‘En toch door liefde met onze natie verbonden,’ de Duits-joodse ervaring van Grete Weil

boekbespreking

Zwart wit foto Grete Weil met vriend in 1933

De Duits-joodse schrijfster Grete Weil maakte in Nederland vooral naam met haar roman Tramhalte Beethovenstraat. De roman verscheen in 1963 zowel in het Duits als in het Nederlands. 

Door de ogen van een naïeve jonge Duitser beschrijft deze roman het bezette Amsterdam en in het bijzonder de nachtelijke deportaties in de Beethovenbuurt. Weil kende de omstandigheden goed want ze was zelf in 1936 naar Nederland gevlucht. 

In Amsterdam werkte ze als fotografe en later bij de Joodse Raad. In september 1943 moest zij onderduiken. 

Zittend op de zoldertrap

Tijdens die onderduikjaren ontstond de roman die nu gepubliceerd is. De weg naar de grens was haar eerste boek. In haar autobiografie vertelt ze dat zij het schreef zittend op de zoldertrap van haar onderduikadres, omdat ze alleen daar daglicht had en zich een beetje kon afzonderen. 

Waarom ze de roman tijdens haar leven nooit publiceerde weten we niet. Het bestaan van het manuscript was al langer bekend bij literatuurwetenschappers, maar het werd herontdekt door literatuurhistorica Ingvild Richardsen. Zij schreef ook het uitvoerige nawoord. 

Rijkdom aan thematiek

De weg naar de grens overtreft Weils latere romans qua omvang en rijkdom aan thematiek. Het is een ambitieuze roman, zeker voor een beginnend schrijver. Het boek is opgedragen aan de echtgenoot van de schrijfster, Edgar Weil, die in 1941 in Mauthausen werd vermoord. 

Centraal staat de liefdesgeschiedenis tussen Monika en Klaus, de fictieve alter ego’s van Grete en Edgar Weil. Deze geschiedenis wordt in detail verteld, vanaf de eerste ontmoeting met Klaus (die haar neef is) en de hoogtijdagen van hun liefde tot aan hun leven samen in het Duitsland van het opkomend nazisme en Klaus’ arrestatie en deportatie. Hun liefde wordt goed samengevat in de zin die zij in het gastenboek van Monika’s berghut schreven, in gelukkiger tijden: “Monika en Klaus, de waarachtig gelukkigen, die altijd terugkeren.” Woorden die een bittere naklank krijgen als Monika Duitsland voorgoed moet verlaten. 

Vermomd als wintersporter

De roman is meer dan een autobiografisch ‘coming of age’ verhaal. De schrijfster heeft op allerlei manieren afstand willen creëren tot een liefdesgeschiedenis die banaal zou kunnen lijken. Ten eerste door het verhaal door Monika zelf te laten vertellen aan een jonge Duitse kennis, Andreas, die ze toevallig ontmoet in de openingsscène, waarin ze nazi-Duisland poogt te ontvluchten: midden in de winter probeert zij op ski’s, vermomd als wintersporter, de Oostenrijkse grens over te komen. 

Samen schuilen ze in een berghut en wachtend op beter weer, vertelt ze hem haar geschiedenis. Zo ontstaat er een raamvertelling die ruimte schept voor reflectie op het verleden. Monika – nu een lucide, illusieloze vrouw van in de dertig – kijkt terug op het meisje dat ze geweest is, een meisje uit een geassimileerd patriciërsgezin, beschermd opgevoed, met de Duitse burgerlijke waarden, en dat zich meer Duits dan joods voelt.  

Exemplarische personages

Monika, Andreas en ook Klaus worden zo exemplarische personages: ze staan niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor de afwachtende houding die veel Duitsers in de jaren twintig en dertig aannamen tegenover het opkomende nazisme. Die houding van bagatelliseren, wegkijken en passiviteit is een grondthema van de roman, die impliciet de vraag stelt hoe het met het Duitse volk zover heeft kunnen komen. 

Terwijl veel oorlogsromans focussen op de slachtoffers en sommige op de daders (zoals bijvoorbeeld De welwillenden van Jonathan Littell) geeft Weils roman een genuanceerder beeld: “Denk je dat de slachtoffers geen schuld treft? Wij allemaal, jij en ik en ook Klaus, hebben het zover laten komen zonder er echt iets tegen te doen”, zo valt Monika uit tegen Andreas. 

