Manès Sperber analyseerde in 1937 karakter en functioneren van de tiran 

Voor psychoanalyticus, schrijver en politiek theoreticus Manès Sperber (1905-1984) begon de toekomst in 1937. In dat jaar schreef Sperber het essay De tyrannis, Over de tiran een psychologische schets van de oorzaak, opkomst en heerschappij van de tiran. 

Tirannen zijn van alle tijden, de altijd nieuwe veroorzakers van terreur. Daarin gaat het bij Sperber natuurlijk over Hitler en Stalin, al noemt hij die namen nergens. De Oost-Galiciër voorzag de komst van vernietigingskampen waar hij al in 1919 over schreef op bezoek in Amsterdam. 

  • Over Sperbers autobiografie De waterdragers van God schreef ik onlangs in De Vrijdagavond: Niet wachten op de Messias, het adembenemende leven van Manès Sperber. 

Sperber in Amsterdam 

In 1919, na de Eerste Wereldoorlog, verbleef Manès Sperber als dertienjarige met andere ondervoede Weense kinderen een zomer in Amsterdam. Hij bracht vele uren door op de pont over het IJ en bezocht talloze malen het Rijksmuseum, waar hij voor de schilderijen van Rembrandt ‘in eindeloos gepeins verzonk’. Hij hield elke dag meer van Amsterdam. Bij het (her)lezen daarvan moest ik uiteraard aan de prachtige beelden uit de film Nesjomme denken

Hij ontmoette in Amsterdam een Sefardisch gezin dat vertelde over het onheil waardoor zij uit het Iberisch schiereiland waren verdreven. ‘Wat,’ zegt Sperber, ‘als ons plotseling een blik in de toekomst vergund zou zijn geweest..? Ben je aan de razernij van de inquisitie en de Iberische machthebbers ontkomen, heb je een nieuw land gevonden waar je al eeuwen thuis bent en word je, in de middag van de twintigste eeuw, in een vernietigingskamp vermoord of elders met machinegeweren neergemaaid.’

Dat laatste wist de dertienjarige toen nog niet. Maar in 1937 was die toekomst al wel aangebroken. Het essay is ook vandaag weer hoogst actueel. 

Sperber ziet het als taak van de psychologie om mensen tot nadenken aan te zetten over de grootheid én de lachwekkendheid van elk mensenleven. Zoals de oude Grieken dat al deden met hun tragedies en komedies.

Een slechte overwinning

Het begint al vroeg, zegt Sperber. De mens is vanaf zijn geboorte – vaak al vanaf zijn tweede – het knooppunt van een onafzienbare hoeveelheid relaties die hij heeft en die hém hebben, het is zijn referentiesysteem. De mens moet van het leven vervolgens zijn eigen tekortkomingen overwinnen en/of sociaal compenseren. Dat is een onmogelijke, ja belachelijk zware opgave en lukt de meeste mensen meer slecht dan recht.

De tiran is een bewijs van een slechte overwinning. Hij moet zijn ‘tekort’ aan sociale vaardigheden, zijn neurotische geldingsdrang, zijn agressieve angst, compenseren. Dat doet hij met zijn ‘wil tot macht’ (Nietzsche).

Tiran is nooit alleen

Eenmaal aan de macht is de tiran nooit alleen, hij zoekt zijn gelijken onder het volk. Het overgrote deel van het volk dat genoegen moet nemen met een tekort aan levensvreugde.

Voor slechts weinigen houdt het leven zich aan de belofte van volwassenheid, onafhankelijkheid, aan de droom van rijkdom en vrijheid. De geldingsdrang van de meerderheid vindt geen uitweg binnen het sociale kader waarin ze leven. Om daaraan te ontsnappen, snakken ze naar avontuur. 

De tiran appelleert aan miljoenen kleine tirannen die, gevangen in hun alledaagsheid, soortgelijke verlangens koesteren als hij, maar minder dwangmatig. 

Hij belooft een duizendjarig rijk, een gouden eeuw, beweert alle crises de baas te kunnen en reduceert de ingewikkelde wereld tot een paar eenvoudige, tastbare oorzaken van goed en kwaad. Hij biedt zijn volk de mythe van de vijand en schenkt de gewone man daartoe de benodigde haat. Zo wordt hij demagoog, volksverleider. 

Aan zijn ‘gelovigen’ brengt hij alle voordelen van de kindertijd: de afwezigheid van verantwoordelijkheid. Hij appelleert aan een nationale menigte egoïsten, aan de machtsroes van de moedelozen.

Tirannie hangt aan traditionele waarden

De tiran is in diepste wezen behoudend, hij hangt aan traditionele waarden in hun oude, versleten jas. Hij raakt geleidelijk steeds meer doordrongen van zijn ‘roeping’, waarmee hij alles legitimeert: wreedheid, bedrog, moord. 

Een groot deel van zijn vroegere tegenstanders wordt van het ogenblik dat hij de macht heeft zijn oprechte vrienden. De afschrikking neemt hand over hand toe, als een dosis gif dat steeds wordt verhoogd. De tiran sluit geen compromissen – dat ziet hij als een teken van zwakte. De wet van de nauwe kring rond de tiran, wordt opgedrongen aan heel het volk. Daar is geen enkele menselijke relatie tegen bestand; het totalitaire regime maakt alles tot een kwestie van leven of dood. 

Tiran wil bemind worden 

Alle waarden veranderen in hun tegendeel: verraad wordt trouw, leugen wordt waarheid, eerloosheid eer. Meningen worden verboden. Maar er is een grens aan zijn macht: de geheime gedachten. De tiran wil erkend en gewaardeerd, ja bemind, worden. 

Hij is jaloers en probeert liefde af te dwingen. Hij weet: tussen al die miljoenen kan er één zijn die niet voor hem zingt en mee juicht, die hem misschien naar het leven staat. Hij kan nooit rustig slapen. Op zijn lijst van vogelvrij verklaarden staat uiteindelijk heel de mensheid.

Moed, een functie van bewustzijn

Tirannie, zegt Sperber, is niet zomaar te wijten aan de ‘domme’ massa. Degenen die van bewustzijn en kennis hun beroep hebben gemaakt, hebben zelden groter tegenwicht geboden dan vele anderen. Vaak zijn het niet de ‘persoonlijkheden’ maar juist naamloze simpele zielen die zich in tijden van verachting beter gedroegen.

Sperber acht het dan ook een dringende taak van de opvoeding om de opgroeiende mens te behoeden voor de angst en met name voor de agressieve vorm ervan die hem tot een gevaar maakt voor zichzelf en de anderen. Moed is een functie van het bewustzijn.

Onlangs is het werk van Manès Sperber herondekt en zijn er nieuwe vertalingen verschenen. In het Duitse taalgebied ‘jubelend ontvangen’, aldus De Volkskrant van 3 oktober 2024.


cover: Waldsteig (Bospad) van Anselm Kiefer, 2023, foto Bloom

Over Kees Kok 34 Artikelen
Kees (C.G.) Kok (1948) is onafhankelijk theoloog en sinds 1980 verbonden aan Ekklesia Leerhuis Amsterdam; vertaler (Duits) en uitgever van het werk van Huub Oosterhuis; voorzitter van de Stichting Huub Oosterhuis Fonds. De rode draad in zijn theologie is de veelal geloochende en verraden joodse oorsprong van het christendom. Hij schrijft veel over joodse literatuur en vertaalde Duits-joodse poëzie onder andere van Hilde Domin. Hij is gehuwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

2 Comments

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*