Herinneringen van Isaac Cohensius, dokter in acht dwangarbeiderskampen

collegekaart Isaac Cohensius '1941/1942

Stel je voor: je bent student medicijnen in Utrecht en bijna klaar. Samen met je verloofde die verpleegkundige is droom je van het zorgen voor zieke en kwetsbare mensen. 

Je ouders zijn al overleden, maar je leeft met het besef dat jouw toekomst ook de wens van je moeder is. Je studeert hard, doet je coassistentschappen, legt je tentamens met goed gevolg af. De eindstreep is in zicht.

Tot zover niets bijzonders.

Echter, het is de zomer van 1942. De student heet Isaac Cohensius, hij is Jood. Als hij zich dat niet al bewust was, wordt hem dat duidelijk gemaakt door de ene na de andere anti-Joodse maatregel. 

Zijn verzet bestaat uit onverzettelijkheid. De Jodenster draagt hij niet. Eten doet hij in gewone restaurants. Hij reist met bus en tram. Allemaal ‘verboden voor Joden’.

Maar hij leeft ook in de realiteit: zijn verloofde Ester en hij zullen in de nabije toekomst Nederland moeten verlaten om te gaan leven en werken op een plek ‘in het oosten’. Ze beseffen dat hun regering hen al heeft verlaten.

Onderduiken doen ze niet, want ze willen andere mensen niet in gevaar brengen. En ze weten dat ook ‘in het oosten’ hun zorg nodig is.

Zijn droom spat uit elkaar: hij zal geen arts zijn.

Isaacs artsexamen is vastgesteld op 20 augustus ‘42. Ze trouwen snel om te voorkomen dat ze los van elkaar weg moeten. Nu de tijd dringt, schieten de voorzitter van het faculteitsbestuur en zelfs de rector magnificus te hulp door uitstel voor Isaac te vragen in het kantoor van de Sicherheitspolizei aan de Maliebaan.

Dan valt de oproep op de mat: het jonge echtpaar moet op transport en wordt in Westerbork ingeschreven op precies de dag van Isaacs artsexamen 20 augustus. Zijn droom spat uit elkaar: hij zal geen arts zijn.

Dan staat hij op en gesteund door Ester smeekt hij bij de kampcommandant om een verlof van acht dagen, waarin hij naar Utrecht zal reizen om alsnog af te studeren. 

Het onmogelijke gebeurt: op 28 augustus legt hij de eed van Hippocrates af. Elke dag in Utrecht heeft hij zich moeten melden bij de vreemdelingenpolitie. Zijn laatste aarzeling is verdwenen: hij weet dat hij nu al geen Nederlander meer is.

Huwelijksreis

Met de felbegeerde artsenbul onder de arm keert hij in Westerbork terug. De prijs die hij betaalt is dat Ester en hij niet in het ziekenhuis van het kamp mogen werken, maar snel op transport zullen gaan. 

Op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, vertrekken ze. In de trein heffen de ‘reizigers’ het Wilhelmus aan. Isaac schrijft dat dit hun huwelijksreis is.

Bij het plaatsje Cosel, tachtig kilometer voor Auschwitz, worden de mannen die kunnen werken met geweld uit de trein gehaald. Isaac en Ester nemen afscheid. Ze weten dat dit voor altijd is. Ester wordt na aankomst op 3 september in Auschwitz vermoord. Ester en Isaac zijn vijf weken getrouwd geweest.

Isaac beschrijft zijn gang door dwangarbeiderskampen voor Joden in Silezië om te beginnen in Niederkirch: “zonder daarbij zichzelf of anderen te sparen, noch zichzelf of anderen te beschuldigen. Het is slechts de onverbloemde waarheid over het gedrag van mensen in de schaduw van den dood.”

In deze kampen vallen de schellen van zijn ogen en ziet hij het idee van de ‘Vernichtung durch Arbeit’ (vernietiging via werk) werkelijkheid worden.

Zonder deugdelijke hulpmiddelen of medicijnen, fatsoenlijke bedden en wat er nog meer nodig is, moet hij zijn patiënten behandelen. Die moeten zulke zware fysieke arbeid verrichten, waar ze niet aan gewend zijn dat ze er geleidelijk aan bezwijken. Daarbij krijgen ze zo weinig te eten, en zoveel slaag en ontberingen te verwerken, dat ze snel sterven, ondanks Isaacs bovenmenselijke inspanningen.

