Burgemeester Halsema bood eerder dit jaar excuses aan voor het falen van de gemeente Amsterdam bij de vervolging en deportatie van 80.000 Amsterdamse joden.
De gemeente stelde een fonds van € 25 miljoen beschikbaar voor de toekomst van joods leven in Amsterdam. Dit was een reactie op het in opdracht van de gemeente verschenen boek ‘Een kwestie van Uitvoering’ (gepubliceerd in mei 2025) gebaseerd op promotieonderzoek van NIOD-historicus Jeroen Kemperman aan de UvA.
Kemperman komt tot een scherpe conclusie over het falen van de overheid. Niettemin volgde er nauwelijks een publiek debat. Zou er een relatie bestaan met de grote aandacht de afgelopen twee jaar bij de oorlog in het Midden-Oosten en hoe lastig het blijkt om anno 2025 joods te zijn in Amsterdam?
Zou het meebeleven van het leed in Israël en Gaza in stilte hebben geresulteerd?
Gelet op de omvang en diepte van het historische onrecht goede reden niet stil te blijven, juist in het jaar van de viering van tachtig jaar bevrijding.
Excuses namens gemeente Amsterdam
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 60.000 joodse Amsterdammers vermoord in concentratie- en vernietigingskampen.
Bij de Jom Ha’Shoa-herdenking (Holocaust herdenking) in de Hollandse Schouwburg op 24 april 2025 bood burgemeester Halsema excuses aan voor de rol van de gemeente Amsterdam bij de vervolging en deportatie van de destijds tachtigduizend joodse inwoners van Amsterdam. Zij stelde, verwijzend naar het stadswapen met de spreuk ‘Heldhaftig, Vastberaden, Barmhartig’:
‘De Amsterdamse overheid was, toen het erop aankwam, niet heldhaftig, niet vastberaden en niet barmhartig. En heeft haar joodse inwoners gruwelijk in de steek gelaten.’
Daarnaast kondigde zij een fonds aan van € 25 miljoen om te investeren in de toekomst van joods leven in Amsterdam.
Tal van gemeentelijke diensten werkten destijds actief mee met de opdrachten van de bezetter en gaven stipte opvolging aan diens verzoeken:
- Bevolkingsregister en Bureau van Statistiek: brachten de joodse inwoners systematisch in kaart.
- Bureau voor Sociale Zaken: maakte selecties voor werkkampen voor joden.
- Gemeentepolitie: maakte vermoedelijk de vuilste handen bij het handhaven van verordeningen, bij het van huis halen van joden, bij razzia’s op joden en bij de opsporing en aanhouding van ondergedoken joden.
- Gemeente Vervoer Bedrijf (GVB): werkte mee aan massaal gedwongen transport en verwijdering van joden uit Amsterdam. Tevens zorgde het GVB voor andere vervoersdiensten tot zelfs aan de poorten van kampen.
- Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD) speelde een rol bij individuele kwesties zoals het van huis ophalen van bedlegerige patiënten met het doel van deportatie en bij het faciliteren van medische onderzoeken op opgepakte vrouwen en meisjes naar geslachtsziektes.
- Zedenpolitie: trad op tegen homoseksualiteit.
Dit alles vond plaats onder een in voorjaar 1941 door de Duitsers aangesteld collaborerend stadsbestuur.
Bescheiden fonds
In schril contrast met de excuses van de burgemeester voor ‘het gruwelijk in de steek laten’ staat de bescheiden omvang van een fonds van € 25 miljoen.
Omgerekend betekent dat een bedrag van slechts € 416 voor ieder van de 60.000 vermoorde joodse Amsterdammers. Een gering bedrag mede gezien het batig saldo van de registratie van joden voor de gemeente Amsterdam tot 1942 (dat nooit is gecrediteerd) en de door de gemeente bij Duitse instanties gedeclareerde GVB-vervoerskosten.
Die vervoerskosten zijn indirect door de joodse gemeenschap zelf betaald omdat deze afkomstig waren uit geconfisqueerd joods bezit. Zelfs de Commissie Cohen hanteerde bij de NS Tegemoetkoming hogere bedragen. Laat staan dat een relatie bestaat conform hedendaagse normen zoals onder de Wet Affectieschade.
Opvallend is eveneens dat de joodse gemeenschap niet vooraf is betrokken bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag zodat draagvlak ontbreekt. Tevens dringt zich hier de vraag op waarom alleen aan subsidieafhankelijke partijen is gedacht en niet aan individuele aanspraken van nabestaanden van de vermoorde 60.000 joodse Amsterdammers.
