De legende van de Joodse paus Jesjoea 

DEEL 2

In het eerste deel lezen we hoe de vrome Jood Jesjoea zich bekeerde tot het christendom en opklom in de Vaticaanse hiërarchie. Hij werd benoemd tot paus Anacletus II en regeerde van 1130 tot 1138. Eenmaal paus bracht hij de nodige orde in het chaotische huis van Petrus, waarna Anacletus II zich vreselijk begon te vervelen. 

Hij was gewoon zijn intelligentie te scherpen aan uiterst ingewikkelde filosofische vraagstukken waarvan de oplossing vaker in de verbeelding lag dan in de rationaliteit.

Anacletus II boog zich over vragen als: Wacht er een beloning of een straf na de dood? En hoelang duurt de hel voor de ziel? Een ogenblik, vele eeuwen, of zoals de Talmoed aangeeft twaalf maanden gedurende welke de levenden het Kaddisj moeten reciteren? Waarom staat de Heilige der Heiligen toe dat een door Hem geschapen wezen lijdt? Wat betekent het lijden van de mens?

Maar hij had niemand met wie hij over deze brandende vragen van gedachten kon wisselen. De mensen om hem heen hielden zich vooral bezig met politieke en diplomatieke kwesties, zeker niet met theologische beschouwingen.

Schaakmat

Een andere bron van verveling voor Jesjoea was het gebrek aan waardige tegenstanders in het schaakspel. Zeker, er was een Spaanse kardinaal met wie hij enkele spannende partijen had gespeeld, maar ook zijn spel was herhalend en fantasieloos gebleken. En na enkele aardige partijen wist Jesjoea hem in vier zetten schaakmat te geven. 

Verveling is de vijand van het menselijke hart, en Jesjoea begon allerlei dingen te missen. Daar was allereerst Rachel, het meisje in zijn verre geboortestad Mainz. Rachel was toen nog heel jong en teder als een duif en met haar had hij moeten trouwen.

‘Wat zou er van haar geworden zijn?’, dacht Jesjoea. ‘Zij zal zeker met de bakker getrouwd zijn, want die was stapelverliefd op haar. Wie weet hoeveel kinderen ze nu hebben!’ Hij begon ook te dromen over bepaalde gerechten die zijn moeder voor hem klaarmaakte en waarvan geen mens in het pauselijke Rome ooit gehoord had. En voor het gebed zocht hij soms onwillekeurig naar een talliet. Tijdens grote religieuze plechtigheden bewoog Jesjoea onophoudelijk zijn lippen: de mensen dachten dat hij de rituele weesgegroetjes bad, maar in werkelijkheid fluisterde hij de lofprijzingen van de Heer. 

Paus Anacletus II (1130 tot 1138), onbekende gravure

Zo gingen zijn dagen en nachten voorbij. Op een dag dat de paus meer dan anders verveeld en neerslachtig leek, suggereerde zijn vice-kamerheer: ‘Heilige Vader’ (zo wordt de paus genoemd, zelfs als hij – God verhoede – vele zonden begaat), ‘waarom organiseert u geen schaaktoernooi? Vanuit alle hoeken van de wereld zouden de beste spelers komen om zich met Uwe Heiligheid te meten.’

Het idee sprak Jesjoea aan en hij gaf opdracht een schaaktoernooi te organiseren. Zo kwamen de grootste kampioenen van dit edele tijdverdrijf naar het pauselijk hof, maar uiteindelijk kon niemand zich beroemen op al te veel overwinningen.

Het was voorjaar en de paus verbleef in het Lateraanse Paleis* dat te midden van groene wijngaarden en bloeiende fruitbomen lag. Jesjoea keek uit over de binnentuinen en werd geroerd door de schoonheid van de natuur. Omringd door stilte en rust kwamen enkele woorden van de profeet Hosea in hem op: ‘Ik wil haar voor altijd aan Mij binden, haar in de woestijn leiden, en tot haar hart spreken.’

