Over de Holocaust, hoogtijdagen, heilige huisjes en Holokitsch

MBII-essays

archiefdozen met Auschwitz Zigeuner Lager


Serie: MbII essays Scheuren in de Naoorlogse Ethiek in samenwerking met De Vrijdagavond
Thema: Hoe de Holocaust geschiedenis werd
Essay van Bertien Minco

‘Het zijn weer de hoogtijdagen’, riep mijn moeder, terwijl ze gehaast uit huis vertrok. Het waren de meidagen van de jaren zeventig.

Mijn ouders holden van de ene herdenking naar de andere in Groningen en wijde omtrek. Overal werden kransen gelegd, spraken burgemeesters plechtige woorden en werden mijn ouders met grote eerbied ontvangen. Mijn vader, voorzitter van de Joodse gemeente Groningen, was op zo’n moment (met mijn moeder aan zijn zijde) de representant van de geteisterde en gedecimeerde gemeenschap. Ze speelden hun rol met gezonde tegenzin en waren meestal opgelucht als het weer voorbij was.

Ook ik moest er rond mijn veertiende jaar voor het eerst aan geloven en kreeg een belangrijke taak toebedeeld. Er was een nieuw monument onthuld ter nagedachtenis aan de vermoorde Joodse Groningers. Jaren van strijd over bijna alles (over de plek, de vorm, het materiaal, de prijs en de maker) waren eraan voorafgegaan. Daarmee was het exemplarisch voor de wijze waarop de oorlogsmonumenten tot stand kwamen. Dit monument was zo groot dat het niet geplaatst kon worden in de oude Joodse buurt in de binnenstad. In plaats daarvan kwam het naast de gevangenis te staan, de beruchte Van Mesdagkliniek aan de drukke verlengde Hereweg in Groningen, een ongure en totaal ongeschikte plek voor zo’n monument. Je kunt er eigenlijk alleen maar met hoge snelheid langsrijden.

‘Kijk maar. Het is niet gelukt om ons uit te roeien.’

De Dodenherdenking op het Martinikerkhof werd, vanaf de onthulling van dat monument, voorafgegaan door een stille tocht van de gevangenis naar het Martinikerkhof, met een stapvoets lopende stoet achter een, op één enkele trommelaar na, zwijgende fanfare. Ik zou meelopen, vooraan in de stoet en de bloemen van de Joodse Gemeente dragen, een kloek rouwboeket met blauwwitte linten. Die tocht duurde lang en het boeket was zwaar. Langs de weg stonden mensen naar me te kijken. Ik voelde me enerzijds de vertegenwoordiger van al die doden, maar anderzijds een trofee. ‘Kijk maar. Het is niet gelukt om ons uit te roeien.’ Pijn en ongemak.

En dat ongemak school ook in de blikken van toeschouwers waarin eerbied en afgunst om de voorrang streden. Ik bevond mij tegenover hen in een ongelijkwaardige positie, die toen al niet veilig voelde. Ik bespeurde een kwaadaardige afgunst vanwege de geprivilegieerde positie van het slachtofferschap: aandacht voor de Holocaust is goed, maar kan ook leiden tot ‘risjes’.

Wiens consensus?

Niet alleen tussen Joden en niet-Joden bestonden er verschillen in inzicht over wat en hoe er precies zou moeten worden herdacht. Als er nu wordt gesteld dat de jaren van consensus over ‘Auschwitz’ voorbij zijn, dan is het de vraag over welke jaren we het dan eigenlijk hebben?

Wie hadden die consensus en was die écht wel zo collectief? Er is vanaf de eerste herdenking sprake geweest van relletjes, opstanden, dreigende verstoringen omdat er geen overeenstemming was over wat en wie er diende(n) te worden herdacht.

Die discussie werd zelden gevoerd door de generatie die de Tweede Wereldoorlog bewust had meegemaakt, maar door naoorlogse generaties die de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust wilden inzetten voor het behalen van eigentijdse doelen of erkenning voor de eigen groep.

Heilig huisje

Dat de discussies daarover nooit stoppen, heeft enerzijds te maken met de politisering van het herdenken. Er moest en moet, tijdens herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog, nog altijd stelling worden genomen tegen hedendaagse oorlogen en conflicten. Nooit meer toen is ook nooit meer nu. Maar waarom moet dat eigenlijk? Is die opgelegde wijze van communiceren over oorlog en vrede wel zo effectief gebleken? Waarom kunnen we de oorlog niet herdenken om wat die was? Alsof een internationaal conflict wordt veroorzaakt door het falen van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog.

