Wit, maar toch niet helemaal. Joden in de koloniale context

oratie jessica Roitman

drie mensen luisteren naar vrouw in rood jasje

Een week voor Pesach, op woensdag 29 maart 2023, hield de Amerikaans-joodse historica en religiewetenschapper Jessica Roitman haar inaugurele rede voor de leerstoel Joodse Studies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU). De rede was getiteld: Jews, History and Home-making: Colonial Contradictions and Contemporary Challenges.

Vanachter mijn computer luisterde ik live mee. Iedere samenvatting doet onvoldoende recht aan professor Roitman’s fijnzinnige, gelaagde en persoonlijke verhaal. Toch wil ik een aantal thema’s ervan belichten die mij bijzonder raakten.

In Jessica Roitmans oratie zijn de begrippen home (thuis), exile (ballingschap) en belonging (erbij horen) prominent aanwezig. Het zijn emotioneel beladen begrippen voor mensen (zoals Roitman en ikzelf) die al dan niet gedwongen ergens anders leven dan waar ze geboren en getogen zijn en die weten dat ‘thuis’ en ‘erbij horen’ geen vanzelfsprekendheden zijn. 

In de context van de bredere joodse geschiedenis kunnen thuishoren, vervolging en ballingschap elkaar razendsnel opvolgen. Het vertellen van die geschiedenis, en daarmee invulling geven aan wat het betekent om joods te zijn, gebeurt in onze tijd met ‘New York’ en ‘Tel Aviv/Jeruzalem’ als belangrijkste joodse focuspunten, vanuit een normatief, dominant (Amerikaans) Asjkenazisch perspectief, aldus Roitman.

In dit dominante Asjkenazische discours wordt de centrale joodse ervaring vervat in het grapje dat Roitman aan het begin van haar oratie vertelt: `They tried to kill us. They failed. Let’s eat’. 

In dat ‘they failed’ zit een dubbele implicatie, namelijk dat de omgeving niet te vertrouwen is en zelfs bedreigend is, maar ook het moeten ontvluchten van de plaats waar men tot dan geworteld was. Vervolgingen, verdrijvingen en ballingschap – de joodse geschiedenis zit er vol mee. Na iedere verdrijving kwam de zoektocht naar een toevluchtsoord waar joden werden getolereerd. Roitman noemde in dit verband Livorno, Amsterdam en Hamburg en in de Nieuwe Wereld, Curaçao en Suriname en, pas veel later, New York. 

beelden uit de Collectie Maasdamme, 30 diorama’s met 250 poppen het koloniale leven verbeeldend op Curaçao. Gemaakt door Rita Maasdamme (1944-2016), getoond in de Hermitage, Amsterdam. Foto’s Bloom

Altijd voorwaardelijk

Een thuis hebben, je thuis voelen, zo laat Roitman ons weten, was en is voor joden een precaire onderneming: altijd voorwaardelijk en nooit weten voor hoe lang. In een Europese context waarin de jood de eeuwige buitenstaander was, had het zich ergens thuis voelen de bijsmaak van te worden getolereerd door een buitenwacht, wiens wantrouwen en agressie altijd nabij was. 

Echt thuis was je nooit als jood. Maar ook vanuit de rabbijnen werd een zich te sterk thuisvoelen of verbinden met de vreemde omgeving niet gestimuleerd: dat zou tot verlies van de joodse eigenheid kunnen leiden. 

Een jood moest zich, in navolging van de profeet Jeremiah, overal thuis kunnen voelen, doch niet door integratie, maar door het creëren van een joodse gemeenschap, met de Torah als leidraad, met eigen rituelen, synagogen en andere instituties, en een joodse begraafplaats. 

Uiteindelijk zou het zoeken naar een ‘echt’ joods thuis uitmonden in de zionistische droom en de stichting van de Staat Israël in 1948. De Nederlandse schrijver, zionist en intellectueel Abel Herzberg (1893-1989) schreef daarover dat “zonder Israël iedere jood een ongedekte cheque is”. Roitman zegt in haar oratie niets over de Staat Israël. Haar preoccupatie is een andere. 