* (red) Lateraanse Paleis (Palazzo del Laterano) diende in de middeleeuwen als residentie van de pauzen in Rome. Het ligt naast de basiliek van Sint-Jan van Lateranen.

Duitse Jood

Abrupt onderbrak de vice-kamerheer zijn overpeinzingen: ‘Heilige Vader, in de stad is een Duitse Jood aangekomen, een befaamd schaker. Men zegt dat hij zeer oud is en de ganse wereld heeft afgereisd op zoek naar zijn zoon.’

De paus ontving de onbekende en zij zetten zich direct aan het nobele schaakspel. Vanaf de eerste zetten merkte Jesjoea dat hij tegenover een geduchte tegenstander zat. Verheugd begon hij zijn beroemde Samuel-zet voor te bereiden. Maar op het beslissende moment zag hij hoe de oude man rustig een tegenzet uitvoerde – een tegenzet die alleen Samuel zelf kon kennen!

Bevend als een riet en met wijd opengesperde ogen van verbazing verloor de paus de partij. Hij stuurde alle hovelingen weg. Toen hij alleen was, wierp hij zich huilend om de hals van zijn oude vader en liet zijn tranen van heimwee en spijt de vrije loop. ‘Vader, ik ga met u mee!’, riep hij snikkend.

Het zijn uiterlijkheden, schijn, niets wezenlijks, ijdelheid der ijdelheden

Maar de rabbijn, met moeite zijn tranen bedwingend, zei: ‘Nee, mijn zoon, je plaats is hier. Wat betekenen woorden en kleding? Het zijn uiterlijkheden, schijn, niets wezenlijks, ijdelheid der ijdelheden! Het is niets, buitenkant, kelipot* en jij weet dat beter dan wie ook, mijn zoon. De stem van God spreekt direct tot je ziel, onafhankelijk en los van het lawaai, van de woorden en zelfs van de gebeden. Zijn stem bereikt je gelijk zonnestralen spelen op het water.’

*(red) De kabbala gebruikt de term Kelipah om het kwaad te beschrijven. Kelipah betekent letterlijk ‘schil’ of ‘schaal’, zoals de schil van een vrucht.

De bejaarde rabbijn Samuel omhelsde zijn zoon. Klein, gebogen en alleen keerde Jesjoea’s vader terug naar huis.


Toelichting Het ‘kleine Duitse stadje’ waar Jesjoea werd geboren, zou volgens veel varianten van de legende Mainz moeten zijn. Zie voor de ‘Samuel-zet’ de vele websites over schaken. 

Verwijzingen Het vers Hosea 2:16 vertaalde ik het uit Italiaans uit de tweetalige editie van rabbijn Dario Disegni. In de wetenschappelijke literatuur over Anacletus II (1090-1138) en het schisma is diens Joodse achtergrond een belangrijk thema. In meer algemene werken over de geschiedenis van de Romeinse Joden vindt men bijna altijd een hoofdstuk gewijd aan de Joodse paus. Zie mijn bijdrage over Josef Testabuca het Sint-Pietersplein en de daarna opgenomen verhalen met dit thema in De Vrijdagavond.

Lees hier deel 1: Hoe Jesjoea de eerste en enige paus werd.


cover: M.C. Escher, Metamorphose II, houtsnede, oktober 1939 – maart 1940, detail. Met dank aan Escher in het Paleis.

Over Gerrit Van Oord 15 Artikelen
Gerrit Van Oord (1948) Groeide op in Amsterdam-Zuid, woont sinds 1982 in Rome waar hij tot 1995 Nederlands aan Italianen onderwees. In 1990 was hij mede-oprichter van de uitgeverij Apeiron Editori. Behalve uitgeven vertaalt hij non-fictie uit het Nederlands in het Italiaans (bijv. Abel J. Herzberg, J. Huizinga.) en andersom. Sinds 2002 volgt hij de Italiaanse Etty Hillesum-receptie en publiceert daarover. Is redactielid van het jaarboek Cahiers Etty Hillesum en actief in de AYN-T, Studievereniging Joods-Duitse Cultuur opgericht in Rome.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*