jullie vandaan? Zomaar hier op de gracht?’ Mama komt de gang op, gevolgd door tante Selma. Ik til Brammetje op en Jaap gaat dicht tegen me aan staan. ‘Stil toch allemaal. Straks komt de politie’, jankt tante Selma. Papa staat nog steeds te trillen. ‘Hoe konden jullie hier komen? Is dat niet gevaarlijk?’ Met een ‘nou rustig maar buurman, we zijn Elijohoe Hanowie niet’ kalmeert Jopie de boel. Even later schuiven wij ook aan bij de seidertafel. Brammetje zegt het Manisjtanno en we drinken de eerste twee bekers wijn. Halverwege de avond wenkt Jopie mij met een blik op de klok. ‘We moeten weer naar ons hok, voordat de late brandweerploeg binnenkomt’. Nog met de eerste hap matze gevolgd met chrein in onze mond lopen we even later dicht tegen de huizen aan naar de kazerne.

Chrein

In de kajuit van de Jan van der Heijden brandt licht. We kunnen niet goed door de patrijspoorten zien wie er dienst op de boot heeft dus lopen we maar gauw door. ‘Simon, we hebben wel een stukje overgeslagen van de Hagode. Maar in het laatste stukje zeggen we toch “Het volgende jaar in Jeruzalem”?’ ‘Ja, laten we dat maar hopen. Weg moffen, op naar Jeruzalem’.

Na een week vindt De Zeeuw vindt het in deze grote kazerne toch te gevaarlijk. De hele dag lopen er mensen in en uit. En daar zitten vast ook verraders tussen. Hij brengt ons naar een andere kazerne, in de Dapperbuurt. Onder de slangentoren heeft ie een mooi geheim plekje geregeld. Deze kazerne is veel kleiner en hier komen minder mensen over de vloer. Voor mij is het prima. Tante Selma woont  om de hoek, aan de andere van de markt. ’s Avonds laat piep ik  even bij haar naar binnen om van haar te horen hoe het thuis gaat. Zo vertelt ze dat de politie twee keer voor mij aan de deur is geweest. ‘Maar toen ze jou niet aantroffen hebben ze het waarschijnlijk opgegeven. Ze zijn niet meer teruggekomen.’

Al gauw geef ik mijn bezoekjes aan tante Selma weer op. Ik heb geen zin om haar eeuwige gejammer over oom Levie aan te horen. “Mijn man, jouw oom, komt niet meer terug”. Ja, dat weet ik nu wel. Mijn oom is dood. Maar doordat te zeggen wordt het gejammer alleen maar erger. Iedere keer zo gauw ik goed en wel bij haar boven ben, loopt ze om de haverklap naar het raam en kijkt tussen de spleet van de gordijnen door de straat in. ‘De politie staat toch niet voor de deur om je op te halen?’ Ik houd de bezoekjes aan haar voor gezien. Dan maar geen nieuws van thuis. Luuc vertelt me tussen de bedrijven door dat hij op de gracht mama naar haar werk heeft zien gaan. Ook ziet hij papa ’s avonds op de fiets springen. En zo nu en dan komt hij Jaap en Brammetje tegen op weg naar school. De jongens  moeten nu naar een andere school iets verder de Weesperstraat in, op de Timmertuinen. Die Joodsche Raad heeft daar volgens Luuc een ‘Jodenschool’ van gemaakt.

Voor mij is er geen school meer. ‘Veel te gevaarlijk’ zegt Luuc. Wel zit ik drie keer per week heel vroeg in de ochtend tegenover mijn vroegere rector. Die lieve meester Breedevoort. Hoe hij het te weten is gekomen weet ik niet, maar toen hij hoorde dat ik niet langer naar school kon heeft hij meteen aangeboden om mij toch klaar te stomen voor mijn eindexamen. Ook gaat hij proberen dat examen bij een andere school te regelen. Want ‘als die Duitsers eenmaal zijn opgehoepeld zul je toch naar de universiteit moeten’.

Het werk wat Jopie en ik de afgelopen maanden gedaan hebben, ruiten ingooien, moffen de gracht in duwen, telefoonkabels doorknippen en autobanden lek steken,  hebben we achter ons moeten laten. We krijgen op een ochtend heel vroeg van Luuc de opdracht om onszelf te melden op de Keizersgracht. Daar waar ik ooit mijn enveloppen op moest halen voor de vluchtelingen uit Duitsland. Welk nummer was het ook alweer?  634?  Met die sjieke mensen aan tafel, de dure kopjes. En ook die grote hertenkop aan de muur.