Eenheid in de samenleving was altijd al een illusie, maar zeker in de door sociale media gedomineerde wereld. Want hoewel die sociale media een enorme diversiteit aan stemmen hoorbaar maken, hebben ze dankzij de algoritmen vooral de functie van een luidspreker voor wie het hardste kan roepen. En als de Tweede Wereldoorlog instrumenteel wordt ingezet om eenheid af te dwingen, dan ligt de tegenreactie snel op de loer. Daarbij krijg je aandacht als je heilige huisjes omverwerpt. En de Holocaust is er zo één. Als je er tegenaan trapt is aandacht gegarandeerd.

Groeiende belangstelling

Maar naast de online- en mediawerkelijkheid is er ook nog zoiets als de samenleving zelf waarin mensen ondanks alle schijnbare tegenstellingen zelf vormgeven aan wat ze belangrijk vinden. En wat blijkt? De Tweede Wereldoorlog heeft in al haar facetten te maken met een toenemende belangstelling. De oorlogsmusea en herinneringscentra zien stijgende bezoekersaantallen. De recente ophef over de openstelling van het grootste daderarchief van de Tweede Wereldoorlog in ons land, het CABR, maakte duidelijk dat heel veel mensen nu eindelijk wel eens willen weten wat hun grootouders op hun kerfstok hebben, omdat ook in die families de littekens nog altijd voelbaar zijn. Het is alsof we pas nu toe zijn aan de collectieve verwerking van het nationale trauma, dat door de Tweede Wereldoorlog is veroorzaakt. Het regent boeken, films en tentoonstellingen over lang verborgen familiegeschiedenissen en juist die kunnen rekenen op veel publiek.

Verschuiving naar waarachtige belangstelling

Recent organiseerde het Herinneringscentrum Kamp Westerbork het lezen van de meer dan 102.000 namen van vermoorde Joden, Roma en Sinti. De belangstelling die dat trekt en de betekenis die het heeft voor mensen die daaraan meedoen is heel groot. Waar voorheen het herdenken een ritueel en plechtig karakter had, zie je een verschuiving naar meer waarachtige belangstelling. Mensen voelen steeds meer de behoefte om het eigen aandeel in die geschiedenis te onderzoeken en te participeren in zo’n herdenking.

Is de Holocaust geschiedenis geworden?

Dat door de naoorlogse generaties de Tweede Wereldoorlog en Holocaust meer als een ‘historisch onderwerp’ gezien gaat worden, is niet per se slecht. Het biedt ruimte voor onderzoek naar verborgen kanten van die geschiedenis, zoals recent over de rol van veel gemeenten bij de Jodenvervolging en het (ontbreken van) naoorlogs rechtsherstel.

Dat iets een historisch onderwerp wordt, veronderstelt echter ook dat men zich er serieus in verdiept en er kennis over opdoet voordat er conclusies en meningen worden gespuid. En daar ontbreekt het nogal eens aan. In de stroom van podcasts, boeken, artikelen en documentaires zie je dat er regelmatig wordt uitgegaan van (onjuiste) aannames.

Vloedgolf aan Holokitsch

Commerciële drijfveren wakkeren het zoeken naar sensationele onthullingen aan om er zo een groot bereik mee te creëren. Het resultaat is een vloedgolf aan Holokitsch, die niet meer door de generatie van overlevenden kan worden weersproken, omdat die generatie, op een uitzondering na, niet meer in leven is. Daar is dan ook een taak weggelegd voor kenniscentra, musea en het onderwijs.


Essays en Paneldiscussie
Dit essay is geschreven binnen het thema ‘Hoe de Holocaust geschiedenis werd’ in de serie Scheuren in de naoorlogse ethiek georganiseerd door het Menasseh ben Israel Instituut.
Op 27 maart kunt u kunt een paneldiscussie van de auteurs bijwonen. Inschrijven via bovenstaande link.

Over Bertien Minco 13 Artikelen
Bertien Minco (Groningen, 1963) is directeur van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Eerder werkte ze als schrijver, podcastmaker, strategisch adviseur en bestuurder in de cultuursector. Bertien vindt haar inspiratie vaak dichtbij, in de eigen Groningse, Amsterdamse, joodse en veel verzwegen familiegeschiedenis.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*