Feuilleton

Werkverschaffing (8)

Ik loop naar de plek waar ik gisteren gebleven was en ga aan het werk. Als de kruiwagen vol is, neem ik een tel rust en voel de pijn in mijn rug. ‘Mentsj, vos a veytik.’ Ik recht mijn rug en strek mijn handen. De pijn trekt langzaam weg. Eventjes neem ik de tijd en kijk over de polder terwijl de zon me aangenaam in het gezicht schijnt. De leegte is enorm. Een dunne bomenrij, … [Lees verder]

Feuilleton

Werkverschaffing (7) 

Geen Suzanne vult mijn droom; zoals zo vaak word ik hem, mijn oom Esriël. Mijn wereld is nu de werkverschaffing in 1934. Met handen, scheppen en kruiwagens creëren we het Amsterdamse Bos. Het eerste en belangrijkste van de werkdag is een goeie schep en kruiwagen zien te krijgen. Het handvat niet te ruw, zeker niet gespleten en het blad niet te groot.Als je op het werk komt, staan de spaden netjes in een lange rij … [Lees verder]

Feuilleton

Werkverschaffing (6)

‘Suzanne neemt je mee, to her place near the river. Je weet dat ze gek is, dat maakt haar veilig. Als je zegt dat je geen liefde te geven hebt, neemt ze je mee naar haar wereld. Laat je gaan, naar het vergeten, naar het prettig niets.’ Ik luister naar de bandrecorder, spoor naar mijn slaap. De verlichte wijzers, de treble en de ritmisch tikkende bas vertonen zich vaag in mijn half slapend brein. Leonard … [Lees verder]

Feuilleton

Morgn iz der seyder (5)

Als door een spreuk, als door een woord, veranderde mijn werkelijkheid. De planken, de grond, de webben, de tijd, alles veranderde. Plotseling was mijn tijd het einde van de negentiende eeuw, en ik was Esriël, de neef en beste vriend van mijn opa Lion.  Ik zit op de trap van de synagoge gadol, de grote synagoge. Naast me zit Lion, mijn neef en beste vriend. ‘Wem hot chomets, morgen iz es seider!’ schreeuwen we naar … [Lees verder]