Stap-voor-stap-meewerking aan uitsluiting en deporatie
Het geringe publiek debat over deze regeling staat op gespannen voet met de grote betekenis van het boek ‘Een kwestie van uitvoering’ van NIOD-historicus Jeroen Kemperman. De burgemeester verwees bij de door haar aangeboden excuses expliciet naar het boek.
Kemperman beschrijft daarin gedetailleerd hoe de Amsterdamse gemeentelijke organisatie stap voor stap meewerkte aan de registratie, isolatie en uitsluiting, ontrechting en deportatie van haar joodse burgers. Er was sprake van collectief en individueel gemeentelijk falen, van lafheid en meegaandheid en zoveel meer.
Oud-journalist en historicus Theo Gerritse schreef in het NIW over de ‘doorwrochte studie’ van Kemperman en de ‘zoals verwacht onthutsende uitkomst’. Vervolgens spreekt hij over ‘de knieval van Halsema gestoeld op de uitkomsten van een door de gemeente geëntameerd NIOD-onderzoek.’
Zuivering en rehabilitatie
Daarnaast geeft het boek een beeld van de naoorlogse zuivering, beperkte bestraffing en rehabilitatie. Kemperman constateert bij de Amsterdamse zuiveringszaken ’… dat Joodse slachtoffers daarin vrijwel geen rol speelden, zelfs niet in de behandeling van de aanklachten die wél betrekking hadden op ’anti-Joodse maatregelen.’
Uit onderzoek naar naoorlogse daderprocessen zou zijn gebleken dat de weinige slachtoffers die de genocide overleefden andere prioriteiten hadden dan zich actief bezighouden met het bestraffen van de daders.
Vervolgens komt Kemperman tot de verstrekkende en scherpe conclusie:
‘De geschiedenis van de Nederlandse overheid tijdens de bezetting kan gelezen worden als een verhaal van collectief en individueel falen, van lafheid en meegaandheid, van een gebrek aan zowel moed om de Duitsers op belangrijke momenten kordaat tegenspel te bieden als aan lotsverbondenheid met de gemeenschappen die vervolgd werden. Kortom, als het fundamenteel tekortschieten van de oorlogsgeneratie bestuurders.’
In het licht van deze conclusie zijn de excuses van de burgemeester feitelijk onvermijdelijk. Toch rijst de vraag wat deze excuses nog toevoegen na de excuses van premier Rutte tijdens de Holocaust-herdenking in 2020 voor het overheidshandelen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Daaraan vooraf gingen onder meer uitspraken van koningin Beatrix in 1995 in de Knesset dat de bescherming van joodse medeburgers tekort is geschoten en van voormalig premier Kok over ‘de kille ontvangst’, naoorlogse opvang van joden die de Holocaust hadden overleefd.
Excuuscultuur
Het stapelen van excuses lijkt een patroon van een bredere ‘excuuscultuur’ te worden – door overheden, kerken en bedrijven – rond zwarte bladzijden uit de geschiedenis: de Holocaust en het slavernijverleden, terwijl de materiële en morele consequenties uitblijven.
Na de toespraak van burgemeester Halsema bij de Jom Ha’Shoa-herdenking klonk slechts een mager applaus. De toespraak van de voormalig Israëlisch ambassadeur na haar, die ook trieste gebeurtenissen in Amsterdam in 2024 aanhaalde zoals rond de opening van het Holocaustmuseum, kreeg daarentegen een warm applaus.
Dit verschil duidt er op dat het symbolisch gebaar van de gemeente niet overtuigt. Ook de wijze waarop de burgemeester weken voor de promotie van Kemperman al naar zijn conclusies verwees, wijst op onvoldoende doordacht bestuur.
Morele verantwoordelijkheid
De nagedachtenis aan de 60.000 vermoorde joodse Amsterdammers verdient meer dan een financieel gebaar van € 416 per slachtoffer en een politieke toespraak. De stad heeft een morele verantwoordelijkheid om dit verleden niet te reduceren tot symboliek, maar daadwerkelijk recht te doen aan de omvang en diepte van het historische onrecht.
cover: toehoorders Jom Ha’Shoa-herdenking in de Hollandse Schouwburg op 24 april 2025, foto Bloom
Geef als eerste een reactie