Mosje weet dat hij binnenkort zal sterven en het volk niet zal begeleiden in hun verovering van het land Israel.
In zijn afscheidsrede geeft hij het volk behoorlijk wat instructies mee van wat ze allemaal moeten doen zodra ze het land hebben veroverd en een beetje gesetteld zijn.
Het boek Dewariem, het laatste boek van de Tora, bestaat uit het afscheid van onze leider Mosje aan het volk Israel.
In de parasja van deze week, Sjoftiem, gaat hij in op de gewenste bestuursvorm. Er worden regels aangegeven voor rechters die recht moeten spreken, agenten die het moeten handhaven, en koningen die het volk moeten leiden.
“שופטים ושוטרים תתן לך בכל שעריך…. צדק צדק תרדוף למען תחיה…”
“Stel in alle steden die de Eeuwige uw God, u in uw stamgebieden zal geven, rechters en griffiers (andere vertaling: agenten) aan, die zorg moeten dragen voor een zuivere rechtspraak… Zoek het recht en niet dan het recht. Dan zult u in leven blijven…”(Dewariem 16, 18-20).
Rechters en agenten
Vooral de manier waarop de wetten voor de koning worden beschreven vind ik fascinerend. Waar het aanstellen van rechters en agenten als een absolute mitswa wordt beschreven (met andere worden: dit moet), is dat niet het geval met de koning.
“Wanneer u in het land gekomen bent dat de Eeuwige, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen. Dat is geoorloofd: u mag uit uw midden iemand die door de Eeuwige, uw God, zal worden uitgekozen als koning aanstellen”(Dewariem 17, 14-15).
Een trias politica avant-la-lettre.
Met andere worden: een koning mag aangesteld worden door het volk alleen als het volk daar expliciet voor kiest. Dat gezegd hebbende, wordt zo een koning wel aan behoorlijk wat regels gebonden: hij mag niet te veel bezit hebben en hij moet bijgestaan worden door Kohaniem en Levieten die hem de Tora continu voorhouden, zodat hij zich niet verheven boven zijn broeders zal voelen.
Een sleutelzin van deze parasja staat al in de derde pasoek: ‘zoek het recht en niet anders dan recht’. Het leidende principe is dus dat de machten gescheiden worden en dat iedereen, de koning incluis, ondergeschikt is aan de wet. Een trias politica avant-la-lettre.
Oorlogsrecht: het goede doen en gerechtigheid zoeken
Het najagen van gerechtigheid geldt in zekere mate ook voor oorlogen: in het laatste deel van de parasja wordt hier ook aandacht aan geschonken. Wat te doen met de bevolking van een stad die zich overgeeft, wat te doen als dat niet het geval is.
Maar voor het daadwerkelijke vechten plaatsvindt, is recht ook belangrijk: terwijl de Kohaniem de opdracht krijgen om het volk te zegenen, lopen de agenten (sjotriem) langs het volk en vragen wie er een huis aan het bouwen is dat nog niet af is, wie een wijngaard heeft geplant waarvan de eerste oogst nog geplukt moet worden en wie een verloofde heeft maar nog niet getrouwd is.
Al deze mensen moeten terugkeren naar hun huis, zodat het niet kan gebeuren dat een andere man de voordelen zal genieten van het afbouwen van het huis, het oogsten van het wijngaard of het trouwen van de vrouw. Weer: het goede doen en gerechtigheid zoeken.
Huidige leiding
Mijn vurige wens is dat de huidige leiding van de staat Israel deze parasja goed leest en de lessen die eruit getrokken dienen te worden ter harte zal nemen. De wet hoort te regeren, rechtvaardigheid moet worden nagejaagd en iedereen moet zijn plicht doen als het op bijvoorbeeld militaire dienst aankomt (met enkele zeer specifieke uitzondering).
Het is niet voor niks dat joden over de hele wereld drie keer per dag in hun gebed het volgende zeggen:
“Stel onze rechters weer aan zoals vroeger en onze raadslieden zoals in het begin* …. Geprezen ben U Eeuwige, Koning die houdt van rechtvaardigheid en recht.”
Het recht an sich wordt hier dus als hoog goed aangedragen en niet de regeerders.
*opmerking van de schrijver: dus niet koningen of regeerders
cover collage Bloom
Geef als eerste een reactie