Op een mooie zomeravond zit ik enige jaren geleden met een kennis een hapje te eten op het terras van Brasserie Bark, een visrestaurant in de Amsterdamse Van Baerlestraat. Helaas bestaat deze Brasserie niet meer.
Aan een tafeltje naast ons zit een goed uitziende man, midden in de veertig, met een charmante dame van ongeveer dezelfde leeftijd. Zij krijgen onenigheid tijdens het eten.
Hij: Ik ga mijn dochter halen, het is zo’n mooie avond. Nee, zegt zij, laat dat kind slapen, ze is pas tien, ze moet slapen. Hij staat op, loopt naar zijn Porsche die voor de deur staat en scheurt weg.
De vrouw staat op, komt voor onze tafel staan en declameert met haar armen en de lucht: Waarom heb ik nog nooit de juiste man van mijn leven gevonden?
Ik kijk haar aan. Wil jij de juiste man ontmoeten, vraag ik haar. Ja, weet je iemand voor me? Wellicht. Stel je eerst eens even voor en vertel me waar je vandaan komt.
Mijn naam is Henriëtte, Henriëtte van Tongeren.
Ik kom uit Amsterdam. Uit welke buurt? Uit Zuid. Geef me wat meer details. Uit welke straat? Uit de Prinses Marijkestraat. Weet je waar die is, vraagt ze. Ja, bevestig ik, ik woon daar ook toevallig.
Op welk nummer heb je gewoond? Op nummer 188. Wat een toeval, ik woon nu op 188.
Haar antwoord: dan heet jij Goldstoff. Dat klopt. Henriëtte: Wij waren de eerste bewoners in de jaren vijftig. Mijn vader ging failliet, verkocht eerst de garage, helaas bracht die niet genoeg op om het faillissement af te wenden. Toen werd ons huis verkocht.
Wij kochten het van een jonge weduwe met twee dochters, wiens echtgenoot kort daarvoor was verongelukt op de Duitse Autobahn. Zij werd in haar huis steeds herinnert aan haar man, toen besloten zij te verhuizen naar Drenthe. Daarover later meer.
Wat een toeval
Een paar weken later wandel ik met mijn vriend Max op vrijdagavond na de dienst naar huis. Max zegt tegen mij, je gaat eerst met mij mee naar huis, ik wil je aan een vriendin van mij voorstellen. Max woont bij me om de hoek. We lopen de eetkamer in. Daar zit een mooie dame van onze leeftijd aan de Shabbattafel wachtend op Max.
Trots zegt Max,’ mag ik je even voorstellen aan mijn beste vriend Ephraim. Nou dat hoeft niet, was haar antwoord, ik ken hem al jaren. Max kijkt me aan en ik bevestig haar reactie. Ik heb die vrouw nog nooit van mijn leven gezien. Ik speel het spelletje mee. Max kijkt me aan. Ken jij haar?
Ik zeg al jarenlang. Hoezo? Van de Universiteit. Hij kijkt haar aan, weet je ook toevallig waar hij woont? Natuurlijk zegt ze, in de Prinses Marijkestraat. Toen viel bij mij het kwartje, Van Tongeren van de Brasserie, ik herken nooit gezichten van mensen die ik maar eenmaal heb ontmoet.
Weet je ook soms zijn huisnummer nog? Ja, zegt ze 188. Max werd gek. Ik heb Max nooit verteld dat ik haar toevallig had ontmoet enige weken geleden.
Groot tv-scherm
Een paar weken later gaat op zondagmorgen mijn telefoon.
Heb je vanavond zin om een hapje te eten, vraagt Carolien. Het is een mooie warme zondag. Carolien woont in Den Haag. Ja, maar onder een voorwaarde. Vanavond is de finale tussen Italië en Engeland. Die wedstrijd wil ik niet missen. Jij kent alle restaurants in Den Haag, zoek een restaurant met een groot tv-scherm.
Een uur later belt Carolien, een van de beste Italiaanse restaurants aan de Denneweg heeft een tv-scherm, daar gaan we eten.
We zitten rond zeven uur op het terras van de Italiaan. Het eten is fantastisch. Er komt een jongeman naar onze tafel. Hij kijkt ons aan en begint luid te spreken: Hoe is het in godsnaam mogelijk dat zo’n ouwe kerel aan tafel zit met een jonge Miss World?
Ik kijk naar hem. Jij komt niet uit Den Haag, noch uit Wassenaar. Toevallig wel, zegt hij, ik woon in Wassenaar. Dat zal wel, maar je roots liggen vast in Amsterdam.
Dat klopt, antwoordt hij. Mag ik me even voorstellen, mijn naam is Fred. Zij heet Carolien en ik Ephraim.
Fred, waar heb je in Amsterdam gewoond? In Zuid, maar waar? Die straat ken je toch niet. Vertel het maar. De Prinses Marijkestraat. Ik kijk hem aan. Toch niet op 188? Ja, bevestigt Fred. Er is maar één iemand die dat raden kan, dan woon jij zeker ook op 188? Ja, zeg ik. Dan heet jij Goldstoff. Ik geloof mijn oren niet, dan heet jij Van Tongeren. Ja, dat ben ik.
Waanzinnig wat een toeval. Een paar weken geleden zit ik in Amsterdam te eten naast je zus, die ik nog nooit had gezien.
Het werd een heel gezellige avond. Wat een kleine wereld. Ik heb noch Fred noch zijn zus ooit meer gezien.
IJburg
Mijn zoon Chagai woont tijdelijk in een huis op IJburg, tijdens de bouw van zijn huis. Naast hem woont een jong echtpaar in de leeftijd van Chagai met twee jonge kinderen. Zij raken bevriend.
Waar komen jullie vandaan, vraagt Chagai. Wij komen uit Drenthe.
Maar dat is niet te horen, jullie spreken niet met een Drents accent. Dat klopt, zegt Marion, ik ben geboren in Amsterdam.
Waar heb je gewoond in Amsterdam? In de Prinses Marijkestraat.
Wat een toeval, ik ook. Welk nummer? 188, zegt Marion. Ik ook bevestigt Chagai. Mijn kamer was tegenover de trap op de eerste verdieping. We hadden dezelfde kamer, maar hebben nooit de kamer gedeeld. Bestaat toeval?
Namen en straatnamen in dit artikel zijn gefungeerd, het verhaal is waar gebeurd.
cover illustratie Françoise Nick
Voor de heerlijkste verhalen naar Ephraïm Goldstoff!