‘Professor, gisteren is er drie keer voor u gebeld. Diegene die aan de telefoon hing wilde zijn naam niet zeggen. Maar hij zei wel dat u wist waarvoor hij belde’.
‘Patricia, sprak deze man Vlaams?’ ‘Nee, hij sprak Frans. Ik geloof dat ik hem wel eens eerder aan de telefoon heb gehad.’ ‘Oké, dat is makkelijk. Als het belangrijk is belt hij weer terug. En wanneer hij niet terugbelt? Dan was het niet belangrijk.’ ‘Zo is het maar net professor.’
Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 21
Patricia neemt de patiëntendossiers van mijn bureau. Bij de deur staat ze stil en kijkt mij doordringend aan. ‘Professor, u vroeg mij niet of het de bolhoed was die u gebeld heeft’. Meteen loopt ze de kamer uit. Wat weet Patricia?
‘Monsieur le professeur?’ ‘Ja, daar spreekt u mee’. De man noemt zijn naam niet maar ik weet het meteen. De bolhoed. Patricia is nog geen 10 minuten mijn kamer uit of de man hangt aan de telefoon. Patricia heeft hem zonder aan te kondigen meteen doorverbonden.
‘U was dus deze week in Gerpinnes. U vond de bijeenkomst in het café vast gezellig’. Ik reageer niet. ‘En later op de avond bij die ouwe Maurice moet het vast ook aangenaam zijn geweest.’ Zorach heeft dus gelijk. De bolhoed heeft overal zijn spionnen. De bolhoed weet dat ik in Gerpinnes ben geweest. En ook bij die ouwe baas Maurice die heeft verteld over hoe zijn vader goed bevriend was met Joodse gezinnen uit Antwerpen. ‘Professor, u heeft de bestellingen van Philips en Ericsson niet geannuleerd. Voor uw informatie, nu hoeft dat niet meer. De termijn hiervoor is overschreden. Wat wij nu doen is de rekening voor het niet-annuleren rechtstreeks bij u neerleggen. Op heel korte termijn ontvangt u deze per post. U heeft niet veel tijd om deze te voldoen op de manier zoals u in de brief kunt lezen. Nogmaals, u spreekt hier met niemand over. De zaak is daar te ernstig voor’. De verbinding wordt verbroken.
‘Professor Zelmanovitch, ik wil mij nergens mee bemoeien, maar was dit de Bolhoed die u zojuist belde?’ Ik kijk Patricia aan die haar hoofd om de deur steekt. ‘Eh, ja Patricia’. Ik ben nog niet helemaal bekomen van het telefoontje. Wat mij heel duidelijk wordt is dat ook in mijn naaste omgeving mensen zijn die tot de bolhoed-kliek behoren, de “spionnen”. Hier ook in het ziekenhuis. En wie weet waar nog meer? ‘Professor, er ligt een ietwat vreemde brief in uw postkastje.’ ‘Laat maar zien Patricia’. Even later legt zij een langwerpige bruine envelop voor mij. Deze is inderdaad aan mij geadresseerd.
Zowel op de voor- als de achterkant staat geen afzender. Patricia reikt mij haar briefopener aan die zij meteen ook maar heeft meegebracht. ‘Blijf even hier. Ik ga lezen’. “Het gaat over een bedrag van 850.000 Belgische Franken te betalen door professor Zelig Zelmanovitch. Dit als genoegdoening voor het niet honoreren van de eerder gedane oproep om reeds bestelde apparatuur ten behoeve van de in aanbouw zijn de Kankerkliniek van het Universitair Ziekenhuis te Leuven te annuleren. Deze geannuleerde bestellingen hadden vervangen moeten worden door apparatuur te leveren door de eigen organisatie van de ondertekenaars.
De aflevering van het te betalen bedrag dient te geschieden in coupures van 2000 en 10.000 Belgische Franken. Het totaalbedrag dient te worden aangeleverd in twee bruine aktetassen in het Fort Breendonk bij Mechelen. Om 15.45 uur op woensdag 12 september aanstaande loopt de professor zonder begeleiding door de toegangspoort, de brug over het Fort binnen. In de tweede slaapzaal rechts, de professor is ter plekke voldoende bekend, plaatst hij de koffers op de bovenste van de eerste kribbe aan zijn rechterhand.
Zonder oponthoud loopt hij de slaapzaal weer uit en slaat opnieuw de gang in rechts. De gang loop hij uit tot aan het einde. Daar gaat hij de zogenaamde “folterkamer” in en wacht daar tot hij het signaal krijgt dat hij kan vertrekken. Onderhand wordt de inhoud van de koffers gecontroleerd.”
Patricia leest mee. Zij is lijkbleek. ‘Kent u dat Fort? Hoezo? Wat gaat u doen?’ Haar trillende handen legt zij op het bureau. ‘De politie. Die moeten we nu bellen’. Mijn vinger wijst naar de volgende regel in de brief. “De politie of het overige gezag te waarschuwen heeft geen zin. Zij zijn zelf op de hoogte van deze ontwikkelingen en zullen geen actie ondernemen. Ook anderen informeren of inschakelen is zinloos. Dat zal mogelijk tot vertraging leiden met alleen maar afschuwelijke gevolgen voor de professor.”
Aan het einde van het verhaal staat geen handtekening. Wel de naam van een organisatie: Nationaalsocialistische Kraftfahrkorps, de Borinage.
‘Patricia, ga zitten. Hier is een glas water voor jou.’ ‘Professor, meneer Zelig, eh, ik bedoel dokter Zelmanovitch, hoe blijft u zo kalm? Ik sta zelf te trillen op mijn benen’. ‘Patricia, de man die tegenover jou zit heeft voor hetere vuren gestaan. Het Fort Breendonk ken ik op mijn duimpje. Ik heb er zelf een paar jaar “gelogeerd”.
Natuurlijk is Bolhoed hier aan het woord. Met zijn nieuwe Nazi-club wil hij gemakkelijk geld verdienen om die club in stand te houden. En wat jij zegt, de politie bellen, dat heeft niet zoveel zin. Ik heb die club daar in de mijnstreek onlangs van dichtbij kunnen bekijken. Daar zaten ook politiemannen en ander gebroed tussen. Laat het maar aan mij over. Dat wordt een spannende woensdagmiddag, die twaalfde september. Dan gaan we nader kennismaken met dat Kraftfahrkorps.
Ik vouw de brief op, duw deze terug in de envelop en stop deze in de onderste bureaula. ‘Nu moet ik echt kijken wat er in de wachtkamer zit. De man van mevrouw Du Bois zal er nu al wel zijn. Die had ik beloofd bij te praten over de komende operatie van zijn vrouw. En strakjes komen ook de moeder en ik geloof de tante van dat meisje uit Ghana die wij hier in behandeling hebben. Om half zes begint de bouwvergadering die gepland staat. Zijn de broodjes geregeld?’ Patricia staat op.
Ik vraag mij af waarover zij meer ontdaan is. Over waar ik mee bedreigd word of over het feit dat ik besluit om toch ook de dagelijkse dingen gewoon weer op te pakken. Kennelijk kent zij Zelig Zelmanovitch nog niet goed genoeg. Patricia loopt naar haar kamer. Ik neem de lift naar beneden. In de hoek van de publieksruimte stap ik een van de telefooncellen binnen en draai het nummer van Zorach.
(Wordt vervolgd)
Geef als eerste een reactie