Meester Cohen sprak ons ‘ter aanmoediging’ wel eens toe.
“Ga even zitten, lieve kinderen. Het naarste wat een mens kan overkomen, is dat hij te hoge verwachtingen van zichzelf en van zijn leven heeft.”
Zijn blik rustte even op mij en hij glimlachte naar me alsof hij zich specifiek tot mij richtte.
Ik haatte meester Cohen, niet vanwege zijn geweld, naar mij viel dat meestal wel mee, maar vanwege de minachting die door zijn meestal zo vriendelijke woorden heen sijpelde.
In deze roman, deels gebaseerd op eigen ervaringen,
maken we kennis met de in 1960 in Amsterdam geboren
Mendel. Hij balanceert op de rand van realiteit en waan, vooral
wanneer hij door psychische dissociaties opgaat in zijn oudoom
Esriël. Maar heeft Mendel werkelijk een stoornis, of is er een
geheimzinnige, verbinding tussen hem en Esriël?
Meester Daniël Cohen was een gekwetste man; de oorlog had hem alleen achtergelaten. Wel had hij nog een oudoom en een tante in Israël.
Le-Ezrath Ha-Jeled, de joodse organisatie die als taak had joodse weeskinderen bij joodse gezinnen onder te brengen, had na de oorlog contact met hen gezocht. Een adoptie door de familie in Israël was er nooit van gekomen.
Daarom groeide hij op bij een Brabants katholiek gezin, het gezin waarheen hij in 1942 als baby naartoe was gebracht. Zijn echte moeder heette Judith.
Zijn vader, die hij zich ook niet meer kon herinneren, had hem zijn voornaam nagelaten.
Hij zei over zichzelf dat hij niet gelovig was. Maar in zijn hart wist hij niet of hij God moest danken omdat hij één kind had, of hem moest vervloeken omdat het er maar één was.
Hij was trots op zijn achternaam, zo oud als Moshe, zo oud als de Joden in Egypte. De hogepriesters in het jodendom, de Cohanim, daar stamde zijn naam van af.
Zijn dochter Judith was niet joods, en dat deed hem zeer, al zou hij dat niet snel toegeven.
Cohen was trots op zijn dochter. Soms vroeg hij zich wel eens af of hij net zo trots op haar zou zijn geweest als hij haar niet had kunnen vergelijken met de beperkte kinderen uit zijn klas. Alleen met mij leek hij wat dat betreft een probleem te hebben.
Cohen had Mame, toen ik zo’n acht jaar oud was, een keer in de klas uitgenodigd om het over mijn overmatige dromerigheid te hebben.
Ze hadden even over hun joods-zijn gesproken, waarbij Mame gecharmeerd was geraakt door de knappe joodse man. Daarna was hij ter zake gekomen.
“Is er thuis wat aan de hand, mevrouw Botter? Ik krijg geen contact met Mendel. Hij zit zonder wat te doen boven zijn rekenwerk. Als ik hem dan aanspoor, is hij er na vijf minuten alweer helemaal uit, alsof hij er niet bij is.”
Mame schoot, door zenuwachtigheid en om de relatie tussen haar en meester Cohen wat vertrouwelijker te maken, over in het Jiddisch.
“Zijn bobe is in shpitol opgenomen.”
“Pardon mevrouw Botter, ik begrijp helemaal niets van wat u zegt. Spreekt u ook gewoon Nederlands?” Cohens taalgebruik was nu bits, geïrriteerd en doordrenkt met zijn Brabantse accent. Onbewust was hij door mijn moeder gekleineerd in zijn katholiek-Brabantse opvoeding.
“Oh eh, pardon, ik bedoel dat zijn oma. Ze woont bij ons thuis, ze ligt in het ziekenhuis.’
‘Nou, dat verklaart wat, dank u wel, sterkte ermee.’
Hiermee was het onderhoud tussen Mame en de meester afgerond en waren Mame en ik op de fiets naar huis gegaan.
Het gesprek tussen Cohen en Mame had geen gunstig effect op zijn houding naar mij. Ik kon niets goed voor hem doen, wat ik ook helemaal niet wilde. Met genoegen zocht hij mijn falen.
‘Zeg Mendel, jij weet veel van dieren. Kun jij me vertellen of een dolfijn een vis is?’
‘Dat is niet moeilijk, meester.’
‘Een dolfijn is warmbloedig en zoogt zijn kinderen, dus is een zoogdier,’ wílde ik zeggen, maar ik zei: ‘Ja meester, een vis. In het water, dat is dus een vis.’
Cohen blij: ‘Aha, dus als jij in bad ligt, ben je ook een vis.’ Hij keek de klas rond. Volgens verwachting lachten de kinderen om zijn grapje. Hij keek me aan of ik nog een antwoord zou hebben.
Allerlei brutaliteit spoelde door mijn mond, maar ik hield mijn lippen wijselijk op elkaar.
Lees hier deel 1 van dit feuilleton
cover ontwerp: Françoise Nick
Ik lees het met simche!!! Dankjewel.