Jacob Israël de Haan, dichter van het Joodse Lied, in Italiaanse handen

tekening met blauw en zwart met man met keppel en een beetje zichtbaar de naam De Haan

Negentien jaar na De Haans verblijf in Rome en Napels in 1919 verschenen in Turijn drie van zijn gedichten in een Italiaanse versie: een couplet uit De Roem van Amsterdam en twee kwatrijnen. *

De getalenteerde vertaler ervan, Giacomo Prampolini (Milaan, 1898) overleed in 1975 in het Umbrische stadje Spello. Voor zijn vertalingen uit het Nederlands werd hem in 1964 de Martinus Nijhoff Vertaalprijs toegekend.

*De Haan maakte in Napels een vijfdaagse tussenstop op weg naar Jeruzalem. Zie het artikel hierover van Gerrit van Oord: Men zal u, Napels, nooit vergeten

Vertaalde wereldliteratuur

In de jaren dertig van de twintigste eeuw publiceerde de befaamde Turijnse uitgever UTET de eerste editie van het vijfdelige werk ‘Wereldgeschiedenis van de literatuur’.

Het eerste van de drie omvangrijke delen verscheen in 1933 en de laatste band van deel III in 1938. Daarin behandelt Giacomo Prampolini, want hij is de auteur van dit immense werk, de Nederlandse literatuur tot 1931 en schenkt hij aandacht aan de Dichter van het Joodse Lied. Hij karakteriseert De Haan als een auteur ‘van opmerkelijk niveau’ in die periode van de Nederlandse literatuur en formuleert zijn mening over hem in deze alinea: 

Na zijn debuut met naturalistische romans werd De Haan (1881-1924) dé lyrische dichter van de Nederlandse Joden. In 1919 vertrok hij naar Palestina, alwaar hij werd vermoord. Deze heftige en onverschrokken verdediger van het geloof van zijn voorvaderen en propagandist van het Joodse nationalisme […] bezong de angsten en de hoop, de twijfels en de zekerheden van zijn volk met een schier ontembare ijver en de ferme stem van een moderne profeet. De kwatrijnen bevatten doorleefde momenten van bijtende kritiek, uitgeschreeuwde bekentenissen, een onrustige en tumultueuze pathos, gedicht in de nerveuze verzen van een oprechte semitische aard.’ 

Semitisch in plaats van Joods

Dat Prampolini zorgvuldig formuleerde, blijkt uit de laatste woordgroep van dit citaat. Hij koos niet voor het adjectief ‘Joodse’ maar ‘semitische’ (genuina natura semitica) om het karakter van De Haan nader te duiden. Het adjectief ‘Joodse’ (ebraica) had in 1938 gemakkelijk tot de beschuldiging van filo-zionisme kunnen leiden, terwijl ‘semitisch’, opgevat als technisch-linguïstische term, naar een taalfamilie verwees, ook al las iedereen het woord moeiteloos als een synoniem voor Joods. De literatuurvorser beperkt zich in de geciteerde tekst tot literaire en in die context passende psychologische karakteriseringen. Merk ook op dat hij niets vermeldt over de toedracht van de moord noch valt in dit citaat het woord zionisme.

Mussolini, zionisme en de racistische wetgeving van 1938

Tot eind 1934 stond Mussolini politiek welwillend tegenover het zionisme. Op 13  november 1934 ontving hij in Rome Nahoum Goldmann en zei hem dat hij en de zijnen een Joodse Staat moesten stichten. In soortgelijke termen had hij zich uitgelaten tegenover Chaim Weizmann, die hem eerder dat jaar had opgezocht. Vanaf 1935 begon de positie van de Italiaanse dictator echter te veranderen. Zijn toenadering tot Duitsland maakte voorgoed een einde aan zijn politiek opportunistische sympathie voor het zionisme. In de loop van 1937 baande het antisemitische zich een weg in de fascistische persorganen en vanaf september 1938 traden de anti-Joodse wetten stap voor stap in werking. Deze ontwikkelingen hebben naar schijnt een zekere invloed gehad op de samenstelling van deel III.3 van de Storia universale della letteratura, maar leidde niet tot censuur van Joodse auteurs, want behalve de pagina over De Haan schreef Prampolini in hetzelfde deel een omvangrijk hoofdstuk over de Jiddische en nieuw-Joodse literatuur (pp. 821-837). 

