Ik sprak mijn goede vriend Robbert. Dat doe ik regelmatig. Vroeger, zo’n drie weken geleden, spraken we elkaar over de daf yomi en de bijbehorende actuele vragen, zoals wat er gebeurt als je je dochter per ongeluk aan twee kerels uithuwelijkt en je weet niet meer aan wie. Tegenwoordig gaat het, net als bij al mijn Joodse vrienden, meestal over de oorlog. En dan niet de oorlog met hoofdletter O, de horror uit de tijd van onze grootouders, maar de oorlog van nu, met zijn eigen beestachtigheden.
Robbert vertelde me over de zoon van een vriend van hem, Jitschak. Ik weet zijn achternaam niet meer, maar die doet er ook niet veel toe. Jitschak zit al twee weken in een tank, ergens in het noorden. Omdat dat wereld niet zo groot is, bleek hij daar te zitten met een neef van een aangetrouwde neef van me.
Ik weet niet waarom, maar de naam Jitschak riep een cascade van gedachtes bij me op. Allereerst gingen mijn gedachten uit naar mijn grootvader, Isidoor Groen, ook Jitschak. Mijn grootvader werd geboren in 1909 en werd in 1943 vermoord, waarschijnlijk in Auschwitz. Ik denk niet dat hij had kunnen dromen dat hij in het veilige, beschaafde, Nederland ooit slachtoffer zou kunnen worden van een moordpartij. Toch gebeurde het, helaas in lijn met de vaak treurige geschiedenis van Joden in Europa. Op dezelfde manier vond ik het, tot 7 oktober 2023, onvoorstelbaar dat in onze tijden een pogrom zou kunnen plaatsvinden. Maar ook hier bleek het onvoorstelbare werkelijkheid. De grauwe tentakels van het kwaad bleken krachtig.
Toch was er ook een belangrijk verschil.
Toen mijn grootvader werd vermoord, was de massamoord op de Europese Joden pas halverwege en was er hoegenaamd niemand die zich om hun lot bekreunde. Zelfs toen na de oorlog de diepte van de verschrikkingen duidelijk werd, werd het armzalige overgebleven restje, in de wrange, maar precieze, woorden van Michal Citroen “door niemand verwacht”.
Dat was dit keer anders. Hoewel het Israelische defensie-apparaat zich geblameerd heeft, stegen nog voordat de Hamas pogromisten klaar waren met hun slachtpartij, vliegtuigen op om hun leiders uit te schakelen. En anders dan 80 jaar geleden, waren de slachtoffers en de overlevenden bepaald niet alleen. Meer dan 160duizend mensen uit het buitenland meldden zich om deel te nemen aan dit gevecht tegen het kwaad en vlak na het pogrom mobiliseerde de staat Israel 360 duizend man. Bovendien werden mensen die hun huis kwijt waren elders in het land opgevangen, mensen maakten eten, boden hulp. De overlevenden werden, in hun eigen land, wel degelijk gewenst en verwacht. Dit pogrom liet maar weer eens zien dat de enige manier waarop Joden kunnen overleven is als ze daar zelf zorg voor dragen.
Maar er was nog een andere gedachte die zich opdrong.
De naam Jitschak komt voor in een van de belangrijkste teksten van de Joodse traditie: het verhaal van het binden en bijna-offer van Jitschak door zijn vader Awraham. Het verhaal van het offeren van Jitschak wordt traditioneel als een van de beproevingen van Awraham gezien.
De tekst lijkt Awraham te prijzen voor zijn bereidheid zijn zoon te offeren. Dat is moeilijk voorstelbaar: het idee van het offeren van kinderen druist in tegen alles waar onze traditie voor staat – de plek waar de Kanaänieten hun kinderen offerden (het “Gej Ben Hinnom”” – het Hinnom-dal) wordt letterlijk gebruikt als equivalent voor de hel. De crux van het verhaal van Awraham en Jitschak lijkt dat ook helemaal aan het einde te liggen. Niet de bereidheid van Awraham om zijn kind te offeren is wat hem groots maakt, maar zijn realisatie, op het allerlaatste moment dat hij dat niet moet doen.
Ik bedacht me dat dit onze cultuur kleurt. Mensen zijn bereid om hun kinderen te laten doden voor de meest gruwelijke dingen. En hoewel we helaas onze ogen niet mogen sluiten voor het feit dat we in een wereld leven waarin geweld nodig is, moeten we het doel daarvan voor ogen houden. “Al tishlach jadecha el hana’ar , we al taas lo me’oema”. Doe de jongen niets aan, zegt Gd tegen Awraham – er is geen waarde in het vernietigen van het leven zelf. “Oewachartem bachajim” – kies voor het leven. Dat geldt zeker nu, zeker nu we tegen onze wil een oorlog ingesleept zijn tegen de barbarij.
Ik ken Jitschak niet, maar ik ben hem, en al zijn kameraden dankbaar dat ze voor ons op een muur staan. Zonder jongens als hij in een tank op heuvel zijn al onze levens een ongedekte cheque. Ik hoop bovendien dat hij zijn naam eer aandoet en hij en al onze kinderen, broers, zusters, neven, nichten, vrienden, “Jitschak” – zullen blijven lachen. Laat deze gitzwarte tijd maar snel voorbij gaan.
Al was het maar omdat ik dan weer gewoon met Robbert kan praten over wat er gebeurt als de ene koe in de andere baart.
Well done Joël mooi geschreven bericht