Excuses uitspreken op Jom Hasjoa: het gesproken woord geldt

mensen luisteren aandachtig in de regen op binnenplaats Hollandsche Schouwburg, Amsterdam

Burgemeester Femke Halsema heeft bij de Jom Hasjoa-herdenking in de Hollandsche Schouwburg excuses uitgesproken voor het handelen van de gemeente Amsterdam jegens haar Joodse inwoners in de Tweede Wereldoorlog.

Bij een onderwerp als dit is de exacte inhoud essentieel; ieder woord telt en wordt gewogen. Halsema blijkt bij het uitspreken te zijn afgeweken van haar tekst. Een ietsiepietsie slechts, maar daarom niet minder cruciaal.

Vooraf voorbereide toespraken worden vaak al voordat die worden uitgesproken met media gedeeld. Daardoor kon bijvoorbeeld RTL Nieuws al enkele minuten nadat de burgemeester had gesproken met een uitgebreid artikel komen waarin fragmenten uit haar toespraak keurig geordend waren opgenomen. Voor de organisatie heeft dit het voordeel dat de boodschap in de toespraak onmiddellijk veel verder wordt verspreid dan dat het alleen de oren bereikt van de mensen die aanwezig zijn.

Zo kreeg ik de gelegenheid om de tekst mee te lezen toen ik in de Hollandsche Schouwburg tussen het publiek stond en aandachtig naar de stem van Femke Halsema luisterde.

Kern van haar toespraak was:

“De Amsterdamse overheid was, toen het erop aankwam, niet heldhaftig, niet vastberaden en niet barmhartig. En heeft haar Joodse inwoners gruwelijk in de steek gelaten. Namens het stadsbestuur bied ik hiervoor excuses aan.”

Boven de tekst van haar toespraak stond: “Toespraak burgemeester van Amsterdam Femke Halsema bij de Jom Hasjoa herdenking in de Hollandsche Schouwburg op 24 april 2025 (het gesproken woord geldt)”.

Het gesproken woord geldt. En ja, ze week af van haar tekst, van de tekst die vooraf zorgvuldig was opgesteld. Ongetwijfeld nog zorgvuldiger dan talloze andere toespraken die de burgemeester houdt, zoals bijvoorbeeld de tekst van haar toespraken in vorige jaren, of de toespraken van haar voorgangers die ook bij herdenkingen spraken.

De vraag is nu gemakkelijk of de excuses van het Amsterdamse stadsbestuur niet laat, te laat, komen.

Halsema: “De wederopbouw was meedogenloos. Amsterdam was niet in staat tot mededogen. Niet in staat te erkennen wat er was gebeurd.” Waar waren de eerdere burgemeesters, Van der Laan, Cohen, Patijn, Van Thijn, Polak en Samkalden? Alhoewel het moeilijk voorstelbaar is wat de vier Joodse burgemeesters hadden moeten zeggen.

Burgemeester Feike de Boer zweeg

Al de allereerste naoorlogse burgemeester, Feike de Boer, zweeg in de eerste raadsvergadering die plaatsvond op 22 november 1945. Ik heb de notulen gelezen. Niets zei hij over de tien procent uit zijn stad weggevoerde stadsgenoten.

Over de Jodenbuurt zei De Boer slechts: “Na de evacuatie van de Joodse bewoners werden tal van percelen door het publiek gesloopt. Plannen tot vernieuwing van de voormalige Jodenbuurt zijn bereids in bewerking genomen”. Een half jaar na de bevrijding sprak de burgemeester van Amsterdam over ‘geëvacueerde Joodse Amsterdammers’ en bejubelde de voortvarendheid van de nieuwbouwplannen die de plek van hun door hun buren gauw gesloopte huizen in moest gaan nemen.

Halsema op Jom Hasjoa in de voormalige Hollandsche Schouwburg: “Sommigen vonden in de Joodse buurt hun woning terug, gesloopt en geplunderd. Anderen troffen vreemde gezinnen in hun woning aan.”

Ben Sajet

Het moest een Joods lid van de Gemeenteraad, Ben Sajet, zijn, die in die eerste naoorlogse raadsvergadering het woord nam, als eerste omdat hij het oudste raadslid in zittingsjaren was, en er op inging. Onmiddellijk na het ‘ik heb gezegd’ van De Boer vraagt Ben Sajet het woord om na een korte inleiding het punt van de weggevoerde Joden aan te snijden: “Men zegt dat honderdduizend Joodse stadgenoten werden gedood. (De Waarheid tekende op dat Sajet deze woorden uitriep.) Het aantal is nog wel niet precies bekend, maar vast staat in elk geval dat zeer veel mannen, vrouwen en kinderen zijn vermoord, uitsluitend omdat zij Joden waren. … Het verdwijnen van zoveel Amsterdammers betekent een grote verandering voor deze stad. Sedert eeuwen maken de Joden een belangrijk deel uit van de bevolking van Amsterdam; zij hebben bijgedragen tot de ontwikkeling der cultuur in Amsterdam en daarop in vele opzichten hun cachet gedrukt.”