‘Ik ben Cor’.  ‘En noem mij maar Wilma’. Jopie en ik knikken ernstig. ‘Andere namen hebben we niet. Hier zijn jullie papieren. Simon bestaat dus niet meer. Jij bent nu Bernard. En jij’, Wilma geeft een persoonsbewijs aan Jopie, ‘jij bent vanaf nu Freek.’ Ik kijk om me heen. Alle mooie schilderijen zijn van de muren verdwenen. Ook die mooie lamp met al die glazen kraaltjes is weggehaald. Op de plek waar de hertenkop hing is alleen nog maar een vale vlek zichtbaar. ‘Heel belangrijk, nu jullie bij onze verzetsgroep horen, niks meer uitvreten waar jullie geen opdracht voor hebben gekregen. Geen moffen meer in de Amstel duwen of ander kattenkwaad. Met deze dingen brengen jullie onze groep alleen maar in gevaar’. Cor neemt het over van Wilma. ‘Dit betekent niet dat je niks te doen krijgt. Juist omdat jullie de buurt heel goed kennen zijn jullie heel waardevol voor de groep. En daar gaan we gebruik van maken. Morgenavond verwachten we jullie op de fiets bij station Muiderpoort. Iemand die Berend heet wacht daar op jullie. Hij neemt jullie mee naar een plek waar jullie je eerste schietlessen krijgt. Luuc geeft jullie een wachtwoord dat Berend gaat gebruiken. Zo weet je dat je met de goeie vent meegaat. Is dit allemaal begrepen’?  Ik voel me plotseling heel erg trots. Schietlessen. Wachtwoorden. Geheime opdrachten. ‘Ja, ik heb het begrepen’. ‘Ik ook’ zegt Jopie plechtig. ‘Eén ding is vanaf nu heel belangrijk’ vervolgt Wilma haar verhaal. ‘Vanaf nu komen jullie ons niet meer tegen. Er is er maar één die jullie een opdracht geeft. En dat is Luuc. Niemand anders. Is dat ook begrepen?’ We knikken. ‘Ja, begrepen’.

Na de eerste schietles achter op de begraafplaats op Zeeburg volgen er nog veel meer. Schieten met revolvers, met geweren. Brandbommen maken. Deuren forceren. Omgaan met een stinkend goedje, chloroform, en zelfs met springstoffen. Dat zijn nog eens echte scheikundelessen!

‘Jopie, nu zijn we echt goed bezig’. ‘Nu pas?’ Jopie trekt zijn blouse omhoog. In zijn broekriem steekt een revolver. Ik doe een stap terug. ‘Dat maatje van me heb ik al maanden bij me. Je weet maar nooit. Hoe dan ook. Nu is het wachten op onze eerste grote klus.’

Tijdens het wachten  bezorgen we illegale kranten. Helpen we bij in de fik steken van voortuigen en nog veel meer van die dingen. Maar dan komen onze grotere klussen. Aan de overkant van de Amstel wonen veel moffensoldaten. In van die deftige huizen bij het Vondelpark. En ook in scholen en hotels. Midden in de nacht gooien we daar ook brandbommen naar binnen om daarna te maken dat we wegkomen. Natuurlijk altijd in opdracht van Luuc. De moffen zijn woedend. Maar het is belangrijk. Zo ziet dat chajes dat we er ons niet zomaar bij neerleggen, bij alles wat ze in ons land uitvreten.