De drie vertaalde gedichten

Vergeef mij dan, Amsterdam: ‘k heb verlaten
Uwe straten voor mijn Heilige Stad.
Gelijk ik eens mijn zinnelijke maten
Verliet voor Gods vroomheid en trouwe schat. (VG II, p. 169)

Eenzaam

De Zee groot en eenzaam.
Geen mensch is mij gemeenzaam. 
O, leven tranendroef en tranenblind,
Waar ik vertroosting vind? (VG II, p. 326)

Avond (Transjordanië)

Terwijl wij door het groote landschap rijden,
Er zijn de kudden, die naar huis toe gaan.
Er zijn de kudden, die den nacht verbeiden,
In ’t dal, waar de watervallen hun hartslag slaan. (VG II, p. 355)

In twee voetnoten op p. 28 geeft Prampolini de oorspronkelijk Nederlandse versies en een overzicht van de De Haans gepubliceerde dichtbundels. 

Na de oorlog

In 1946 publiceerde Prampolini een kleine bloemlezing Nederlandse poëzie – die hij een warm hart toedroeg – bij de legendarische Milanese uitgever Giovanni Scheiwiller. Hij nam van negentien dichters vijfentwintig composities op, waaronder drie kwatrijnen van De Haan. Het hierboven geciteerde Avond (Transjordanië) en verder Rome en Eenzaam. Respectievelijk in VG II, p. 186 en p. 205. De Haan gaf zoals bekend aan zijn kwatrijnen meermalen dezelfde titel. 


Verwijzingen
J.I. de Haan schreef over zijn verblijf in Rome en Napels drie feuilletons. Ze werden afgedrukt in het Algemeen Handelsblad op respectievelijk 18, 20 en 26 februari 1919, zie de uitgave bezorgd door Ludy Giebels.
‘VG’ staat voor Verzamelde Gedichten. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1952.
G. Prampolini, Storia universale della literatura. UTET, Torino, 1933-1938. De citaten en de vertalingen in deel III.3, pp. 27-28. 
Prampolini’s levenswerk zou nog twee keer in een herziene en aangevulde druk verschijnen, in 1949 en in 1959, uitgroeiend van vijf tot zeven delen en meer dan 7000 pagina’s. In 1968 volgde een herdruk van de laatste editie. De tekst over De Haan zou niet veranderen, wel werd in de derde editie een profielfoto van de dichter toegevoegd. 


cover: met dank aan de Website Jacob Israël de Haan

Over Gerrit Van Oord 15 Artikelen
Gerrit Van Oord (1948) Groeide op in Amsterdam-Zuid, woont sinds 1982 in Rome waar hij tot 1995 Nederlands aan Italianen onderwees. In 1990 was hij mede-oprichter van de uitgeverij Apeiron Editori. Behalve uitgeven vertaalt hij non-fictie uit het Nederlands in het Italiaans (bijv. Abel J. Herzberg, J. Huizinga.) en andersom. Sinds 2002 volgt hij de Italiaanse Etty Hillesum-receptie en publiceert daarover. Is redactielid van het jaarboek Cahiers Etty Hillesum en actief in de AYN-T, Studievereniging Joods-Duitse Cultuur opgericht in Rome.

1 Comment

  1. Een wellicht interessante informatie voor de echte bewonderaars voor Jacob Israel de Haan (tot wie ik ook behoor): In mijn bescheiden jiddisje bibliotheek bevindt zich een De-Haan-monografie die niet voorkommt in de prachtige biografie van de hand van Jan Fontijn: Onrust. Het leven van Jacob Israël de Haan, 1881-1924. Amsterdam, 2015. Deze weinig bekende publicatie in mijn bibliotheek is (ik translitereer hier gemakshalve): Moshe Yehuda Gleicher: Foen amsterdam biz jeroesjalajim – Di geshikhte foen dr. jakob israel de haan – zajn sjtoermisj leben oen tragisher oemkoem inem kamf far torah hershaft in hailigen land; Brooklin: Empire Press, 1978. In mijn exemplaar ligt de begeleidende brief van de auteur aan iemand die hij het boek cadeau doet. Het boek bevat talrijke foto’s, die vooral een indruk geven van het toenmalige orthodoxe leven ter plaatse.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*