Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen heet de dichtbundel die ik cadeau kreeg toen ik twintig werd, zo’n veertig jaar geleden. Het is een regel uit het gedicht ‘Aan een jonge visser’ van Jacob Israël De Haan.
Ik was op dat moment coördinator van de HIK: de Homoseksuele Interactiegroep Katwijk en omstreken. Katwijk, een broeinest van jonge vissers en van rechts-christelijke groeperingen.
Iets met dat verlangen doen was in de jaren tachtig op de Bible belt nauwelijks eenvoudiger dan in de tijd van De Haan. In Katwijk (en Rijnsburg, waar ik woonde) was antihomogeweld heel gewoon: onze groep werd belaagd op het strand, onze achterbuurman die bij de groep zou kunnen behoren verhing zich, een christelijke arts en gemeenteraadslid verwees homo’s naar de psychiatrische inrichting…
De homo-kant van De Haan resoneerde bij mij en veel passages in de roman Pijpelijntjes (1904) en in de gedichten ontroeren me nog steeds.
Tomeloos figuur
Wat een lef had hij, of wat was hij naïef om dergelijk werk in die tijd te publiceren. En wat werd daar door sommige van zijn biografen laatdunkend over gedaan. Ik vond het fascinerend. Als ik De Haan nu lees, roept zijn werk het beeld op van een tomeloze figuur, sociaal, asociaal… Het gaat over politiek, de hertenpootjes van herdersjongens en ezeltjes, over heimwee naar het landschap van Holland en van zijn Joodse jeugd.
Hij hanteert een woordenpalet dat het dichtwerk gedateerd maakt: begrippen als Eeuwigheid, Rust, Onrust, Vreugd komen voortdurend terug. Dergelijke clichés bieden gek genoeg juist een gelegenheid om muzikaal uit te pakken. En vrijwel ieder kwatrijn heeft wel een regel of gedachte die er karakter aan geeft.
Er zit geen verhaallijn in de cyclus, maar terugkerende motieven binden het materiaal wel sterk samen. Ik gaf er een hoofdstukindeling aan om de ‘innerlijke reis’ te benadrukken.
42 liederen
In mijn jeugd, ondanks klassieke pianolessen (Mozart, Bartók…), schreef ik al muziek in hippere muziekstijlen en zong en speelde in new wave- en punkbandjes. Op het conservatorium deed ik Jazz. De klassieke muziek herontdekte ik weer na die opleiding: Debussy, Bach, de liederen van Schubert, Weill en Poulenc.
Eind 2018 maakte ik een afspraak met een bevriende schrijver: hij zou dagelijks een stukje schrijven, ik zou elke dag een kwatrijn van De Haan op muziek zetten. Binnen enkele maanden ontstonden 25 van uiteindelijk 42 liederen, geadviseerd door componist Lucas Wiegerink en met pianistische hulp van Maarten Hillenius.
De bladmuziek verscheen, en in 2024 volgde het eerste concert met liederen uit de cyclus, in de Uilenburgersjoel, door countertenor Simon Heerze met pianist Hans Schellevis. De Stichting Justine Borkes steunde de cd-opname van 31 liederen, die we dit jaar maakten met deze artiesten en met bas-bariton Joris van Baar.
De Haans reis
In 1919, na een carrière als onderwijzer en verguisd romanschrijver van de eerste openlijke Nederlandse homoromans, vertrok De Haan als journalist voor Het Handelsblad naar Palestina. Terwijl hij per trein Europa doorkruist, worden de kwatrijnen dagelijkse intieme notities. Hij is vol van het afscheid van Holland waar hij zijn vrouw, vrienden als Frederik van Eeden en zijn zuster Carry van Bruggen achterlaat.
Met een geïdealiseerd Jeruzalem in het verschiet arriveert hij in Napels: het lichte leven, matrozen met ‘bloeiende ogen’.* Via wachtkamer Caïro belandt hij uiteindelijk in Jeruzalem, waar hij sympathie opvat voor het Arabische standpunt en woordvoerder wordt van een ultra-orthodoxe, anti-Zionistische groep rond rabbijn Chaim Sonnefeld. Zijn houding en publicaties leiden uiteindelijk tot zijn dood: hij wordt in 1924 vermoord door een jonge Zionist.
De Haans spagaat, zijn religieuze kant tegenover zijn homo-erotiek, leerde ik pas gaandeweg begrijpen.
God kan ons niet van uwe zonden reinigen / Omdat uwe zonden zijne zonden zijn.
(Uit ‘Troost’)
De troost van religie heeft me altijd gefascineerd, zeker als die gepaard gaat met twijfel. Als je van je geloof niet mag zijn wie je bent, lijkt me twijfel logisch. Het gedicht waaraan de titel van de cyclus ontleend is heet dan ook ‘Twijfel’:
Wat wacht ik in dit avonduur / De stad beslopen door de slaap / Gezeten bij de tempelmuur: / God, of de Marokkaanse knaap?
*(red.) zie over zijn verblijf in Napels: Jacob Israël de Haan, dichter van het Joodse Lied, in Italiaanse handen en Men zal u, Napels, nooit vergeten.
God of de knaap, de liederencyclus van componist Ron Mesland op basis van de gedichten van Jacob Israël de Haan wordt 25 september uitgevoerd in Splendor, Nieuwe Uilenburgerstraat 116, Amsterdam (metrohaltes Nieuwmarkt of Waterlooplein).
Tickets inclusief cd+boekje 25,- (cd ligt klaar aan de zaal); exclusief cd 15,-
Tickets/CD reserveren via God of de knaap: liederen van Ron Mesland op tekst van Jacob Israël de Haan – Splendor.
cover: Beeld uit de poster God of de knaap.
Geef als eerste een reactie