Ongemakkelijk boek

Die zelfbeschuldiging maakt dat De weg naar de grens een ongemakkelijk boek is. Stap voor stap volgen we de levens van Monika en Klaus en zien we hoe zij de ogen sluiten voor de gebeurtenissen, ondanks de vele waarschuwingen. In haar studententijd in Berlijn is Monika bevriend met Hans Hauser, een jonge socialist die haar tevergeefs probeert te winnen voor het internationalisme en de arbeidersbeweging. 

Zij blijft het echter zien als een simplistische utopie en kiest voor de individuele vrijheid boven een gemeenschappelijk politiek ideaal. Als Hans bij klaarlichte dag op straat wordt doodgeschoten waar ze bijstaat, kan ze niets anders uitbrengen dan het machteloze “Ik wil naar huis, naar mijn moeder.”

Het net sluit zich snel

Er volgen nog vele andere waarschuwingen, het net sluit zich verbazend snel rond de Duitse joden, maar Monika en Klaus, die inmiddels op een school werken in de Beierse heuvels, blijven de gebeurtenissen negeren. Ze geloven niet dat het ooit iets kan worden met de nazi’s, zien zichzelf als onmisbaar in hun werk en praten alleen maar vaag over emigratie, terwijl zelfs Monika’s moeder al naar Amerika is vertrokken. 

Daarin zijn ze exemplarisch voor de houding van vele andere Duitsers, die het lang als een ver-van-mijn-bed show blijven zien: na de machtsovername van Hitler eind januari 1933 “troostte men zich in Beieren met de gedachte dat Berlijn tenslotte ver weg lag en qua traditie en gebruiken eigenlijk vijandig buitenland was.” 

Belangrijker om de houding van Monika en Klaus te begrijpen is hun diepe verbondenheid met Duitsland. Aan een Franse vriend legt zij uit: “En toch zijn wij Duitsers, door taal, gewoonten, cultuur maar vooral door liefde met onze natie verbonden.” 

Cultureel jodendom

De pijnlijke breuk van die vooroorlogse joods-Duitse symbiose is het kernthema van deze originele eerste roman van Weil, en heeft ook haar verdere leven en werk bepaald, in het bijzonder haar terugkeer naar Duitsland kort na de oorlog, in de overtuiging dat zij een Duitse schrijfster was. In haar latere werken, zoals Mijn zuster Antigone (1982) en De bruidsprijs (1989) zal zij haar joods-Duitse identiteit grondig onder de loep nemen en er een geheel nieuwe vorm aan geven.  

Grete Weil was niet religieus en ook niet zionistisch, wat vóór de oorlog voor haar de enige mogelijke vormen van joods zijn waren. Na de oorlog echter kwamen daar nieuwe lagen bij: als overlevende van de Holocaust zocht zij toenadering tot wat je een cultureel jodendom zou kunnen noemen. Zo heeft ze in De bruidsprijs de geschiedenis van koning David en Michal doen herleven en die gekoppeld aan haar eigen levensgeschiedenis.  


Grete Weil, De weg naar de grens, vertaling: Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen, Meulenhoff, 2023

cover: Grete Weil, geboren als Dispeker (1906–1999) met een vriend Heinz-Günther Knolle (1912–1999), gefotografeerd door haar echtgenoot Edgar Weil (1908–1941) op vakantie bij het Constance-meer, 1933.

Over Annelies Schulte Nordholt 2 Artikelen
Annelies Schulte Nordholt doceert Moderne Franse letterkunde aan de Universiteit Leiden. Naast haar onderzoek over literaire creativiteit bij schrijvers als Marcel Proust en Maurice Blanchot houdt zij zich bezig met Frans-joodse denkers en schrijvers, zoals Levinas in zijn verhouding tot kunst en literatuur, Edmond Jabès, Patrick Modiano, Henri Raczymow, Anna Langfus, Hélène Cixous en Georges Perec. Schulte Nordholt publiceerde vele artikelen, ook op de Frans-joodse site Sifriatenou. Momenteel houdt ze zich bezig met hoe de herinnering in literaire beschrijvingen is geworteld in de stedelijke ruimte. In dit kader publiceerde zij recentelijk Georges Perec et ses lieux de mémoire (Leiden, Brill, 2022).

1 Comment

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*