De legende ‘Josef en de haringen’ speelt zich af zowel in het Romeinse getto als op het Sint-Pietersplein.
De hoofdpersoon Josef ontmoet in de buurt van de beroemde Poort van Octavia, waar eeuwenlang een vismarkt werd gehouden, een bevriende christen. Het verhaal verplaatst zich naar het Sint-Pietersplein waar Josef een confrontatie aangaat met de regerende paus.
Enkele stuivers
Net als alle andere bewoners van de joodse wijk van Rome werd Josef Testabuca ’s morgens wakker beheerst door de gedachte hoe hij die dag de touwtjes aan elkaar moest knopen. Het vinden van de enkele stuivers om voor zichzelf en zijn gezin eten te kopen, was het enige doel waaraan zeer veel mentale energie werd verspild.
Waren het betere tijden geweest dan hadden die inspanningen nuttig kunnen worden ingezet voor kunst of wetenschap. Maar in het getto waren de tijden zwaar.
De pauselijke verordeningen hadden de eens bloeiende en gerespecteerde Romeins-joodse gemeenschap aan de rand van de afgrond gebracht.
Lezen en schrijven
Josef Testabuca wist die dag echt niet hoe hij het moest aanpakken. Niettemin verliet hij zijn woning en ging op zoek naar inspiratie. In de buurt van de Portico d’Ottavia, kwam hij een vriend tegen, een christen. Het gesprek ging eerst over koetjes en kalfjes, maar op een gegeven moment zei de christen:
‘Hoe komt het toch dat jullie joden allemaal kunnen lezen en schrijven en zo intelligent zijn?’
‘Wil je dat echt weten?’vroeg Josef.
‘Hoezo, is het een geheim?’
‘Nou, in zekere zin wel,’ zei Josef op een gewichtige toon.
‘Vertel het me alsjeblieft.’
‘Nou kijk, je moet weten dat wij elke dag vier ons haringkoppen eten.’
‘Echt waar?’, zei Josefs vriend. ‘En als ik dat ook zou doen, word ik dan net zo intelligent?’
‘Zeker,’ zei Josef beslist. ‘Kijk, je moet het zo aanpakken: je koopt de haringen, komt dan bij mij langs en ik laat je zien hoe je ze moet verdelen. Wat overblijft, laat je bij mij achter.’
‘Uitstekend,’ riep de vriend uit en hij rende meteen naar de markt om haringen te kopen. Josef gaf hem de koppen en nam de rest mee naar huis, natuurlijk het deel van de haring dat wordt gegeten.
‘Vandaag is het weer gelukt,’ dacht Josef. En een week lang deed zijn vriend precies wat hij de eerste dag had gedaan.
Maar toen zei hij: ‘Weet je, deze hele situatie lijkt me niet helemaal in orde. Ik koop de haringen en betaal voor de hele vis. Dan eet ik alleen de koppen op, die normaal gesproken worden weggegooid, en jij werkt alles wat lekker is naar binnen!’
Verdelen van de haringen
Josef, die met het verdelen van de haringen bezig was, vertrok geen spier en zei met een innemende glimlach tegen zijn vriend:
‘Zie je dat ik gelijk had? Het is pas een week dat je haringkoppen eet en je bent nu al zeer intelligent geworden. Ga zo door, mijn beste, ga zo door en je zult eens zien hoever je het nog schopt!’ En hij stopte hem weer een zak koppen in de hand.
In het getto stond Josef Testabuca bekend om zijn spitse humor.
Op een dag kreeg de paus het om onduidelijke redenen in zijn hoofd om alle joden uit Rome weg te jagen, tenzij een van hen erin slaagde om op drie vragen van Zijne Heiligheid antwoorden te geven. De vragen zouden met gebaren worden gesteld, dus zonder woorden.
Als degene die de uitdaging aanging het antwoord schuldig bleef, zou hij natuurlijk aan de galg eindigen.
Grote ontzetting maakte zich meester van de mensen. Iedereen was doodsbang en niemand had de moed om zich te melden. Uiteindelijk bood Josef Testabuca zich aan: ‘Ik ga wel. Slechter dan nu kan het toch niet worden.’
Natuurlijk raadde iedereen het hem af: ‘Luister, je hebt heel weinig school gehad en je kunt ternauwernood de psalmen lezen en in theologische kwesties ben je zeker niet thuis. Je zou kunnen falen…’
Maar omdat niemand anders werd gevonden, stuurden de joden uiteindelijk toch Josef als hun kandidaat. De test vond plaats op het Sint-Pietersplein.
