Vorige week, woensdag 12 november, mocht ik alweer de vierde tijdelijke tentoonstelling openen in het Holocaustmuseum, een tentoonstelling die me tijdens het samenstellen ervan meer raakte dan verwacht.
Een paar jaar geleden bezocht ik in een New Yorks museum een video-installatie waarin Pinchas Gutter door middel van innovatieve techniek vragen van museumbezoekers kon beantwoorden.
Pinchas, ongevraagd noem ik overlevenden bij hun voornaam, was te zien op een scherm en vertelde. Hij liet me binnen in zijn wereld en was bovendien zo innemend dat ik onmiddellijk een zwak voor hem ontwikkelde. De geschiedenis van Pinchas en zijn gezin tijdens de Sjoa speelde zich af in bezet Polen.
Het land waar ook mijn schoonfamilie de Sjoa meemaakte. Hij vertelde over bezetting en gedwongen verhuizingen, het getto van Warschau, de opstand, deportatie naar Majdanek en verder. De ervaringen van hem waren zo representatief voor wat Poolse Joden hadden ervaren dat het idee ontstond voor deze tentoonstelling.
Celliste Anita Lasker-Wallfisch
Pinchas is een van de hoofdpersonen in de tentoonstelling Vertel verder…in gesprek met Holocaust getuigen. Hij en de in Duitsland geboren celliste Anita Lasker-Wallfisch delen hun herinneringen vanuit zo’n interactieve installatie op zaal. En naast hen koos ik tien andere mensen die, net als Pinchas en Anita, hun dierbaarste en ook pijnlijke herinneringen delen op beeld. Samen komen de overlevenden uit twaalf verschillende landen, en hebben ze zeer verschillende ervaringen.
Die persoonlijke geschiedenissen zijn zeer representatief voor hoe de Sjoa in hun landen zich afspeelde. In de vaste opstelling van het Nationaal Holocaustmuseum staat de geschiedenis van de Sjoa zoals die in Nederland zich heeft afgespeeld centraal. En deze tentoonstelling biedt nu veel meer Europese perspectieven. Zo is het een enorme verrijking op de permanente tentoonstelling van het museum.
De geschiedschrijving over de Holocaust, de herdenking en het onderwijs erover hebben zich in Nederland lang geconcentreerd op chronologie en op data, op vragen over goed en fout, en op de beschrijving van historische plekken en de gebeurtenissen die daar plaats vonden. Volgens de Nederlands-Israëlische historicus Dan Michman is dat een ‘orthodoxe benadering’. In die manier van geschiedenisonderzoek en -onderwijs was decennialang nauwelijks ruimte voor persoonlijke herinneringen. Terwijl er een enorme rijkdom aan kennis ligt in getuigenissen en memoires.
Egodocument
Met Jacques Presser, de Nederlandse historicus, schrijver en overlevende van de Sjoa, veranderde dat. Hij muntte de term egodocument al in de jaren vijftig van de vorige eeuw, en definieerde dat woord als een bron waarin de ik-figuur, de schrijver of afzender, voortdurend zelf aanwezig is.
Presser gebruikte voor zijn onderzoek harde feiten en de traditionele bronnen vooral vanuit daderperspectief, maar daarnaast ook dagboeken, brieven en memoires. Juist die persoonlijke verhalen zijn wellicht een reden dat zijn grote naslagwerk Ondergang zo’n enorme impact had op zijn lezers. De Sjoa gaat om herkenbare, inleefbare mensen, het raakt diep, nog steeds.
Videogetuigenissen waren er in de tijd van Presser nog niet. Inmiddels zijn dit de belangrijkste egodocumenten en zij vormden de aanzet voor deze tentoonstelling.
Het samenstellen van een tentoonstelling over de Sjoa in heel Europa op basis van persoonlijke egodocumenten is een enorme uitdaging. Het grootste videogetuigenissen archief ter wereld, het USC Shoah Foundation Archief, stond volledig tot mijn beschikking.
Zo’n zestigduizend overlevenden van massaal geweld – 53.000 van hen overlevenden van de Sjoa – hebben hun herinneringen er laten vastleggen. Daar begon mijn zoektocht voor deze nieuwe tentoonstelling.
Hoe kies je tien of twaalf mensen uit zoveel getuigen, welke criteria pas je toe en hoe vind je uiteindelijk de verhalen die onze bezoekers zullen raken? Doe je daarmee recht aan de collectie? En aan de geschiedenis?
Zelf-beleefde herinneringen
Na dagenlang zoeken in die enorme collectie van aangrijpende en emotionerende verhalen en met de kennis die ik had van de Sjoa buiten Nederland lukte het uiteindelijk om richtlijnen te formuleren. Zo koos ik voor vijf vrouwen en zeven mannen die allemaal al oudere kinderen waren of jongvolwassen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Zo zouden hun verhalen ook hun eigen zelf-beleefde herinneringen bevatten en geen reconstructies van gebeurtenissen. Daarnaast zocht ik naar mensen met verschillende achtergronden, van geassimileerd tot zeer vroom en met zeer uiteenlopende ervaringen. En natuurlijk moest de getuige duidelijk en begrijpelijk spreken. Drie maanden plande ik in voor het onderzoek dat ik deed samen met de jonge historicus Zev Lesnik, stagiair in het museum. Urenlang keken we naar getuigenissen, verhalen over liefde, verlies, angst, geweld en moord. Emoties en tranen kwamen voorbij in de tientallen video’s die we onderzochten, niet alleen bij de sprekers, maar soms ook bij ons als onderzoekers. En hoe inspirerend waren ook sommige verhalen over hoop, moed en veerkracht.
