Tijdens de schoolvoorstelling Hassan en Moos, geschreven door Tomer Pawlicki, die ik even geleden bezocht, viel mij iets op. Het stuk geeft een inkijkje in de vriendschap tussen twee jongens, een moslim en een jood.
Ze vloggen samen over mayonaise, bespreken hun alledaagse avonturen en verschillende achtergronden die toch ook raakvlakken hebben. Ondertussen zie je hoe de situatie in het Midden-Oosten hun band binnensluipt en op scherp zet. De jongens bewegen zich druk door de ruimte van de klas en komen dicht bij de toeschouwers. Het stuk is energiek, dynamisch, grappig en actueel. Bovendien doet het een beroep op empathie, tussen de jongens onderling èn van het publiek.
Maar de vrouwenrollen blijven steken in stereotypen. Moeders als kokende karikaturen en zelfs seksobject, klasgenoten zonder eigen stem. En dan te bedenken dat deze voorstelling vooral voor de brugklas wordt opgevoerd. Wat doet dit, bewust of onbewust, met de jonge meisjes die dit stuk zien?
Ik dacht aan de bechdel test waar een fictiefilm voor slaagt wanneer aan de drie volgende criteria wordt voldaan: er komen minstens twee vrouwelijke personages in voor met een naam, ze spreken met elkaar en doen dat over andere onderwerpen dan een man of ‘mannen’.
Vrouwen worden niet genoemd, niet meegeteld
Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk is er ruimte voor een stuk over een jongensvriendschap, zonder een vrouw in de hoofdrol. Wat als we het bekijken vanuit de female gaze, de vrouwelijke blik, voorbij de traditionele rollenpatronen?
Deze week starten we het vierde boek van de Tora: Bemidbar, ofwel Numeri. Daarin wordt het volk geteld. Stam voor stam, man voor man – vanaf twintig jaar. Vrouwen komen in deze telling niet voor: ze worden niet genoemd, niet meegeteld. Zie daar de parallel. Vrouwen en hun perspectief zijn opvallend afwezig zowel in het centrum van de Tora van toen als in het toneelstuk van nu. Of ze verschijnen in vaste rollen: ondersteunend, verzorgend, of seksueel geladen. Het zijn structuren die al eeuwen bestaan, vaak ongemerkt, maar niet zonder gevolgen.
Vragen dringen zich op: waar zijn de vrouwen? En ook: waarom zien we ze niet? En wat zegt dat over de manier waarop verhalen worden verteld en vormgegeven?
In Bemidbar gaat het om een militaire telling: mannen vanaf twintig worden geteld als strijders. Vrouwen worden niet genoemd. De Levieten worden apart geteld, omdat zij zorgdragen voor het draagbare heiligdom, de misjkan.
Bemidbar markeert het moment waarop het volk zich ordent: rondom het heiligdom, rondom structuur, rondom regels. Binnen die ordening is niet alles zichtbaar. Ook de vrouwen vervulden een essentiële rol in het dagelijks leven van het kamp, een onmisbare rol, al blijft die buiten beeld.
Net als op het toneel van Hassan en Moos speelt er meer dan wat we zien. Vrouwen zijn er wel, maar vaak blijven hun perspectieven onderbelicht in de manier waarop verhalen worden vormgegeven. Dat is geen toeval, eerder een reflectie van wie er eeuwenlang als vanzelfsprekend centraal stond in onze verhalen. En dat verdient aandacht, zowel in hoe we naar de Tora kijken als in cultuuruitingen van nu.
Een female gaze dwingt tot anders kijken. Kritisch, maar ook creatief. Niet alleen benoemen wat ontbreekt, maar ruimte maken voor nieuwe perspectieven. Voor vrouwen die niet alleen gezien worden, maar ook meedoen. Wie meetelt, bepaalt niet alleen de statistiek, maar ook het verhaal.
Geef als eerste een reactie