Rotterdam, de oorlog en de Goede Tempelieren

Op de internetsite van het Joods Erfgoed Rotterdam kwam ik de familie Preger tegen.

Eigenlijk zocht ik naar ‘Broeder Preger’, want zo komt hij voor in de brieven die mijn grootvader Izak Manheim vanuit Rotterdam schreef aan zijn naar Amsterdam gehuwde zoon Simon, mijn vader. 

Over Louis (Levi) Preger vond ik slechts een mager spoor: „Hij was actief bij de drankmisbruikbestrijding in Rotterdam“. 

Daar weet ik al heel lang meer over. 

Het echtpaar Preger (Louis was getrouwd met Sarah Swaan) was lid van de Rotterdamse loge Naar betere Tijden van de in 1893 in Amerika opgerichte Internationale Orde van Goede Tempelieren (IOGT), broederschap tegen alcohol/drugs, actief sinds 1851. 

Het was, beter gezegd, een internationale organisatie tegen alcoholgebruik en voor vrede en medemenselijkheid. In Nederland nam het aantal plaatselijke afdelingen geleidelijk af en fuseerde de ‘Orde’ in 1962 met de ANDO (Algemene Nederlandse Drankbestrijders Organisatie), opgeheven in 2013. Maar elders in de wereld is deze IOGT nog steeds actief.

Het ging niet alleen om strijd tegen alcohol. 

Ook in Rotterdam waren her en der ‘genezen’ alcoholisten lid van die Orde, maar de overgrote meerderheid bestond uit maatschappelijk geëngageerde idealisten. Het ging namelijk niet alleen om strijd tegen alcohol. De idealen van deze organisatie kwamen tot uitdrukking in de leuze ‘nuchterheid, vrede en broederschap’. 

Net als mijn grootouders (Izak Manheim was getrouwd met Saartje d’Ancona) waren ook zijn kinderen IOGT-ers, zoals dat heette. En in de daarbij behorende jongerenorganisatie OVJT – de Orde van Jonge Tempelieren – leerden ook mijn ouders elkaar kennen, al enkele jaren voor de oorlog. 

Die ‘Goede Tempelieren’ noemen elkaar broeder en zuster. Leve de broederschap dus, maar heel diep ging die band destijds niet.

Op 18 november 1940 schreef mijn grootvader Izak aan zijn zoon (een van de wekelijkse brieven van Rotterdam naar Amsterdam tot vlak voor de deportatie) dat ‘br. Preger’ bereid was om zich in te zetten voor een goede winterjas voor Simon. 

Winterjas

Het werpt licht op de donkere tijden in het Rotterdamse arbeidersmilieu. Mijn grootvader had een winterjas voor Simon op de kop kunnen tikken, die echter te klein was. Louis Preger wist wel een weg om die tegen een passende te ruilen. Broeder Preger stak qua maatschappelijk milieu ver boven mijn grootvader uit. 

Hij was hoofd van een door de bezetter opgerichte school voor Joodse kinderen die niet meer naar een gewone school mochten. Maar bij een vereniging die de broederschap in het vaandel voerde, waren er – theoretisch ten minste – geen standsverschillen. Met die jas kwam het wel in orde. 

De joodse families kregen ‘een fruitmand gevuld met groote peren, appelen, druiven en bonbons.

Maar problemen stapelden zich op. Niet tussen Louis en mijn vader, o nee! Maar wel tussen de Joodse broeders en zusters en de rest van de IOGT-afdeling. Op 22 september 1941 maakte de bezetter bekend dat Joden niet meer lid mochten zijn van verenigingen en stichtingen, om het even welke doelstelling die had. Ze dienden geroyeerd te worden. 

En wat deden de ‘broeders en zusters’? 

Achteraf ben je geneigd te denken dat de band (‘Nuchterheid, Vrede en Broederschap’) zo principieel was dat men besloot de organisatie op te heffen om onofficieel stilletjes door te gaan. 

Maar het liep heel anders. Schrijnend is het beknopte relaas van mijn grootvader. Op 7 november 1941 schreef hij naar Amsterdam: 

Verleden week, Vrijdagavond 31/10 was er een afscheidsavond van ‘Naar betere tijden’. Allen hoopten dat wij weer spoedig terug zullen komen. De familie Preger en de fam. Manheim kregen elk een groote fruitmand gevuld met groote peren, appelen, druiven en bonbons. Toch blijven wij zoo veel mogelijk contact met elkaar houden.“ 

Zo ging het dus, in de richting van ‘betere tijden.’ Nog steeds ben ik radeloos en boos als ik het lees. 

Hoe ging dat bij andere verenigingen? Is daar literatuur over? Ik koop en lees bijna alles wat over Nederland en de oorlog verschijnt, maar heb over ‘verenigingen in het nauw’, zoals ik dat eenvoudigheidshalve noem, vrijwel niets kunnen vinden. Wie kan me helpen?

Loods 23

In afwachting daarvan nog een kleine toegift: Via Loods 23, de organisatie die in Rotterdam de plek beheert waar de Joden werden ‘verzameld’ voor hun transport naar Westerbork, kwam ik in contact met Jacky Pri-Gal, de zoon van ‘broeder en zuster’ Preger. Hij overleefde in de onderduik op meer dan dertig verschillende adressen en emigreerde in 1948 naar Israël. 

Tot die tijd was hij in de eerste naoorlogse jaren weer IOGT-lid, zo schreef hij me. In 1955 belandden hij en zijn vrouw Betti in Eilat, waar hij voor meerdere Europese landen de functie van Honorair Consul bekleedde. Hij stuurde me, om de herinnering aan zijn ouders verder te laten leven, een liedbundeltje van de IOGT, dat aan zijn moeder had behoord. Samen met alle brieven en documenten van mijn grootouders bevindt het zich nu in het archief van het Joods Kwartier in Amsterdam.


cover: Tempeliers in de Middeleeuwen, bron: Mysterieuze Wereld

Over Ron Manheim 3 Artikelen
Ron Manheim (1943, Amsterdam) woont in Kleef (D) bij Nijmegen. Bezocht de Kweekschool en daarna studie kunstgeschiedenis in Nijmegen waar hij als docent werkzaam was. 1991-2008 adjunctdirecteur aan het Museum Schloss Moyland in Bedburg-Hau. Richtte in Kleef de vereniging Haus der Begegnung – Beth HaMifgash op en zet zich in voor de bouw van een herinneringscentrum op de plek waar tot 1938 de Synagoge stond.

2 Comments

  1. Een kleine correcte: Niet loods 23 maar 24 is de naam van de loods van waar uit de Joodse inwoners in Rotterdam op transport werden gezet.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*