Getto van Nowògrodek
Esia Levine bijvoorbeeld die nadat Belarus bezet werd in juni 1941 belandde in het getto van Nowògrodek. Haar neven, de Bielski broers, smokkelden haar eruit en stonden aan het begin van wat een grootse reddingsoperatie zou worden. Zo’n dertienhonderd Joden werden gered door de Bielski partizanengroep. Jarenlang hielden zij deze mensen in leven in de dichte oerwouden van Belarus. Of een andere getuigenis van Imre Rochlitz over Kroatië, een bondgenoot van nazi-Duitsland.
De Ustasa beweging kreeg er absolute macht en riep een onafhankelijke republiek uit. Daar organiseerden de Kroatische collaborateurs een systeem van terreur met kampen zoals Jasenovac. Geen nazi kwam eraan te pas bij het oppakken en opsluiten van Serviërs, Roma, Sinti en Joden. Jasenovac was berucht vanwege het brute kampregime en Imre kwam er terecht. Hij overleefde en kwam vrij als door een klein wonder.
Er zijn weinig overlevenden van dat kamp, Imre’s verhaal is daarmee een unieke getuigenis.
Karmel Munk, geboren in Belgrado, Servië, vertelt over haar vader die werd vermoord in Topovske Supe. Bij de moord op Joodse mannen in dat kamp werd een nieuwe moordmethode getest: de vergassingsvrachtwagen. Karmel ontkwam met haar moeder en haar zussen, en overleefde door te vluchten. Vanuit Kosovo brachten Albanese moslims het gezin meerdere keren in veiligheid tot hun bevrijding in Tirana. Het overwegend islamitische Albanië is het enige door nazi-Duitsland bezette land waar na 1945 meer Joden woonden dan voor de oorlog. Het is de nazi’s slechts gelukt om één Joods gezin uit Albanië te deporteren en vermoorden. En dat kwam ook door de houding van de plaatselijke bevolking.
Anita Lasker-Wallfisch als jonge celliste; Vergeet ons niet! Kaarten uit deportatierteinen geworpen. Beeld ©Nationaal Holocaust Museum
Ogen keren naar binnen
De video’s getoond in de tentoonstelling zijn vaak de eerste keer dat deze getuigen hun verhaal lieten vastleggen. De eerste keer dat ze hun hele geschiedenis vertellen en ook hun kinderen die het voor het eerst horen. De verhalen die onze getuigen delen zijn soms zeer schokkend en emotionerend.
Je ziet dat in hun mimiek, soms in het ongemak of de bewegingsonrust die iemand toont. Ogen keren naar binnen en kijken je niet meer aan. Ze zoeken naar woorden, laten stiltes vallen en raken soms zelf overdonderd door de herinneringen die ze nu voor het eerst in woorden proberen te vatten. Ze zijn zich daar zelf heel bewust van. Je hoort het ook in hun stem.
Dario Gabbai, een Griekse Jood die in 1944 na een dagenlange treinreis in Auschwitz aankomt, zegt zacht dat er bij aankomst mensen ziek waren en dan stelt hij aarzelend dat hij zelfs denkt dat er misschien mensen bij aankomst al zijn overleden. In zijn stemgebruik ervaar je de schok die hij zelf bij aankomst moet hebben gevoeld. Zijn egodocument is van onnoemelijke waarde.
Pinchas is een schakel tussen een wereld voor de oorlog die verdween en de wereld waarin wij nu leven.
Binnenkort is het niet meer mogelijk om een echt gesprek te voeren met overlevenden van de Sjoa, hen vragen te stellen en te luisteren hoe zij hun geschiedenis vertellen. Deze tentoonstelling is ons antwoord op het moment dat dit werkelijkheid zal zijn. En vooral ook de interactieve getuigen bieden daarbij een heel bijzondere ervaring. Ruim een week voor opening stonden de interactieve installaties van Pinchas en Anita eindelijk op zaal. De speakers moesten nog worden ingebouwd, de verlichting geplaatst, de wanden afgewerkt en toen al stelden ik en de collega’s tussen al ons werk door tientallen vragen.
Pinchas deelde zijn herinneringen aan Jom Kipoer in het getto van Warschau, verstopt op een zolder, onder de gebedsmantel van zijn vader luisterend naar Kol Nidrei. Op mijn vraag naar zijn lievelingsmuziek zong hij plotseling zmires, psalmen, met zijn onvervalste Jiddisje tongval. Pinchas is een schakel tussen een wereld voor de oorlog die verdween en de wereld waarin wij nu leven. Hij laat zien dat we als mensen door de geschiedenis heen toch aan elkaar verbonden zijn. Zijn zang raakte me diep.
Toegang tot verhalen van zestigduizend mensen
Elk mens is een wereld op zichzelf. De twaalf mensen die ik koos voor deze tentoonstelling vormen een inkijkje in de zestigduizend werelden die verborgen liggen in het archief van onze partner, de USC Shoah Foundation.
Het Nationaal Holocaustmuseum is vereerd dat wij als enige plek in de Benelux bezoekers toegang bieden tot de verhalen van zo’n zestigduizend mensen. En we nodigen iedereen uit om deze bijzondere bronnen te komen bekijken, te beluisteren en te bestuderen in ons kenniscentrum.
Maar wees je bewust: wanneer je eenmaal in het archief verhalen luistert, laat de collectie je niet meer los!
Meer info over Vertel Verder … zie
Nationaal Holocaust Museum
cover: Pinchas vertelt, foto ©Nationaal Holocaust Museum
Geef als eerste een reactie