‘Bianca carissima,’ recent ontdekte brief van Primo Levi uit Katowice, 1945

Op donderdag 19 april 1945 schreef Primo Levi uit Katowice in Polen een brief van twee kantjes aan zijn goede vriendin Bianca Guidetti Serra in Turijn.

Deze brief bleef onuitgegeven tot zondag 19 januari 2025 toen Primo Levi-onderzoeker Domenico Scarpa de brief in het Italiaanse dagblad Corriere della Sera (Avondkoerier) publiceerde. De Vrijdagavond heeft de eer de Nederlandse tekst te publiceren, vertaald en geannoteerd door uitgever-vertaler in Rome Gerrit van Oord.

Bianca Guidetti Serra had al eerder een briefkaart van Levi en zijn reisgenoten Vanda Maestro en Luciana Nissim ontvangen. De drie jonge Joodse partizanen waren op 13 december 1943 in het bergdorp Brusson in de regio Aostadal door de fascistische militie gearresteerd en vervolgens in het doorgangskamp Fossoli bij Carpi (Modena) geïnterneerd. Van daaruit werden ze gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. 

De drie wierpen tijdens een stop in Bolzano een briefkaart gedateerd 28 februari 1944 uit de veewagon. Maanden later ontving Bianca enkele briefkaarten van Levi uit kamp Buna Monowitz. Deze kaarten arriveerden in Turijn dankzij bemiddeling van Levi’s vriend en medegevangene Lorenzo Perrone. Zij zorgden ervoor dat Levi’s ouders en zus de berichten van hun zoon en broer bereikten.  

Lieve Bianca

Levi begint zijn brief met ‘Bianca carissima’ ofwel Lieve Bianca, ‘Eindelijk kan ik weer een poging wagen om naar Turijn te schrijven: wie weet gebeurt er een nieuw wonder en lukt het ons contact te leggen door dit halve Europa in oorlog.’ 

Het eerste deel van het epistel bevat wat hij noemt ‘een samenvatting van mijn verhaal’ en tevens ‘correcties en aanvullingen’ op zijn eerdere berichten uit Monowitz: 

‘Het jaar van slavernij onder de Duitsers was verschrikkelijk door honger, kou, vermoeidheid en vooral door de slachtingen die met onregelmatige tussenpozen onze rangen uitdunden. Uit de 600 [650] die met mij uit Fossoli vertrokken, werden bij aankomst 95 ‘waardevolle’ mannen uitgekozen voor het kamp in Monowitz. Van de anderen, bejaarden, vrouwen en kinderen is elk spoor verloren gegaan. Van ons 95 zijn er nog zes in leven: de namen van de andere vijf zal ik aan het eind opschrijven. De anderen stierven door ziekte of ontberingen, of ze werden gedood omdat ze ongeschikt waren om te werken.’ 

Metselaar uit Fossano

Levi noteert dat hij ‘gezond en (relatief) sterk’ kon blijven ‘dankzij de ongeëvenaarde vrijgevigheid van Lorenzo Perrone, een metselaar uit Fossano. Hij stelde mij niet alleen in staat met mijn ouders te communiceren, maar hij bracht mij ook zes maanden lang bijna dagelijks eten dat hij  afhaalde van zijn karige rantsoen.’ 

Niettemin drukte het contact met Perrone zwaar op beide mannen vanwege het gevaar door de SS ontdekt te worden. In november 1944 kon hij een plaats binnen bemachtigen en kwam er een eind aan negen maanden buiten werken, ‘een dagelijkse marteling’. 

Laatste weken

Primo Levi gaat verder met zijn kroniek over de laatste weken in Buna Monowitz, waarover men kan lezen in het laatste hoofdstuk van Is dit een mens: Kroniek van tien dagen. 

Reeds in februari 1946 had Levi deze ‘Kroniek’ in een typoscript van 14 pagina’s gereed. Het was de eerste tekst geschreven in de drie maanden na zijn terugkeer uit Katowice op 19 oktober 1945. Een doorslag bracht hij naar de Joodse gemeenschap in zijn geboortestad. Zoals bekend bracht de Turijnse uitgeverij De Silva de eerste editie van het boek in oktober 1947 op de markt. Daarin figureert de ‘Kroniek’ als het laatste hoofdstuk. Pas in 1958 zou de toen al gerenommeerde uitgeverij Einaudi het boek (met belangrijke toevoegingen) opnieuw en nu met blijvend succes uitbrengen. 

Nu terug naar de brief aan Bianca. Levi brengt zijn goede vriendin op de hoogte van zijn situatie: 

‘Op 11 jan. kreeg ik roodvonk en werd opgenomen in de ziekenboeg van het kamp [Buna Monowitz]. Op 17 jan. werd het hele kamp geëvacueerd: wij zieke werden aan ons lot overgelaten; de SS deporteerden alle gezonden en na 48 uur onafgebroken marcheren werden ze allemaal afgemaakt. Op 27 januari stonden de Russen voor het kamp. In de 10 dagen daarna stierf een kwart van de zieken van honger, kou of gebrek aan verzorging. Mijn herstel duurde lang, onderbroken door talloze verhuizingen.’ 

