Juda en het wonder van de verzoening met Jozef

Parshat Vayigash

beeldmerk Parasja

Een waar wonder wordt opgetekend in Juda’s transformatie van hardvochtige broer van Jozef (die deze broer als slaaf verkocht) naar meelevende broer van Benjamin als Juda zich voor hem opoffert. 

Laat alstublieft uw dienaar als slaaf van mijn heer blijven in plaats van de jongen, en laat de jongen teruggaan met zijn broers” (Gen. 44:33). Tegenover dit beroep kon Jozef, de machtige opzichter van Farao, zichzelf niet langer beheersen en “maakte hij zichzelf bekend aan zijn broers… Ik ben Jozef” (45:1-3).

Waarom zag Josef af van zijn vaste besluit om niet toe te geven aan zijn eerdere, begrijpelijke emotie van wraak voor wat zijn broers hadden gedaan door hem als een bezit te behandelen en te verkopen? 

Het was niet eenvoudig Juda’s aanbod om in de plaats van Benjamin te treden. Dit zou slechts een truc zijn geweest om Benjamin nu te redden, maar later te ontsnappen. Juda was tenslotte een zeer vindingrijke kerel.

Misschien was het Juda’s gevoeligheid voor zijn vader? 

Nu, als ik naar uw dienaar kom, mijn vader en de jongen is niet bij ons – omdat zijn eigen leven zo nauw met het zijne verbonden is – als hij ziet dat de jongen niet bij ons is, zal hij sterven...” (44 (30-1) Maar het zou ook uit Juda’s eigenbelang kunnen zijn geweest:

“Uw dienaar heeft zich voor de jongen aan mijn vader gecommitteerd en gezegd: ‘Als ik hem niet bij u terugbreng’, zal ik schuldig zijn. Voor altijd voor mijn vader” (v. 32). 

Het doet dit om zijn gezicht te redden.

Bi adoni

De Chassidische Rabbijn Yehuda Leib Alter suggereert in zijn Sefat Emet dat het de manier was waarop Juda zijn appel presenteerde die Jozef ertoe bracht zijn broer weer te vertrouwen. Zijn openingspleidooi ‘bi adoni’ (44:1), gewoonlijk vertaald als ‘alsjeblieft, mijn heer’, kan door het veranderen van de klinkers ook vertaald worden met ‘bi Adonaiin mij is de Heer [God].’ 

Dat wil zeggen, ik voel nog steeds de aanwezigheid in mij van het goddelijke beeld van mijn menselijke identiteit. Het roept mij op om dat waar te maken. 

In werkelijkheid heeft het mij nooit verlaten vanaf de dag dat ik die vreselijke misdaad tegen mijn andere broer heb begaan. Dat schuldgevoel is zelf een teken van mijn hogere roeping waartoe ik me aangetrokken voel, hoewel ik het destijds – verstrikt in mijn broederlijke woede over Josef – onderdrukte.

Deze erkenning van Juda dat hij zijn wandaden aan een hogere macht moest verantwoorden, wordt weerspiegeld in zijn innerlijk geweten. Het stelde Jozef in staat te geloven dat zijn motieven geen truc waren om Benjamin te redden of zijn eigen gezicht te redden tegenover zijn vader. Hij was er diep van overtuigd dat het een oprechte poging was om met daden berouw te tonen voor zijn vroegere misdaad tegen Jozef.

Wat is volkomen tesjoeva (bekering)?’ vraagt ​​Maimonides. 

Het is wanneer zich een gelegenheid voordoet om een ​​overtreding te herhalen die eenmaal is gepleegd; en de overtreder, hoewel hij in staat is de overtreding te begaan, zich er niettemin van weerhoudt dit te doen, omdat hij berouwvol is, en niet uit angst of uit gebrek aan kracht” (Wetten van Bekering 2:1).

Laten we niet vergeten dat Jozef, ondanks zijn indrukwekkende rehabilitatie (positie, rijkdom, familie), een getraumatiseerde man bleef die ternauwernood aan het ergste lot was ontsnapt. 

Je kunt de persoon uit het trauma halen, maar is het trauma uit de persoon verwijderd? 

Bijzondere kans

Vooral omdat dit gebeurde tijdens Jozefs kwetsbare tienerjaren. Het is begrijpelijk dat hij zich defensief opstelde en zich niet gemakkelijk liet meeslepen door de smeekbeden van zijn broers, die zich immers in een zeer moeilijke positie bevonden. Machtsverhoudingen lenen zich niet voor echte verzoening.

Daarom kreeg Juda deze bijzondere kans. Door zijn diepste emotie van spijt over het verleden te tonen, raakte hij Jozef op een manier die alle eerdere communicatie niet kon bewerkstelligen. 

Er staat ‘vayigash’ geschreven, waarmee zoveel wordt bedoeld als: “Juda tot hem (Jozef) naderde” (44:1). 

De Sefat Emet interpreteert het met: “Juda (kwam) dicht bij zichzelf,” zijn authentiekste zelf, en slaagde er daardoor in dicht bij Jozef te komen.


Over Tzvi Marx 4 Artikelen
Rabbijn dr. Tzvi Marx (1942) is geboren in Frankrijk. Met zijn familie vlucht hij naar Zwitserland en na de oorlog vestigt het gezin zich in New York. Eenmaal volwassen verhuist Tzvi Marx naar Jeruzalem waar hij twintig jaar woont en verbonden is aan het Shalom Hartman Institute. Promoveerde in 1993 aan de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht. Hij vestigde zich in 1996 in Nederland waar hij directeur was van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica. Auteur van Disability in Jewish Law, 2002 over jodendom en handicap. Zijn dagelijks leven is verankerd in het jodendom. Hij doet er alles aan om anderen de schoonheid van de Talmud te laten zien. Hij spreekt zijn grote liefde uit voor de Thora en de joodse traditie maar laat het daar niet bij: vanuit zijn modern orthodoxe visie is hij ervan overtuigd dat God 'niet te pakken' is en daarom voor iedereen.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*