Ons eerste bezoek aan Parijs in 1973
Chagai, onze eerste baby was net een paar maanden oud, Tamara en ik besloten voor de eerste keer onze baby af te staan bij haar ouders.
Helge en Bruno Loewenberg waren apetrots om het lieve ventje een paar dagen te kunnen vertroetelen. Wij vonden het echt spannend om het mannetje voor de eerste keer uit handen te geven.
We reden naar Parijs met de sportwagen van Helge.
Eerst togen we naar het Plätzel, Rue de Rosier, hartje van de Joodse buurt. We genoten van de kneuterige oude Joodse winkeltjes en hun eigenaren. Er werd toen vooral Jiddisch gesproken, eigenlijk mijn moedertaal.
Plotseling stonden we voor een prachtige delicatessenwinkel, Goldberg, zoals Mouwes bij ons in Amsterdam. We gingen naar binnen om te kijken of we daar iets konden vinden wat in ons Amsterdam nog niet te koop was. Ze hadden een grote collectie etenswaren.
Er was ook een basement met prachtig gedekte tafels.
Ik loop naar de man aan de kassa. C’est kasher ici? Mais oui, naturellement.
We worden naar onze tafel gebracht. De menukaart wordt uitvoerig bestudeerd. We kiezen als voorafje een gehakte leber vervolgens een heerlijke soep en als hoofdgerecht een Boeuf Stroganoff, die altijd met sour cream wordt bereid. Nou ja, dan zal dat wel met vegetarische sojacream zijn.
De eerste schotel wordt uitgeserveerd, die is fantastisch. Dan volgt de soep die is ook heerlijk. Dat belooft wat voor het hoofdgerecht. De chef komt langslopen en maakt een babbeltje met alle gasten. Hij komt naar ons toe. Kijkt me aan, vraagt waarom ik hier met een keppeltje op mijn hoofd zit. Het is toch niet koosjer hier, zegt hij.
Ik schrok. Uw medewerker achter de kassa zei dat het koosjer was. “Mein Herz is kousjer”, zegt monsieur Goldberg in het Jiddisj.
Wat heb je dan besteld? Stroganoff, zeg ik. Hoe kan dat nou koosjer zijn?
Natuurlijk kan dat met parve room, van soja. Ja, dat zou kunnen. Ik zeg: mijnheer Goldberg, kon u niet een half uurtje later komen? Dan hadden we nog kunnen genieten van je Stroganoff, helaas moesten we die nu aan ons voorbij laten gaan.
Je kunt het alsnog krijgen, je hoeft niets te betalen voor de maaltijd. Ik bedankte monsieur Goldberg. We namen afscheid, de gehakte leber en de soep smaakten nu nog lekkerder.
Boulevard des Capucines
Vrijdagochtend gaan Tamara en ik wandelen. We lopen over de Boulevard des Capucines. We passeren een immens lange rij mensen. De rij is honderden meters lang. Na twintig minuten langs de wachtende mensen te zijn gelopen, komen we aan bij drie kassa’s.
Achter de eerste twee kassa’s zitten twee oudere dames te breien. De honderden mensen staan in de rij voor de derde kassa. Ik meld me bij de middelste dame. Wat doen al die mensen hier? Vraag ik.
Zij kopen kaartjes voor de show van Gilbert Bécaud. Geeft u mij ook maar twee kaartjes voor zijn show. Dat is goed. Voor wanneer wilt u kaartjes? Voor morgenavond?
Morgenavond? Al die mensen staan in de rij voor kaartjes voor over drie maanden. ‘Wij komen uit Amsterdam en wij vertrekken zondagavond weer’. In de kleine kassa ruimte zit een oude man op een driepoot met een sigaar tussen zijn lippen en een mok koffie voor zich op de vloer. Hij kijkt me aan. Un petit instant, hij komt van zijn plek af met een, ‘ik kom zo naar jullie toe’. Even later staat de ouwe voor ons. Jij wilt twee kaartjes voor morgenavond? Ja, bevestig ik. Op welke rij zou je willen zitten, de eerste of tweede rij in het midden? Ik denk wellicht dat ik op de eerste rij erg omhoog kijken. Tweede rij in het midden, monsieur.
Hoeveel ben je bereid extra neer te leggen voor die kaarten?
Mijnheer, ik ben een arme student, net getrouwd, ik heb niet veel te besteden. Tien procent extra, dat kan ik me permitteren. Dat is goed. Ik ga de kaartjes even halen. Even later heb ik de kaartjes in mijn handen. De prijs was zeer schappelijk. Ik zie dat de voorstelling plaatsvindt in het theater L’Olympia.
Ik vraag hem waar het beroemde theater is. Hij kijkt me schaapachtig aan. Hier! Waar hier? L’Olympia is toch een heel groot theater zeg ik. Nog vol ongeloof denkt hij ‘stomme buitenlanders’. Loop maar achter mij aan. We lopen in zijn voetsporen door enkele deuren. Plotseling staan we in het theater. We kijken onze ogen uit, het is schitterend. Gilbert Bécaud staat op het toneel zich in te zingen met zijn orkest.
Geloof je me nu?
Ik begin te lachen. Tot morgenavond, monsieur. Merci beaucoup.
Na afloop van Sjabbat komen we bij het theater. We lopen naar onze mooie plaatsen. Er is eerst een voorprogramma. Dan komt de grote artiest op. Hij pakt de microfoon. Nous sommes entre nous? Zijn we onder ons? De hele zaal gilt het uit, Oui, Shavua Tov! Was zijn antwoord.
De hele zaal antwoordt als uit een keel Shavua Tov (heb een goede week). De zaal was gevuld met praktisch alleen maar Joods publiek. Wij hadden de avond van ons leven.
Een prachtige afsluiting van onze eerste reis samen, naar Parijs.
Gilbert Bécaud in L’Olympia in 1970
Wat een heerlijk verhaal weer, mijnheer Goldstoff. Ik hoop dat uw ‘aktetas’ nog lang niet leeg is.
Ephraim een fantastich verhaal.geniet er elke week van
Groenten uit Canada.