וַחֲמֻשִׁ֛ים עָל֥וּ בְנֵי־יִשְׂרָאֵ֖ל מֵאֶ֥רֶץ מִצְרָֽיִם׃
‘De B’nee Jisraeel, de Kinderen Israëls, trokken gewapenderhand uit het land Egypte’.
Zo wordt het woord chamoesjim over het algemeen vertaald: gewapend.
Die vertaling geeft de realiteit van de uittocht weer. De Joden hadden nauwelijks Egypte achter zich gelaten of het leger van het woestijnvolk Amalek stond klaar om met hen de strijd aan te gaan. Maar de Joodse bronnen geven ook nog een andere vertaling weer. Chamoesjim heeft de stamletters van het Hebreeuwse Chamisja in zich, dat staat voor het getal vijf. Van het hele Joodse Volk trok uiteindelijk maar een vijfde deel met Mozes en Aaron de woestijn in. Vier vijfde van de bevrijde slaven wilde helemaal niet mee. Zij verkozen de spreekwoordelijke Egyptische vleespotten boven het manna.
morele bewapening
Maar, is nog een derde manier van tekstuitleg. Chamoesjim wordt inderdaad vertaald met ‘gewapend’. Maar dan duidt dit niet op schiettuig om een fysieke oorlog te voeren. Met het gewapend zijn wordt de morele bewapening bedoeld.
Na honderden jaren slavernij, na onderdrukking en vervolging, waren de nakomelingen van Abraham, Izaak en Jacob geworden tot een volgroeide natie. Geen zielig slavenvolk, geen gemeenschap op de vlucht. Het waren de geestelijk krachtige nazaten van de aartsvaders en de aartsmoeders die in geloof en vertrouwen hun leider Mozes volgden op weg naar de Berg Sinaï, om daar het juk van G’ds Tora voor alle daarna komende generaties de morele herbewapening op zich te nemen.
Chamoesjim betekent de Joodse morele herbewapening waar Klal Jisraeel, het Joodse Volk, tot en met vandaag haar bestaansrecht aan ontleent.
Geef als eerste een reactie