Aan de rechterkant van het plein stonden alle kardinalen van de curie, achter hen de bisschoppen, priesters, nonnen en weeskinderen. Kortom, de hele christenheid in haar volle luister. Aan de linkerkant stond een klein groepje joden die Josef vergezelden.
De paus was gekleed in zijn rijkste gewaden en droeg op zijn hoofd de tiara. Hij verklaarde dat de test kon beginnen.
De paus strekte zijn rechterarm recht voor zich uit en maakte een langzame horizontale beweging alsof hij een halve cirkel beschreef. Josef aarzelde geen moment, stak zijn arm uit en wees met zijn wijsvinger naar de grond. De joden hielden hun adem in. Maar de paus glimlachte: ‘Goed zo, Josef! Dat is een heel wijs antwoord.’
De joden keken elkaar verbluft aan.
Toen stak de paus, gehuld in een rijkelijk met edelstenen geborduurde mantel, zijn linkerarm uit en wees met zijn vinger naar Josefs gezicht. Josef reageerde vliegensvlug en wees met twee vingers naar het gezicht van de paus. De beweging was zo snel dat de joden huiverden, denkend dat hij over de schreef was gegaan en zijn lot had bezegeld. Maar de paus riep uit:
‘Briljant! Hoe krijg je dat voor elkaar? Je bent werkelijk geïnspireerd door de Heilige Geest!’ Een gemompel ging door de menigte. De paus gebood stilte en haalde een grote ronde sinaasappel uit zijn zak.
Josef graaide ook in zijn zak en haalde er een stuk matsa uit, het dunne, ongezuurde brood dat met Pesach wordt gegeten.
De joden dachten aan een macabere grap en wanhopig stonden ze bij elkaar.
Maar de paus omhelsde Josef en zei: ‘Deze man bezit de kennis der heiligen!’
De vreugde van de joden was voorspelbaar groot, maar niet minder groot was de verbazing van de christenen. Alle kardinalen, bisschoppen en priesters verdrongen zich rond de paus om uitleg te vragen: ‘Heiligheid, vertel ons, wat hebt u hem gevraagd?’
‘Wel, luistert,’ zei de paus, ‘met het eerste gebaar, toen ik mijn hand voor mij uitstrekte en een horizontale beweging maakte, vroeg ik Josef of hij het ermee eens was dat de katholieke religie zich over de hele wereld heeft verspreid. Door met zijn wijsvinger naar de grond te wijzen, antwoordde Josef: “Zeker! Maar de wortels van het katholieke geloof liggen hier, in de heilige grond van Rome!”’
‘Uitstekend,’ beaamden de kardinalen.
‘Vervolgens,’ sprak de paus, ‘wees ik met een vinger naar Josef om te zeggen dat er maar één God is. Josef antwoordde door met twee vingers naar mij te wijzen en zei: “Vergeet ook de Zoon en de Heilige Geest niet!”’
Sinaasappel
‘Maar, Heiligheid,’ vroegen de monniken, ‘wat bedoelde u te zeggen met de sinaasappel?’
‘Ik wilde met Josef discussiëren over de nieuwe theorieën over de aarde. Sommigen beweren dat ze rond is en om de zon draait. Maar Josef liet me zijn platte brood zien en herinnerde mij eraan, dat sommigen nog steeds geloven dat de aarde plat is. Kortom, deze man is een echte geleerde. Zijn volk is gered,’ zei de paus en trok zich terug in de basiliek.
De joden hadden zich intussen rond Josef geschaard. Toen de eerste momenten van vreugde voorbij waren, vroegen zij hem nieuwsgierig naar wat de paus had gevraagd.
‘Gelukkig stelde hij geen moeilijke vragen,’ zei Josef, tevreden glimlachend. ‘Mijn naam is een voorteken!’ Had zijn beroemde naamgenoot immers ook niet een raadsel opgelost, namelijk dat van de dromen van de Farao?
‘Kijk, legde Josef uit, met het eerste gebaar bedoelde de paus dat hij ons over de hele wereld wilde verspreiden.’ ‘Hij maakte een cirkelvormige beweging om te zeggen: overal. Maar ik wees met mijn wijsvinger naar de grond en zei: ‘Nee, nee! Wij blijven hier!’
Oog om oog, tand om tand
‘En die tweede vraag, toen hij met zijn vinger naar je wees?’ vroeg Salomo de kleermaker.
‘Hij wilde zeggen: Als je niet gehoorzaamt, laat ik een van je ogen uitsteken! Ik werd boos en stak twee vingers op om te zeggen: En ik steek uw beide ogen uit, ook al was het ‘t laatste wat ik deed, want er staat geschreven: oog om oog, tand om tand.’
