Inflatie dreigt voor de term antisemitisme en daarmee de effectiefste manier om het te bestrijden: ontmoetingen met Joden 

mbii essay

Vanuit politiek rechtse hoek klinkt stevige kritiek op de financiering door George Soros van projecten gericht op mensenrechten, non-discriminatie of het bevorderen van democratie. 

Die kritiek wordt vervolgens vanuit linkse hoek gediskwalificeerd als antisemitisch vanwege de Joodse achtergrond van Soros. Zo stelde D66-Kamerlid Paternotte in 2020: ‘De kritiek op Soros staat eigenlijk in een traditie van de suggestie van Joodse wereldheerschappij. (…) De suggestie dat deze man overal de natiestaten wil ondermijnen wordt precies op een manier gebracht in lijn met alle clichés over Joodse wereldheerschappij, die terecht zijn beschreven als een voorbeeld van klassiek antisemitisme.’ 

In september vorig jaar deelde de Partij voor de Dieren in het Kamergebouw stukken watermeloen uit om aandacht te vragen voor het lijden van de Palestijnen. Dat uitdelen van watermeloen werd door de fractievoorzitter van de VVD betiteld als Jodenhaat. 

Dit essay is geschreven binnen het thema ‘De politisering van de strijd tegen antisemitisme’ in de serie Scheuren in de naoorlogse ethiek georganiseerd door het Menasseh ben Israel Instituut.
U kunt een paneldiscussie van de auteurs bijwonen op 12 juni 15:00 uur in het Nationaal Holocaustmuseum. Inschrijven via mbii@jck.nl

Dit zijn twee voorbeelden van het gebruik van de etiketten antisemitisme en Jodenhaat in een politieke context. Hoewel ze vanuit verschillende politieke perspectieven afkomstig zijn hebben ze wel iets gemeen. In beide gevallen lijkt het primair niet te draaien om het daadwerkelijk aankaarten van antisemitisme, maar om het diskwalificeren van een politieke tegenstander met het etiket ‘antisemiet’. 

Dat is niet zonder risico. Door het verwijt van antisemitisme in te zetten als politiek wapen dreigt inflatie van dat begrip, politieke polarisatie en kan effectieve bestrijding van antisemitisme in het gedrang te komen.

Dat de term antisemitisme wordt ingezet om anderen politiek te diskwalificeren hoeft geen verbazing te wekken. In het politieke debat is het gebruik van hyperbolen immers populair. En geen overdrijving werkt zo goed als een (historisch) beladen term, denk ‘fascistisch’, ‘terroristisch’ of in dit geval ‘antisemitisch’. 

Problematisch is het gebruik van dergelijke overdreven of misplaatste diskwalificaties wel, zeker wanneer dat zo vaak gebeurt dat het gebruik daardoor sleets wordt. Zo verloren in het verleden termen als extreemrechts, fascistisch en terroristisch door het vele misbruik tijdelijk hun lading. In de jaren tachtig en negentig werden politieke stellingnames die zich richtten tegen migratie gediskwalificeerd als ‘extreemrechts’. ‘Fascist’ verwerd in hetzelfde tijdsgewricht tot een veel gebruikt scheldwoord, vaak gericht tegen agenten of andere autoriteiten. In het begin van het huidige millennium gebeurde iets vergelijkbaars met ‘terroristisch’, een term die in de nasleep van 9/11 steeds vaker werd ingezet om specifieke problemen extra lading te geven. 

In 2006 noemde Geert Wilders criminele en overlastgevende jongeren bijvoorbeeld ‘Marokkaanse straatterroristen’.

Dit gebruik leidde tot inflatie van deze begrippen. Wanneer iedereen een extremist of terrorist kan zijn, verwordt zo’n term immers tot een betekenisloos oordeel of tot een scheldwoord: ‘vuile fascist!’. En wanneer iedereen als een extremist kan worden weggezet, kan iemand die terecht extremistisch gedachtegoed wordt toegedicht, een dergelijk verwijt ook achteloos wegwuiven.

Dit speelt ook rond het misbruik van de kwalificatie antisemitisme. Wanneer iedereen die een watermeloen als symbool draagt uit solidariteit met de Palestijnen voor een antisemiet wordt gehouden, hoe reageert de pro-Palestijnse beweging dan wanneer er beschuldigingen van antisemitisme plaatsvinden die wel houtsnijden? 

Wanneer elke kritiek op George Soros vanuit rechtse politici weggezet wordt als uiting van Jodenhaat, dan zal dat niet leiden tot minder kritiek op Soros, maar wel tot het negeren van een volgend verwijt van antisemitisme, ook als dat verwijt terecht is. In beide gevallen zullen toekomstige beschuldigingen van antisemitisme worden weggewoven en op de hoop worden gegooid waar eerder ook scheldpartijen, manke vergelijkingen en onterechte beschuldigingen terechtkwamen.

