Serie: MbII essays Scheuren in de Naoorlogse Ethiek in samenwerking met De Vrijdagavond
Thema: Hoe de Holocaust geschiedenis werd
Essay van Chaja Polak
Het is een 27 januari 2025, Holocaust Memorial-Day. Met mijn kleinzoon (27) loop ik de poort door van een vriendelijk ogend wit gebouwtje rechtstreeks het kamp Dachau binnen, en word aangegaapt door de gigantische beklemmende leegte van de appelplaats. Rechts en links, ver voor ons, houden lage witte gebouwen in een carré de appelplaats omklemd.
‘Het is dus echt waar,’ had mijn man, dubbelklappend van ontzetting, een kwarteeuw eerder gestameld. En nu was ik daar terug, met mijn kleinzoon.
Op het grote parkeerterrein, nieuw voor mij, stonden rijen autobussen geparkeerd. Tijdens onze tocht door het kamp werd duidelijk wat hun lading was geweest. Schoolklassen. Talloze. Wellicht verplicht deze dag een concentratiekamp te bezoeken.
Scholieren
Mijn kleinzoon, binnen in het Joodse herdenkingsgebouwtje, huilt in mijn armen. Het was dus echt waar. Echter dan hij al wist. En hij wist het, zoals mijn man, die als jongen de oorlog ouderloos overleefde, het wist. Het was waar, het betonnen crematorium, de verbrandingsovens, de gevangenis, de appelplaats, de barakken…
Maar wat ook waar was in het jaar 2025: de vele grote groepen scholieren die daar ronddwaalden. De meesten – op die leeftijd normaal – meer geïnteresseerd in elkaar en in zichzelf dan in het concentratiekamp Dachau. De meeste groepen ook nog eens zonder docent, zonder begeleiding van een volwassene. En zelfs – dat zagen we later toen we door de witte poort het witte kamp verlieten – smakelijk etende leerlingen, vrolijk pratend, een bakje patat frites in de hand… Heeft de historie van het nazisme, het dieptepunt van wat de mens de mens heeft aangedaan, deze kinderen dan niet geraakt?
Ze dringen mijn verdriet binnen, dacht ik.
Het gesprek tussen mijn kleinzoon en mij betrof precies het onderwerp waarvoor ik ben gevraagd hier een stukje te schrijven, namelijk wat te doen om de herinnering aan de Holocaust levend te houden nu de laatste overlevenden binnenkort zullen verdwijnen. Zoals ook ikzelf.
We kwamen allereerst tot eenvoudige oplossingen. Mijn kleinzoon opperde: geen patat frites in het voormalige kamp Dachau. En ook: het bezoek aan het kamp moet op school beter worden voorbereid met historisch onderricht, aangevuld met gastlessen van overlevenden, hun kinderen, of daartoe opgeleide betrokkenen.
En pleitte ik: lees getuigenisliteratuur, van Primo Levi, Charlotte Delbo. Imre Kertész, Anatoli Koeznetsov en zovele anderen. Ook waren we het erover eens dat een bezoek aan, in dit geval, Dachau niet verplicht moet zijn.
Voorbereiding
De groepen die hier rondlopen, zei mijn kleinzoon terwijl we de kleine Joodse herdenkingsplek verlieten, lijken niet te begrijpen waar ze zich bevinden.
Ze dringen mijn verdriet binnen, dacht ik, verdriet om mijn vader die hier op 28-jarige leeftijd bezweek aan tyfus. Verzwakt als hij was na de dodentocht die op 16 januari uit Auschwitz vertrok naar dit kamp.
Inmiddels zijn we weer thuis, mijn kleinzoon en ik. En ik denk aan een opvoering van het toneelstuk Botsing met het verleden. Een theaterbewerking over WOII van mijn non-fictieboek De man die geen hekel had aan Joden. In november 2024 voerden de actrices Alev Kutluer en Tina Krikke dit toneelstuk drie keer op.
Twee keer in een doodstille aandachtige zaal jongeren en volwassenen. De derde keer was de zaal gevuld met ongeveer 350 scholieren, de bovenbouw van havo en vwo. Deze leerlingen bleken niet voorbereid, wisten niet waarnaar ze gingen kijken. En het ontspoorde. De organisator zette de opvoering stop, verzocht de rumoerige ongeïnteresseerde leerlingen de zaal te verlaten, en dat gebeurde. De ongeveer 320 leerlingen die overbleven, luisterden in doodse stilte.
Daarna, zoals altijd bij deze opvoeringen, ontstond een informatief en emotionerend gesprek tussen de acteurs en mijzelf op het podium, en de leerlingen in de zaal. Wij konden – mede door het incident – het belang van voorbereiding aantonen, van inzicht in de geschiedenis van de Holocaust.
“Nu weet ik dat het echt waar was”
Ik wil dit essay besluiten met twee van de vele mooie ervaringen na opvoering van dit toneelstuk. Een op de universiteit van Nijmegen. Een studente vroeg: ‘Hoe kunnen wij leren van wat er is gebeurd wanneer er geen overlevenden meer zijn om erover te vertellen?’
Ik had zojuist de bundel Bij ons in Auschwitz, een verzameling, bijkans onverdraaglijke ooggetuigenverslagen van overlevenden en niet overlevenden uit de vernietigingskampen gelezen. En raadde de studente en met haar alle studenten in de zaal dan ook aan deze bundel te lezen. Het betreft slechts een enkel boek. Daarna is het eenvoudig je weg te vinden in deze literatuur.
De tweede ervaring speelt in de Schildersbuurt in Den Haag. Een klein groep kansarme, deels islamitische jongeren kijkt en luistert naar het theaterstuk. Na afloop een reactie die de vele reacties samenvat: Ik heb jaartallen geleerd, en plaatsnamen, maar nu weet ik dat het echt waar was.
Genocide
In deze tijd wordt, wanneer het Israëls oorlogshandelingen betreft, veelvuldig en achteloos het woord ‘genocide’ in de mond genomen. Zoals ik schreef in Brief in de nacht, waarin ik van a tot z verwerp wat Israël al jarenlang doet – het bezetten van de Westbank, behandelen van Palestijnen als tweederangsburger en nu het excessief geweld als vergelding van 7 oktober – maar, schreef ik: genocide is het niet.
Het zijn etnische zuiveringen, het zijn oorlogsmisdaden. (Etnische zuivering betreft een gebied, genocide een volk.) Om dat onderscheid te kunnen maken heb je kennis nodig van de Sjoah. Leerlingen moeten erin worden onderricht en hun leraar zou getuigenisliteratuur moeten voorlezen, of laten lezen. Of met leerlingen naar toneelvoorstellingen gaan, naar documentaires.
Medemenselijkheid
Dit, en herdenken, is allemaal even noodzakelijk om de nieuwe generaties zo veel als mogelijk te laten ‘voelen’ wat de Tweede Wereldoorlog heeft aangericht, en hen ervan te doordringen dat oorlogen alleen ellende brengen en trauma’s veroorzaken. Dat een oplossing begint met elkaar te leren kennen, elkaar te respecteren en te pleiten voor medemenselijkheid.
Geef als eerste een reactie