‘Ongelooflijk!’ zeiden Ragno en Panzetta, allebei bakkers en ook nog broers die echter totaal niet op elkaar leken.
‘Heel goed!’ riepen de anderen en klapten in hun handen.
‘Maar vertel eens,’ zei Ezechiël de slager, ‘wat bedoelde de paus met die sinaasappel? Ik snapte er geen jota van!’
‘Heel eenvoudig,’ zei Josef kalm. ‘De paus liet me zijn tussendoortje zien, en ik heb hem beleefd het mijne laten zien!’
Korte toelichting
De achternaam van Josef Testabuca is samengesteld uit de woorden testa en buca, respectievelijk ‘hoofd’ en ‘gat’. In het Italiaans duidt de naam een leeghoofd aan, iemand die impulsief handelt.
In de passage waarin Josef aan zijn geloofsgenoten uitlegt wat de paus aan hem vroeg en wat zijn antwoorden waren, gebruikt de verteller de uitdrukking dat de naam een voorteken is. De verwijzing is naar de Latijnse zegswijze Nomen et omen, naar de overtuiging van de Romeinen dat men iemands lot kon aflezen aan zijn naam. De uitdrukking komt uit de komedie Persa van de Romeinse toneelschrijver Plautus. De namen van de twee bakkers, de broers Ragno (It. spin) en Panzetta (It. dikke buik), lijken mij vooral ironisch bedoeld. Over de namen van de profeet Ezekiël en koning Salomo hoef ik op deze plaats niet uit te wijden.
Economisch verval
In de eerste alinea van het verhaal wordt gesproken van de economische neergang van de Romeinse joodse gemeenschap als gevolg van de instelling van het getto met het edict Cum nimis absurdum van paus Paulus IV op 14 juli 1555. De joodse historicus Attilio Milano geeft met voorbehoud (op p. 169) enkele cijfers. In 1555 telde het getto tweeduizend inwoners die gemiddeld 250 scudi per persoon bezaten. In 1721 bij zesduizend inwoners was dat 32 scudi en in 1795 bij 4500 inwoners verder teruggelopen tot 15 scudi. De cijfers zijn afkomstig uit de documenten in het archief van de Apostolische Kamer, die in opdracht van de Romeinse Curie de gettobewoners aan belastingheffing onderwierp.
Vismarkt
Bij de Poort van Octavia bestond vanaf de middeleeuwen een vismarkt. De visvangsten in de Tiber en de Tyrreense zee waren van oudsher overvloedig en van essentieel belang voor de stad. Men hield de markt onder de poort, die twee straten verbond en tevens toegang gaf tot het getto, namelijk via Sant’Angelo in Peschiera buiten en via Porta d’Ottavia (oorspronkelijk via Rua) binnen het getto.
De straat gaf de naam aan de kerk Sant’Angelo in Peschiera. Eeuwenlang moesten de gettobewoners op zaterdag bij toerbeurt in dat gebouw de verplichte prediking aanhoren. De kerk gaf haar pogingen tijdens de getto-periode om de Romeinse joden meer of minder kwaadschiks te bekeren niet op.
Vismarkt bij Porta d’Ottavia, beeld Ettore Roesler Franz, 1887
Verder lezen
Over het getto in Rome is veel geschreven maar het aantal historische monografiën is beperkt. Ongetwijfeld is Attilio Milano’s Il Ghetto di Roma, waarvan de eerste druk in 1964 (19882) verscheen het beste boek.
Twee van zijn voorgangers worden nog steeds gelezen: Ettore Natali en Giacomo Blustein. Van de eerste verscheen in 1887 een boek met dezelfde titel, terwijl dat van de Italiaan Blustein in 1921 werd gepubliceerd en de geschiedenis van de Romeinse joden vanaf de 2e eeuw voor Christus beschrijft: Storia degli Ebrei in Roma dal II° secolo avanti Cristo.
De Nederlander Sam Waagenaar (1908-1997) woonde van 1946 tot 1992 in Rome. Hij was vooral bekend als fotograaf en zijn boek over Mata Hari. Hoewel geen historicus is zijn monografie uit 1974, De joden van Rome, de moeite van lezen waard.
Het verhaal over Josef komt deels uit een boek over legenden van C. Gatto Trocchi, deels uit genoemde en andere bronnen.
cover: Vismarkt Poort van Octavia, getto van Rome, Ettore Roesler Franz, 1887
Een schitterend verhaal. Zijn er nog meer?
Een prachtig verhaal!