Vanavond gaat het om iets anders. Op De Dam, bij dat hotel waar papa’s oom en tante logeerden toen ze uit Duitsland waren gekomen, komt straks een of andere hoge ome van die Duitsers langs. In verschillende steegjes in de buurt staan mensen van ons opgesteld. Die vent komt aangereden over het Rokin. Ons steegje heet Papenbroeksteeg. Het is heel smal en het is er donker. Het is miezerig weer. Maar dat hindert niet. Zo zijn er niet veel mensen op straat. In de verte zien we koplampen aankomen. Zijn het drie auto’s? Of zijn het er vier? Ook horen we motoren. Ja, voorop rijden een paar politiemotoren, gevolgd door enkele van die glanzende moffenauto’s. Jopie en ik richten onze geweren. Net als ze bij onze steeg langsrijden klinkt een grote knal. Vlak voor het wiel van een van de motoren komt een brandbom terecht. De politievent valt van zijn motor. Wij schieten in de richting van de auto’s. Ook van andere kanten horen we nu schieten. Het is een hels kabaal. Ineens zien we overal soldaten. Met onze geweren zetten we het op een lopen. Vanuit de steeg komen we door een paar smalle gangetjes op een pleintje. We horen de laarzen van soldaten en blaffende honden. We drukken onszelf plat tegen de gevel aan en wachten tot het geluid wegsterft. Het is al na middennacht wanneer we op ons stekje zijn onder de slangentoren bij de Dappermarkt. Luuc wacht ons daar op. Met een bak hete koffie.

De Wehrmacht in Amsterdam (Foto: Anne Frank.org)

‘Zo jongens, dat is knap werk geweest. Van jullie en van de anderen ook. Iedereen is weer veilig terug. De moffen hebben niemand te pakken gekregen. De hele binnenstad is nog afgezet. Die vent Böhmcker is nooit bij het hotel aangekomen. De auto’s waarvan de banden niet lek waren geschoten zijn met hem halsoverkop naar Den Haag gereden. Weg uit de hoofdstad.’ ‘Böhmcker?  Zo heet hij? Wie is dat?’ ‘Böhmcker is de hoogste baas van de moffen hier in de stad. Hij woont vlak bij het Rijksmuseum’.  Jopie legt zijn arm om mijn schouder. ‘Luuc, je mag best trots zijn op “Bernard en Freek” ‘. ‘Dat ben ik ook. Wis en waarachtig. Als er ooit nog eens een geschiedenisboek wordt geschreven over deze oorlog in ons land staat daar vast in dat de verzetsgroep van Bernard en Freek een aanslag hebben gepleegd op de nazi Hans Böhmcker.’

De nazi’s zijn in alle staten. Dit pikken ze natuurlijk niet. In spanning wachten we af wat er staat te gebeuren. Na aan paar weken weten we het. Opnieuw worden een paar honderd Jidden zo maar op straat opgepakt. Weer een razzia. Jopie haalt zijn schouders op. ‘Oorlog kent zijn prijs’. Ik voel me heel erg schuldig. ‘Hebben wij dit nu veroorzaakt? Zijn die paar kogels voor die Böhmcker de moeite waard voor de levens van de Jidden waarvan we opnieuw niet weten wat er met hen is gebeurd?’ Jopie geeft geen antwoord. Luuc knikt bedroefd. ‘Jongens, ik hoor wat jullie zeggen. Maar dat beest in Berlijn en zijn handlangers mogen nooit het laatste woord hebben.’

De politie als trouwe trawant van de bezetter doet er alles aan om de daders van de aanslag te pakken te krijgen. ‘Simon, twee van de jongens zijn opgepakt. Ze zitten nu in de cel bij de SS. We mogen hopen dat ze niet doorslaan. Dat ze gaan praten. Maar daar gaan jullie niet op wachten. Ik heb een andere plek gevonden voor jullie om onder te duiken. Een eind uit de stad.’

(Wordt vervolgd)

Seideravond: De feestelijke eerste avond van het Pesachfeest.

Elijphoe Hanowie: De profeet Elijahoe die “traditioneel altijd tijdens de seideravond verschijnt”.

Manisjtanno: Een stukje van de Seideravond-liturgie dat door de jongste aan tafel wordt voorgedragen.

Chrein: Mierikwortel of ook wel bitterkruid dat op deze avond wordt gegeten ter herinnering aan de slavernij in Egypte.

Hagode: De liturgie voor de seideravond.

Over Lody van de Kamp 97 Artikelen
Lody B. van de Kamp is rabbijn, schrijver en publicist. Naast het schrijven van historische romans (thema vooral ‘de Jood in de Tweede Wereldoorlog’) publiceerde hij ‘Over Muren heen’, over de kennismaking tussen de Moslim en de Jood in Nederland. Hij publiceert regelmatig in landelijke dag- en weekbladen en is actief binnen de stichting Said & Lody. Hij is één van de oprichters van Yalla!, een stichting die de beeldvorming in onze samenleving wil doorbreken. Lody is lid van ‘Amsterdam Inclusief’, negen meedenkers over het beleid van deze gemeente.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*