De laatste feitelijke informatie voor Bianca betreft zijn verblijf in kamp in Katowice. Over de reis erheen leze men het hoofdstuk De Griek in Het respijt

In deze brief vertelt hij:

‘Sinds begin maart ben ik hier in een Russisch concentratiekamp waar de buitenlanders verzameld zijn die de Russen  hebben gered van de Duitsers. Afgezien van de nostalgie en de onzekerheid over onze familie, is het hier niet slecht. Ik werk vrijwillig als verpleger en geniet een zekere mate van vrijheid. Ik eet en slaap wel en ben heel goed hersteld.’ 

Uit een volgende alinea blijkt het belang van de correspondentie die hij van Bianca tijdens zijn gevangenschap ontving:

‘Bianca, je hebt geen idee hoeveel ik aan je te danken heb en wat de twee brieven en het pakje in de eentonigheid van ons leven daar voor me betekenden.’ 

Hij wist weinig of niets over het lot van zijn familie: ‘Ik hoop dat mijn moeder en Anna Maria nog in leven zijn in Italië en contact met je hebben gehouden. Als dat zo is, kunnen ze me schrijven. Adresseren aan: Primo Levi, Ulica Ferdinandgrube 5, Konzentrazionslager Kattowice.’ 

De vijf anderen

Tegen het eind van zijn brief vermeldt hij met name de vijf overlevenden van zijn konvooi uit Fossoli:
‘Dr. Leonardo Debenedetti [sic], uit Tu.[rijn], verplaatst naar Asti; Luciano Mariani, uit Venetië; Eugenio Ravenna, uit Ferrara; Dr. Aldo Moscati, uit Livorno; Remo Iona, uit Turijn.’ en vraagt de namen aan hun families door te geven. Met De Benedetti zou Levi in 1946 in het blad Minerva Medica een artikel over hun kampervaringen publiceren.

Levi sluit af met:

‘Ik smeek je nogmaals om te antwoorden, als het mogelijk is, op de snelste manier (luchtpost? express? telegram? ik weet niet of dat kan) want ik weet niet zeker of ik hier nog lang zal zijn. En geef me vooral nieuws over iedereen, ik ben vreselijk bezorgd over het lot van jullie allemaal: wij hebben zulk vaag nieuws over Italië! Tot ziens, Bianca, kus mijn moeder en zus voor mij – en heel, heel veel dank. Primo’

Tot zover de belangrijkste delen van Levi’s brief. Volgt een PS waarin hij schrijft dat Vanda in Birkenau aan dysenterie was bezweken en dat Luciana bij haar was totdat zij in juli 1944 naar Breslau werd gestuurd om er als arts te werken. Luciana Nissim overleefde de Sjoa. 

Levenslange vriendschap met Bianca

Primo Levi en Bianca Guidetti Serra (1919-2014) kenden elkaar vanaf 1938. Via haar Joodse verloofde Alberto Salmoni maakte zij kennis met diens vriendenkring in de Turijnse Joodse gemeenschap, waaronder ook Primo Levi. De vraag waarom Primo zijn briefkaarten en brieven uit de kampen naar Bianca stuurde, wordt verklaard door haar niet-Joods zijn. Het was immers ondenkbaar om met Joden te corresponderen. 

Na de oorlog stichtten beiden een gezin en maakten carrière: Bianca in de maatschappelijk geëngageerde advocatuur – zij werd bekend als ‘De Rode Bianca’ – en Primo Levi als schrijver. Hun vriendschap verdiepte zich in de loop der jaren en niet zelden was zij de eerste lezer van Levi’s manuscripten. Hun laatste wandeling was kort voor zijn zelfgekozen dood in 1987. 


cover: straat art in Turijn

Over Gerrit Van Oord 5 Artikelen
Gerrit Van Oord (1948) Groeide op in Amsterdam-Zuid, woont sinds 1982 in Rome waar hij tot 1995 Nederlands aan Italianen onderwees. In 1990 was hij mede-oprichter van de uitgeverij Apeiron Editori. Behalve uitgeven vertaalt hij non-fictie uit het Nederlands in het Italiaans (bijv. Abel J. Herzberg, J. Huizinga.) en andersom. Sinds 2002 volgt hij de Italiaanse Etty Hillesum-receptie en publiceert daarover. Is redactielid van het jaarboek Cahiers Etty Hillesum en actief in de AYN-T, Studievereniging Joods-Duitse Cultuur opgericht in Rome.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*