Halsema volgt de woorden van Sajet: “Juist gezien ons lange en gezamenlijke verleden wil het stadsbestuur bijdragen aan de toekomst van Joods Amsterdam. En doet daarom een investering in de toekomst van dat leven. In de culturele, maatschappelijke, intellectuele en levensbeschouwelijke tradities die al eeuwenlang deel uitmaken van de ziel van onze stad.”

Chaja, de schoonzuster van Jules Schelvis

Halsema sprak over Chaja Borzykovski en haar uit Polen afkomstige moeder. Chaja stond in de toespraak als voorbeeld, als personificatie van de weggevoerde en vermoorde Amsterdamse Joden. Chaja was de schoonzuster van Jules Schelvis, Sobibor-overlevende.

Chaja is op 26 mei 1943 opgepakt bij een van de grootste razzia’s in Amsterdam, tegelijkertijd met haar man Ab, haar zuster Rachel en zwager Jules. Chaja en Ab waren 20 en 21 jaar toen ze op 18 december 1941 trouwden; op dezelfde dag als haar zuster Rachel met Jules Schelvis. Ze zijn alle vier meteen doorgestuurd met het eerstvolgende transport op 1 juni. Chaja is bij aankomst in Sobibor, dus waarschijnlijk op 4 juni, vermoord. Net als haar zuster Rachel. Hun mannen Abraham Stodel en Jules Schelvis werden doorgestuurd naar Dorohucza. Jules overleefde, Ab niet. De levensomstandigheden in kamp Dorohucza waren erbarmelijk. Het was de bedoeling dat de veelal Joodse arbeiders zich letterlijk dood zouden werken. De gemiddelde levensverwachting was slechts enkele weken.

Werd of wordt Amsterdam Mokum genoemd?

Halsema vertelde over de Poolse afkomst van Chaja’s moeder. De geschreven tekst luidt: “Ik stel me voor hoe haar Poolse moeder haar had verteld dat ze het antisemitisme in Polen was ontvlucht om haar dochter hier ter wereld te brengen. In de stad die door Joden en niet-Joden Mokum werd genoemd.”

Maar daar wijkt de burgemeester duidelijk en veelbetekenend af van de geschreven tekst; het gesproken woord geldt, en Halsema hoor ik zeggen: “In de stad die door Joden en niet-Joden Mokum wordt genoemd.”

Niet werd, maar wordt.

Zoals Sajet in november 1945 zei:
“Sedert eeuwen maken de Joden een belangrijk deel uit van de bevolking van Amsterdam.”

Maken, niet: maakten. Sajet opende daarmee een deur naar de toekomst.

In het kader van de levensschets van Chaja Borzykovski en haar uit Polen afkomstige moeder is de keuze voor ‘werd’ logisch. Maar Halsema realiseert zich op tijd dat de tekst over Chaja gaat, maar dat zij tegen de verzamelde Amsterdamse Joden spreekt.

Halsema moest op dit punt in haar toespraak nog haar aanloop nemen naar de excuses. Wanneer zij de beladen woorden ‘namens het stadsbestuur bied ik hiervoor excuses aan’ heeft uitgesproken, zegt Halsema ten overstaan van de luisteraars, de levenden:

“Laat elke Jood weten dat hier een toekomst is. Hier, aan de oevers van de Amstel en het IJ.”

Met ‘hier’ bedoelt Halsema de stad waarvan zij iets eerder in haar toespraak zei: de stad die door Joden en niet-Joden Mokum wordt genoemd.

Ik kijk op van de tekst die ik tot dan toe had meegelezen en zie dat de burgemeester recht in het gezicht kijkt van de samengekomen Joodse gemeenschap en hoor haar zeggen: “Het stadsbestuur wil 80 jaar na de oorlog – nu er nog overlevenden onder ons zijn – een gebaar maken. Een gebaar dat bestaat uit meer dan woorden alleen. Een gebaar dat zegt: zonder Joods leven is er geen Amsterdam.”


cover: Amsterdamse Joden luisteren aandachtig naar de toespraak van burgemeester Halsema, Jom Ha’Sjoa, 24 april 2025. Foto’s Bloom

Over Ruben Vis 42 Artikelen
Ruben Vis in het dagelijks leven alg. secretaris van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, meende in de zomer van 2020 dat het goed zou zijn wanneer het Nederlands taalgebied een platform zou krijgen waar serieuze, beschouwende en opiniërende artikelen op worden gepubliceerd met een Joodse inhoud. Hij trof medestanders en hieruit is De Vrijdagavond ontstaan. Ruben deelt op De Vrijdagavond zijn grote kennis van de Joodse wereld, zijn visie op het Joodse leven en de opbrengst van zijn onderzoekingen naar uiteenlopende, vaak historisch-Joodse, onderwerpen.

2 Comments

  1. Scherp opgemerkt en schitterend geschreven! En goed onderbouwd met die terugblik naar de eerste na-oorlogse raadsvergadering.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*