Professor Poorthuis beweert dat “christenzionisten er als politieke factor eerder waren dan Joodse zionisten.” Dat kan toch onmogelijk kloppen. Heeft hij misschien over het hoofd gezien dat Joodse zionisten hen, historisch gezien, duizenden jaren zijn voorgegaan?
Reactie op het artikel van Marcel Poorthuis in De Vrijdagavond: Bijbel als draaiboek. De grimmige ondertoon van christenzionisten.
Men hoeft slechts de Psalmen te lezen om zijn bewering te weerleggen, bijvoorbeeld de liturgisch populaire Psalmen 126 en 137. Hoe dan ook, hij staat wantrouwig tegenover de ‘grimmige achtergrond’ achter de enthousiaste steun van christenzionisten voor de staat Israël.
Hij vermoedt dat zij hun expliciete steun in feite gebruiken voor hun eigen agenda die op de lange termijn niet per se in het voordeel is van de Joodse staat.
Ik kan sympathie opbrengen voor professor Poorthuis’ sceptische observatie dat in de huidige politieke atmosfeer rond Israël en Gaza (of Israël en de Palestijnen): “een ‘vriend van Israël’ geen kritiek uit en wie kritiek uit geen vriend kan zijn”.
Toch zou ik enkele van zijn argumenten willen bevragen, gezien de complexiteit die bij het uiten van kritiek komt kijken.
Wie zijn die evangelicalen?
Hij richt zijn scherpe kritische blik op de onvoorwaardelijke steun die Christenen voor Israël aan Israël verleent door kritisch te vragen: “Waarop is dat filosemitisme van evangelicalen gebaseerd? Wat is hun verborgen agenda? En wie zijn die evangelicale christen-zionisten eigenlijk?”
Een goede vraag! Waarop hij antwoordt dat “de evangelicalen ervan overtuigd zijn dat de ‘inzameling van de ballingen’ gevolgd zal worden door de wederkomst van Christus.”
Met andere woorden: christenzionisme instrumentaliseert het Joodse zionisme voor zijn eigen verborgen (of minder verborgen) agenda, als voorwaarde voor de terugkeer van hun messias.
Tegen deze achtergrond moeten we niet vergeten dat Joden bijna achttienhonderd jaar lang het slachtoffer waren van christelijke kritiek die niet was bedoeld om hen als Joden te verbeteren, maar om hen te laten verdwijnen.
Joden hebben een begrijpelijke allergie ontwikkeld voor ‘constructief’ advies, vooral wanneer dat van christelijke bronnen komt, hoe goed bedoeld ook.
Wie is zo helderziend om zeker te weten wat de onderliggende motivatie is? Poorthuis beklaagt zich over het feit dat “de Joodse lobby van enkele procenten volledig wordt overstemd door de evangelicale lobby van pakweg twintig procent van de Amerikaanse bevolking.”
Religieuze koorts
Zijn cynische houding ten aanzien van de positieve Joodse reactie op die steun ziet hij in een “humoristische opmerking van een rabbijn die me desgevraagd zei: ‘het Einde der Tijden duurt nog wel even en intussen kunnen we de steun goed gebruiken.” Maar deze miskent, volgens Poorthuis, het gevaar van de “religieuze koorts die zowel sommige evangelicalen als sommige Joden beheerst.”
Maar als we denken aan al de vooringenomen negativiteit die sinds twee jaar – sinds 8 oktober 2023 – richting Israël en Joden gaat, is het dan zo onbegrijpelijk dat Joden zich getroost voelen door de onvoorwaardelijke steun van op z’n minst sommige christenen (zoals de Christenen voor Israël)? Zelfs als die een theologische (louter theoretische) agenda hebben?
Hun steun, ook al is deze niet ideaal, is tenminste concreet. Het is te verkiezen boven de lauwe, of zelfs afwezige, steun voor Israël door de meeste christenen – nog afgezien van de opleving van antisemitisme die onder een deel van die zogenaamde antizionistische retoriek schuilgaat.
Eigen schandalen
Zou het niet beter zijn voor die christenen die niet zeker weten hoe zij de situatie in Israël moeten begrijpen om een tijdje te zwijgen? Om eerst hun eigen schandalen op orde te brengen (waarvan er meer dan genoeg zijn) voordat zij Joden en Israëli’s advies geven vanuit hun comfortabele stoel over hoe ze moeten omgaan met vijanden die hen willen vernietigen?
Mijn vraag is dan ook: zijn Joden zo incapabel tot zelfkritiek dat zij internationale berisping nodig hebben? De ergste critici van Joden zijn immers Joden zelf.
