Keti Koti, gebroken ketenen, is dit jaar bijzonder omdat het Amsterdamse stadsbestuur eindelijk excuses aanbood voor de slavenhandel waar de stad eeuwenlang mee was doordrenkt.
Sinds 2009 is op 1 juli de herdenking en viering van de afschaffing van de slavernij in het Oosterpark in Amsterdam. Daar staat het Nationaal Monument Slavernijverleden van de Surinaamse kunstenaar Erwin de Vries.
In Suriname, het land dat eeuwenlang bij Nederland (en haar voorganger de Republiek der Zeven Provinciën) hoorde, is 1 juli een nationale feestdag. In Nederland is dat niet het geval.
Nog niet zo hoop ik, want we zouden elk jaar stil moeten staan bij de grootste slavenhouderij in de geschiedenis. Ja, de transatlantische mensenversleping, als sardientjes in een blik geketend in de buik van trotse admiraalschepen, en levenslange uitbuiting op plantages is een Westers project. Vanaf de zestiende eeuw werden tenminste twaalf miljoen mensen in Afrika ‘gekocht’ en over de wereld versleept. Hollanders en Zeeuwen verscheepten minstens een half miljoen mensen die zij levenslang lieten werken als lijfeigenen van hun bazen, ver weg van het thuisland van zowel slavenhouders als slaafgemaakten. Deze mensen uit Afrika verloren alles. Hun naam, familie, dorp, cultuur, geboortegrond. Zij werden vernederd, als minderwaardige wezens gezien, sexueel misbruikt en gemarteld. En gedood als zij wilden ontsnappen. Deze donkere kant van de Europese geschiedenis, met de stad Amsterdam in een hoofdrol, heeft de Nederlandse welvaart en cultuur diepgaand beïnvloed.
De nakomelingen van de slaafgemaakten merken nog dagelijks hoe de raciale hiërarchie, die als bijprodukt van deze handel ontstond, doorwerkt. De zich superieur wanende Europeanen bewezen ‘wetenschappelijk’ dat de ‘beschaafde’ Europeaan ver verheven was bij de ‘dichtbij de dieren staande’ Afrikanen. Eeuwenlang werd dit beeld onderwezen, in kunst en cultuur uitgedragen en als een ‘natuurlijke’ ordening gezien door kerk, staat en burger.
Deze raciale theorie gebaseerd op huidskleur en etnische kenmerken is een Europese uitvinding. In andere culturen, ook de oude Israëlitische cultuur, kwamen slaven uit omringende landen en konden, na vrijlating, opgaan in de algehele bevolking. Dat kon en kan niet met mensen uit een werelddeel ver weg – zij zijn altijd zichtbaar anders, zichtbaar ‘van slaven afkomstig’. In Nederland kan nog anno 2021 met bananen worden gegooid naar donkere voetballers – omdat we eeuwenlang hebben geleerd ‘zij staan dichterbij de chimpansee’. Dat dit wordt weggelachen als geintje, ‘moet je tegen kunnen’, is niets anders dan een vergoeilijking van het diepgewortelde idee dat mensen van Afrikaanse afkomst minder zijn.
Laten we hopen dat 1 juli 2021 het keerpunt is en dat Nederland verantwoording aflegt, excuses aanbiedt en een jaarlijkse Keti Koti herdenking en viering invoert, zodat jaarlijks de bevolking bijscholing krijgt over wat er werkelijk gebeurde in die Nederlandse gebieden verweg. Wat mij betreft verdwijnt gelijktijdig de slaafkarikatuur van de simpele zwarte man die elk jaar wekenlang rondspringt in de straten van elk Nederlands dorp, elke stad, als knecht van de wiize, witte bisschop.
Al jaren ben ik erbij, op 1 juli, bij de indrukwekkende herdenking bij het slavernijmonument van Erwin de Vries. Bij de viering die de hele dag duurt en het gehele Oosterpark in beslag neemt. Ik slenter langs de vele eettenten, wordt gegrepen door prachtige zwarte poppen en zie hoe een meisje verliefd de pop aanraakt die bij haar past. Ik geniet van de muziek, laaf me aan boeken en lezingen en kijk naar de mooie mensen in kleurrijke, traditioneel Surinaamse kledij.
Hier een foto-impressie van de Keti Koti in het Amsterdamse Oosterpark. Hopelijk tot volgend jaar in alle parken van het land.
Geef als eerste een reactie