Als onervaren arts komt hij voor onmogelijke ethische dilemma’s te staan en moet beslissingen nemen die ver afstaan van wat hij heeft geleerd. Zijn eed van Hippocrates wordt een lachertje. De permanente intimidatie en vernedering die hem ten deel valt, vormen een aanslag op zijn zelfvertrouwen. 

Desondanks, ook al zakt hij mee af met zijn patiënten op de fysieke en morele ladder, probeert hij tot het laatst zijn menselijkheid te bewaren en zijn patiënten nabij te blijven tot hun dood.

Na Niederkirch werkt Isaac in de kampen Seibersdorf, Blechhammer, Sankt Annaberg, Faulbrück, Gräditz, Langenbielau en Sportschule.

Hij wordt op 8 mei 1945 bevrijd door de Russen. 

Dan vindt hij de Poolse Frieda Lemberger terug, de vrouw aan wie hij in Blechhammer dagelijks de doden moest melden. Inmiddels wordt Esters dood door een Poolse rechtbank vastgesteld.

Nederland laat het afweten als hij probeert terug te keren met Frieda. Ze trouwen en emigreren eind 1948 naar Israël. 

Dienstplicht in Nes Ammim

In de jaren zeventig heb ik mijn militaire dienstplicht vervuld in het ontwikkelingsproject Nes Ammim in Israël. Daar is mijn belangstelling voor het Jodendom, Joodse geschiedenis en cultuur (literatuur, muziek en film) ontstaan. 

Het werd mijn tweede vaderland.

Toevalligerwijs kwam ik in contact met Isaacs zoon Micky Cohensius. Zijn vader was in 1993 overleden. Vervolgens ontdekte ik het manuscript van de kampdokter in het archief van het Ghetto Fighters’ House, een Holocaust Museum in Noord-Israël.   

De familie in Israël wist van het bestaan van dit manuscript, maar kon het niet lezen. Het is in het Nederlands geschreven. 

Eerst tikte ik het verhaal letterlijk uit. Daarna kon ik de tekst in hedendaags Nederlands overzetten. Mijn Engelse vertaling werd door een Londense vriend grondig herzien. 

Ruim 76 jaar nadat Isaac zijn pen neerlegde, lazen zijn nakomelingen voor het eerst het verslag van zijn ervaringen in de kampen. Mij werd duidelijk dat het tijd werd dat de laatste wens van Isaac Cohensius in vervulling ging: zijn boek moest verschijnen.

Nog een bijzonder aangrijpend moment maakte ik mee in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De koffer die Ester Cohensius afgaf aan buren om die te bewaren, is nog niet zo lang geleden opgedoken. 

De archivaris zette de koffer voor mij op een tafel en opende die. Eerbiedig nam ik haar oude gebedenboeken in mijn handen.

Inmiddels werd ik verzocht mee te werken aan het plaatsen van struikelstenen voor het huis aan de Zaagmolenkade in Utrecht waaruit Ester en Isaac vertrokken naar Westerbork. Dat gebeurde op 8 november 2024 in het bijzijn van de schoondochter van de Kampdokter, drie kleinkinderen en drie achterkleinkinderen. 

Eind november werd Isaacs boek gepresenteerd in Utrecht. De kampdokter keerde terug naar zijn geboortegrond.

Links: gebedenboeken Ester Cohensius-Van der Hoeden; rechts Stolpesteine Isaac en Ester, foto’s: Doete Regts-min

Isaac Cohensius, Kampdokter, in dwangarbeiderskampen onder de rook van Auschwitz door Daniel van den Bos; © 2024, Uitgeverij Verbum (Almere) en Familie Cohensius
Gebonden, 192 bladzijden; Prijs: € 24,50

cover: collegekaart Isaac Cohensius 1941/1942

Over Daniel van den Bos 1 Artikel
Daniel van den Bos (Velp gem. Rheden, 1952), studeerde hij rechten in Utrecht, waarna hij zijn militaire dienstplicht alternatief vervulde in het dialoogproject Nes Ammim in Noord-Israël. Terug in Nederland werd hij docent recht aan verpleegkundigen en hulpverleners (HBO). In 2000 ging zijn schrijversdroom in vervulling met het verschijnen van de roman ‘De Binding’ over pesten. Daarna volgden ‘De vrouw en de doos’ (2006), Weerloos (2010), Baggergoud (2011) en ‘Gezagsgetrouwe Vredelievende Belastingbetalende Medeburgers’ (2019). Profielfoto: Herman Stöver

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*