Toegewijde critici en destructieve critici
Professor Michael Walzer van het Advanced Institute in Princeton maakt onderscheid tussen toegewijde critici en destructieve critici. De Joodse traditie is rijk aan heilige teksten die de scherpste berispingen aan Israël geven door mensen die toegewijd zijn aan Israëls welzijn: de profeten, de wijzen, de theologen, de filosofen en de gewone leken.
Kijk momenteel naar de jarenlange massale demonstraties van Israëli’s in Israël tegen hun eigen regering vóór en tijdens de oorlog.
Als christelijke talmoedist en leerling van rabbijn en hoogleraar Yehuda Aschkenasy (1924–2011) is Marcel Poorthuis zeker bekend met de Talmoedische discussie in traktaat Arachin (16b) waar scherpe observaties worden besproken over het geven en ontvangen van kritiek. De Bijbel zelf maakt het tot een religieuze plicht om opbouwend bedoelde kritiek te geven:
“Wie iets onbehoorlijks in een ander ziet, is verplicht hem te berispen, zoals er staat: ‘Gij zult uw naaste zeker berispen’ (Lev. 19:17).”
Herhaling, zo vaak als nodig
Omdat het niet gemakkelijk is kritiek te accepteren, wordt de criticus aangespoord zijn inspanning vol te houden: “Als men hem berispt heeft maar hij accepteert het niet, moet men hem opnieuw berispen,” zoals het vers zegt hokhe’aḥ tokhiaḥ – het dubbele werkwoord in het Hebreeuws duidt op herhaling, zo vaak als nodig.
Maar er is een grens: wanneer kritiek leidt tot vernedering, wordt het contraproductief en moet het stoppen.
Duidelijk is dat het geven en ontvangen van kritiek geen eenvoudige taak is: het gaat niet alleen om het motief van de criticus, maar ook om het emotionele vermogen van degene die aangesproken wordt om kritiek te ontvangen in de geest van opbouwend advies.
Zich bewust van de moeilijkheid, zegt de Jeruzalemse geleerde uit de tweede eeuw gebruikelijke jaartelling, Rabbi Tarfon:
“Het zou me verbazen als er iemand in deze generatie is die in staat is een berisping te ontvangen. Waarom? Omdat als de berisper tegen hem zegt: Verwijder de splinter tussen je ogen (los een kleine overtreding op) en de ander dan zegt: Verwijder de balk uit je eigen ogen – jij hebt veel ergere zonden begaan.”
Met andere woorden: het persoonlijke motief dat aan de criticus wordt toegeschreven, maakt de interactie verdacht. Het leidt gemakkelijk tot defensief gedrag bij degene die wordt bekritiseerd.
Vaardigheid om acceptabele kritiek te uiten
Een tijdgenoot, Rabbi Elazar ben Azaria, wijst op de andere partij in deze interactie. Hij wijst op de vaardigheid die nodig is om kritiek zo te formuleren dat deze geaccepteerd kan worden:
“Ik zou mij verbazen als er iemand in deze generatie is die weet hoe men correct berispt, zonder de ander te beschamen.”
Aangezien deze Talmoedische discussie primair gaat over de dynamiek van kritiek in interpersoonlijke relaties, kunnen we ons afvragen: geldt dezelfde dynamiek ook voor internationale interacties, tussen naties of culturen?
Aartsvader Abraham
We hebben een soort miniatuur voorbeeld in de interactie tussen de bijbelse familie van Abraham en de Filistijnen, geleid door hun koning Abimelech en zijn generaal Pichol (Gen. 21:22–32).
Abraham wordt benaderd door laatstgenoemden met het aanbod van een vredesverdrag (een vroege versie van de Abraham-akkoorden).
Abraham gaat akkoord, maar bekritiseert eerst eerlijk de Filistijnen omdat ze zijn waterputten hebben gestolen. Abimelech ontkent om gezichtsverlies te voorkomen, maar accepteert verantwoordelijkheid in de toekomst. Het verdrag wordt gesloten op de plek die Beersheba gaat heten.
Eerlijke kritiek
Hier hebben we een voorbeeld waarin eerlijke kritiek – gegeven én aanvaard – die vrede mogelijk maakt.
Laat hij die de moed heeft het moeras van kritiek te betreden, acht slaan op deze leringen. Want hoewel Marcel gelijk heeft dat “sommige ‘vrienden zonder kritiek’ gevaarlijk kunnen zijn,” overweeg dit: critici hebben die geen vrienden zijn, kan nog veel gevaarlijker zijn.
cover: Rabbi Tarfon, art by Sefira Lighstone
Uitstekende tegen reactie op de column van Marcel Poorthuis.