Andere contexten dan de Europese

Wat Roitman wil is laten zien dat er ook andere dan de gangbare Asjkenazische perspectieven op de joodse geschiedenis zijn. Deze zienswijzen zijn gevormd door ervaringen van joden in andere contexten dan de Europese, in andere regio’s (de Nieuwe Wereld, het Ottomaanse Rijk, de Arabische landen) of onder koloniale omstandigheden. Dit leidt tot andere invullingen van begrippen als ‘thuis’, ‘diaspora’ en ‘erbij horen’ en daarmee tot andere noties van wat het betekent om joods te zijn. 

De Europese tegenstellingen tussen jood en niet-jood gaan in die andere contexten vaak niet op. Zo konden joden in koloniale contexten status en vrijheden hebben die ze in Europa niet hadden, en werd het aloude verhaal van de wandelende jood weersproken door joden die wel een thuis vonden in het land waar ze wonen of geboren zijn en waarmee ze zich sterk identificeren. 

Joden van Curaçao

De historica Roitman illustreerde deze stelling door joden op te voeren die zich in het kielzog van de Nederlandse kolonisatoren vanaf de zeventiende eeuw in Suriname en op het eiland Curaçao vestigden en daar bloeiende joodse gemeenschappen stichtten, met synagogen en begraafplaatsen waar men tot op de dag van vandaag trots op is. 

De oudste, nog bestaande joodse gemeente en bijhorende synagoge in de Nieuwe Wereld en de Cariben is Mikve Israel in Curaçao. Het oudste graf op de oude Joodse begraafplaats Beth Haim op Curaçao dateert uit 1658. Tot het einde van de negentiende eeuw, vertelde Roitman, was Curaçao, en niet New York, het focuspunt van de joodse aanwezigheid in de Nieuwe Wereld. Weetjes die mij, als nazaat van families van hudiu di Korsou, joden van Curaçao, die al sinds 1659 op het eiland zijn, ontroerden en met trots vervulden.

Sterke lokale, joodse identiteit 

Roitman geeft voorbeelden van joden die naar de Nederlandse koloniën Suriname en Curaçao gingen, daar bleven, en een sterke lokale, joodse identiteit ontwikkelden. Dit verhinderde niet dat ze zich tegelijkertijd verbonden voelden met het Nederlandse koloniale gezag. Mensen zoals de jood David Nassy die rond 1740 een uitvoerige kroniek schreef over de Joden van Suriname en daarin met trots verkondigde “wij zijn de echte kolonisten”. 

Abraham M. Chumacero 

Nassy sloeg zich ook op de borst omdat de joden van Suriname ten alle tijden – zelfs tijdens Jom Kippoer – bereid waren de Nederlandse koloniale autoriteiten te helpen in hun strijd tegen de Marrons. Voor de sense of belonging die de joden in de Nederlandse koloniën ontwikkelden, refereert Roitman naar mijn betovergrootvader, de Curaçaose praktizijn, journalist en publicist Abraham M. Chumacero (Amsterdam, 1841- Curaçao, 1902). Hij schreef in 1895 een artikel getiteld “Zal het kiesrecht Curaçao tot het kannibalisme voeren”? Daarin beschrijft hij de Curaçaose joden als mensen die zo gehecht zijn aan hun eiland, dat waar ze ook zijn, ze er altijd naar terugkeren. 

Chumaceiro komt in dit artikel met argumenten die moeten aantonen dat de Curaçaose joden zowel loyaal zijn aan Nederland, als echt op het eiland thuishoren, opdat hen het kiesrecht op Curaçao niet wordt ontzegd. In hetzelfde artikel veegt Chumaceiro ook alle argumenten van tafel die de zwarte bevolking van Curaçao datzelfde kiesrecht wil ontzeggen – voor zijn tijd een uitzonderlijke vorm van solidariteit van de witte bovenlaag, waar de joden ook toe behoorden, met de zwarte meerderheid van het eiland.

Abraham Chumaceiro portret

Portret Abraham Chumaceiro

Systeem van raciale ongelijkheid

Want laten we de zaken niet mooier maken dan ze zijn; dat doet Jessica Roitman ook niet. Andere contexten creëren andere spanningen en andere tegenstellingen – ook voor de joden. De koloniale context die joden de kansen en vrijheden gaf om te aarden en zich thuis te voelen op Curaçao en in Suriname, was tegelijkertijd een systeem waarin raciale ongelijkheid, uitbuiting en slavernij een gegeven waren. 