Dit is niet het enige probleem. Waar termen als extremisme, fascisme en terrorisme in het verleden gebruikt werden om politiek te schelden en te diskwalificeren, wordt antisemitisme ook gebruikt om te polariseren. Dit zien we recent vooral in relatie tot de Hamas-aanslag van 7 oktober en de daaropvolgende Gaza-oorlog. De watermeloenkwestie rond de Partij voor de Dieren is daar een voorbeeld van. Het antisemitismeverwijt aan pro-Palestijnse activisten is in veel gevallen nauwelijks nog kritiek op antisemitisch gedrag ten opzichte van Joden, maar kritiek op niet-gedeelde politieke ideeën tegenover Israël. 

Die kritiek komt vaak voort uit een breder conglomeraat aan opvattingen: zoals een sterke pro-Israëlische houding, een afkeer van migratie en van de aanwezigheid van de islam in Nederland. Israël verdient in die visie de sympathie omdat het land een oorlog vecht in de frontlinie van de Westerse samenleving tegen de islamitische wereld. Zo verandert de strijd tegen antisemitisme eigenlijk in een strijd tegen Israëlkritiek en daarmee samenhangende links-liberale waarden.

Nu antisemitisme steeds meer wordt gepolitiseerd in diskwalificerende en polariserende zin dient een derde probleem zich aan. Deze politisering vereist een antisemitisme dat eigenstandig is. Daardoor wordt antisemitisme minder vaak gezien als een vorm van discriminatie, gericht tegen Joden zoals er ook vormen van discriminatie tegen andere bevolkingsgroepen bestaan, maar een volledig los daarvan begrepen fenomeen. 

Dat levert twee bijkomende consequenties op. Ten eerste kan op die manier verantwoord worden dat antisemitisme als ongewenste politieke visie niet getolereerd kan worden, terwijl discriminatie van andere (etnische) groepen in de samenleving wel acceptabel is. Zo kun je aan de ene kant schande spreken van antisemitisme en aan de andere kant stellen dat alle moslims antisemieten zijn.

Het grootste gevolg is dat de daadwerkelijke bestrijding van antisemitisme daarmee steeds verder buiten beeld raakt. Die bestrijding leunde namelijk decennialang op twee belangrijke pijlers. Ten eerste een brede maatschappelijke consensus dat er na de ervaringen in de Tweede Wereldoorlog geen enkele ruimte meer mocht bestaan voor antisemitisme in onze samenleving. Ten tweede de op wetenschap gebaseerde overtuiging dat educatie en ontmoeting de effectiefste methodes zijn om alle vormen van discriminatie, waaronder antisemitisme te voorkomen en te bestrijden. 

Beide pijlers lijken door deze ontwikkelingen steeds verder buiten beeld te geraken. Wanneer er steeds minder consensus is over wat als antisemitisme moet worden betiteld en wat niet, kan er ook geen consensus bestaan over wat er bestreden moet worden. Wanneer antisemitisme in toenemende mate als ongewenste politieke mening wordt gezien en steeds minder als een vorm van discriminatie dreigen ook de meest effectieve aanpakken van het probleem uit beeld te verdwijnen. 

Ten slotte: als het antisemitisme-oordeel wordt ingezet om politiek te polariseren, dan zullen de betrokken groepen in onze samenleving minder geneigd zijn elkaar nog op te zoeken en dreigt de effectiefste manier van antisemitismebestrijding: ontmoetingen met Joden onmogelijk te worden.


In deze serie De politisering van de strijd tegen antisemitisme verscheen ook in De Vrijdagavond:
Niet iedere strijd tegen antisemitisme is goed voor de Joden door hoogleraar politieke geschiedenis Ido de Haan

Over Willem Wagenaar 1 Artikel
Willem Wagenaar is criminoloog en sinds 2002 als sociaalwetenschappelijk onderzoeker werkzaam bij de Anne Frank Stichting. Zijn onderzoek bestrijkt onderwerpen als antisemitisme, racisme, extremisme en vragen rond democratie en rechtsstaat.

1 Comment

  1. Uw grootste zorg lijkt het exploiteren van het begrip antisemitisme door rechts. En inderdaad heb je met zulke vrienden geen vijanden nodig. Maar ik maak me minstens zoveel zorgen over de inflatie van bijvoorbeeld het begrip genocide bij links. Alle linkse partijen schaarden zich achter een motie van DENK om een voorschot te nemen op het erkennen van de “genocide op de Palestijnen”.
    In hun pogingen om tegenwicht te beiden aan rechts zie ik steeds vaker hoe de werkelijk aanwezige haat tegen Israël en vervolgens tegen de Joden bij pro-Palestina activisten wordt gebagatelliseerd. Abel Herzberg heeft in het eerste decennium na de stichting van de staat Israël al gewezen op een mechanisme dat terecht in de IHRA definitie van antisemitisme is opgenomen: echte en vermeende wandaden worden Israël altijd zwaarder aangerekend dan welk ander land dan ook.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*