Joden bleven ‘de ander’ 

De joden waren onlosmakelijk deel van dit systeem. In de raciale hiërarchie van de koloniën waren de joden wit, maar toch niet helemaal. Ze waren niet Europees, want in de koloniën geboren en getogen en voelden zich daar thuis. De joden mochten eeuwenlang geen aandeel hebben in het bestuur van de kolonie. In de ogen van de koloniale autoriteiten en andere witten, bleven de joden ‘de ander’ die alleen op de eigen groep gericht was en niet helemaal te vertrouwen was. 

Niettemin, ‘Joodse onschuld’ claimen voor de gruwelen van de trans-Atlantische slavenhandel en het systeem van slavernij op Curaçao en Suriname gaat niet op. De Joodse plantagehouders in Suriname en op Curaçao hadden slaven; net als hun familieleden in de stad Paramaribo of Willemstad en ja, de dubbelbloedige kinderen van Joodse mannen met zwarte vrouwen (vrije of tot slaaf gemaakten) werden gediscrimineerd en achtergesteld (zie hierover meer in het onlangs verschenen boek Last van de Surinaams/Nederlandse schrijfster Ellen Ombre). 

De slavenhandel en de joden

Zeker, er waren Joodse slavenhandelaren, maar nee zegt Roitman, de trans-Atlantische slavenhandel was niet grotendeels in handen van de joden zoals in de USA wordt gezegd door de zwarte beweging Nation of Islam. Niet te ontkennen is dat ook joden zich wreed gedroegen tegenover de tot slaaf gemaakten, maar zegt Roitman, de historische bronnen staven niet de veronderstelling dat de joodse eigenaren wreder waren dan anderen. 

Met Pesach, dat net achter de deur is, leidt het bovenstaande ieder jaar tot de vraag: hoe konden joden in de koloniën de seider vieren waarin de bevrijding van de slavernij in Egypte centraal staat terwijl ze omringd waren door mensen die nog in slavernij leefden? 

Roitman benoemt de vraag, maar kan niet anders dan toegeven dat het een ongemakkelijke vraag is en een antwoord hierop moeizaam blijft. 

Beschamend en hoopvol

Ongemakkelijk, en ronduit beschamend is mijn besef dat er tegen de onmenselijkheid van de trans-Atlantische slavernij zo weinig protest is geweest, en al bijna helemaal niet van de zijde van de joden. Het bovengenoemde voorbeeld van joodse solidariteit met de zwarte bevolking dat Abraham M. Chumaceiro tentoonspreidde, was decennialang zeldzaam, maar stemde en stemt hoopvol: ‘Kijk, het kan!’ 


cover: Prof Jessica Roitman spreekt in Sjoel West over de trans-Atlantische slavernij, 10 april 2023, foto Bloom

Over Maria Cuartas 24 Artikelen
Geboren in Havana, Cuba, opgegroeid op Curacao. Familie met Cubaanse, Spaanse, Curaçaosche en Sefardische wortels. Studeerde Nederlands Recht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Woont en werkt in Amsterdam sinds 1985. Thema’s: het leven in brede zin met aandacht voor het Joodse daarin - maar niet alleen dát.

3 Comments

  1. In het boek de slavernij in Oost en west kwam uit in 2020 bij het Spectrum, Amsterdam hebben Prof. Rose Mary Allen en ik een artikel geschreven:drie Amsterdammers in Curacao in de negentiende eeuw. Daar komt ook de familie Chumaceiro in voor.

    • Hi Christel, dank voor je reactie. Het boek slavernij in Oost en West heb ik in huis – ik ga meteen kijken naar jullie bijdrage.

  2. Joden lieten zich niet onbetuigd in de Nederlandse slavenhandel en de plantageslavernij. Ze namen deel aan een misdadig systeem. Maar er is ook een nauwelijks bekend aspect en dat is dat doordat joden over het algemeen geen stevige drinkers zijn, de ontsporingen op de plantages ook minder erg waren (overigens nog steeds zeer ernstig allemaal). Verder hebben de joden in Suriname een nieuwe bevolkingsgroep gerealiseerd: de Creoolse joden of de Joodse Creolen. En ik ben een nazaat.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*