De Parasja Chajé Sarah (Bereesjiet 23:1-25:18) opent met het sterven van aartsmoeder Sarah. In de Parasjiot van de afgelopen weken volgden we de tocht van Awraham en Sarah vanuit het zuid-Mesopotamische Ur (of volgens anderen oorspronkelijk Charan) naar het land Kenaän. Een tocht die fysiek een zware opgave was, maar ook op spiritueel gebied een hele ontwikkeling is geweest. Vanuit een heidense cultuur ging men naar een bestaan als eenlingen die in de ene ware God geloven en de weg van rechtvaardigheid en liefdadigheid.
Deze idealen geven ze vorm in hun familie maar ook in de buitenwereld. Ze verspreiden het geloof in die ene God-Schepper van Hemel en Aarde onder de mensen waarmee ze in aanraking komen. Tegelijkertijd gaat het in de eigen familie niet allemaal zo harmonieus. Dat is althans de indruk die de lezer van de verhalen over de aartsvaders en -moeders krijgt. Ruzies tussen hoofdvrouw (Sarah) en bijvrouw (Hagar), het verstoten van de bijvrouw en haar kind Jisjmaël en de Akedah* van Jitschak.
Bestemd tot de slacht
Het sterven van Sarah wordt volgens de rabbijnen dan ook rechtstreeks in verband gebracht met het verhaal van de Akedah in de Parasja van vorige week (Wajera). De link tussen beide gebeurtenissen legt Rasji (23:2) zo uit: “Het verhaal van het sterven van Sarah volgt direct op dat van de Akedah van Jitschak, omdat zij door toedoen van het bericht van de offerande – namelijk dat haar zoon bestemd was tot de slacht en het maar een weinig scheelde dat hij werkelijk geslacht zou worden – haar ziel haar ontvloog”.
De Midrasj Tanchoemah vertelt verbazingwekkend genoeg dat Sarah dit ter ore was gekomen doordat Satan zich vermomde als Jitschak en het hele verhaal vertelde over hoe vader Awraham hem bijna geofferd had als niet die stem uit de hemel had geklonken: ‘doe die jongen geen kwaad’ (‘Strek je hand niet uit naar de jongen…’).
Waarom wordt het verstrekken van deze informatie aan Satan toegeschreven en nog wel in de gedaante van Jitschak? Blijkbaar is er sprake van iets dat geheim moet blijven.
Sarah als het offer
Deze bekende uitleg bevat een enorm familiedrama. Blijkbaar wist Sarah helemaal niets van de Akedah af. En wilde Awraham Sarah ook niets vertellen over de Goddelijke opdracht om hun geliefde zoon te offeren aan God, maar blijkbaar ook de goede afloop niet. En ook Jitschak zou blijven zwijgen over deze ervaring die ook – ondanks de goede afloop en redding – een beangstigende gebeurtenis voor hem moet zijn geweest. Wat betekent dit voor de gezamenlijke weg van het gezin van Awraham, de harmonie en eenheid? Awraham gaat zijn eigen weg, zonder Sarah te raadplegen. En paradoxaal genoeg heeft het Akedah-verhaal niet per se een ‘happy end’: Jitschak wordt weliswaar gespaard, maar Sarah sterft als gevolg van de ingrijpende gebeurtenis en is op een bepaalde manier het ‘offer’.
Maar het leven gaat verder: Awraham neemt een derde vrouw Ketoerah en krijgt bij haar nog een aantal kinderen (25:1-2 – volgens anderen is dit Hagar maar onder een andere naam…) die overigens ook worden weggestuurd – naar het (Verre-?) Oosten (25:6). En het wordt ook tijd om een vrouw voor Jitschak te gaan zoeken, een taak die Eliëzer – aangesteld over het huis van zijn meester Awraham – mag gaan uitvoeren. Het leidt hem tot Rivkah die, na getest te zijn op goede eigenschappen – empathie, inzet en behulpzaamheid – en niet op geloofsinhoud, toetreedt tot de familie van Awraham. Omdat de geboorte van Rivkah voorafgaat in de Torah aan het overlijden van Sarah ziet de rabbijnse traditie een innerlijk verband tussen Sarah en Rivka – God neemt de ene Tzaddiek (Sarah) niet weg uit de wereld voordat er een andere wordt geboren (Rivkah). Hoewel mensen uiteraard niet inwisselbaar zijn…
Vervanging voor moeder
Volgens een uitleg ziet Jitschak in zijn nieuwe vrouw een soort van vervanging voor zijn moeder. Maar er gebeuren dan ook dingen die ervoor zorgen dat de connectie tussen beide personages zichtbaar worden zoals zou blijken uit 24:67: “En Jitschak bracht haar in de tent van zijn moeder Sarah. (En) hij nam Rivkah en zij werd hem tot vrouw en hij kreeg haar lief. En Jitschak troostte zich [op die manier] na de dood van zijn moeder. Rasji geeft hier op basis van de rabbijnse Midrasj-traditie de volgende uitleg over:
“‘Hij bracht haar naar de tent’, en zie, zij was Sarah zijn moeder; dat wil zeggen zij werd de gelijkenis van Sarah zijn moeder, want zolang Sarah leefde, brandde er een kaars van de ene Sjabbat(avond) tot de volgende, werd het deeg gezegend bevonden (er was altijd genoeg voor de eters), en was er een wolk boven de tent aanwezig. Toen zij stierf, hielden deze dingen op, en toen Rivkah kwam, kwam dit alles weer terug”.
Misschien leek Rivkah ook wel op zijn moeder – zowel uiterlijk als innerlijk. Hoe het ook zij, de rabbijnen merken al op dat aan de verhalen van de aartsvaders en –moeders erg veel tekst wordt besteedt in de Torah:
“Rabbi Acha zei: De alledaagse gesprekken van/over de dienaren van de aartsvaders is geliefder voor de Alomtegenwoordige dan de Torah van hun zonen. Want het gedeelte over Eliëzer wordt in de Torah zelfs herhaald, terwijl veel grondbeginselen / fundamentele wetten van de Torah slechts door middel van toespelingen zijn gegeven [die moeten worden uitgelegd door de traditie]” (Ber. Rabbah 60:8).
Misschien ook wel omdat ze over fundamentele menselijke uitdagingen gaan die wanneer deze op positieve wijze zijn ‘opgelost’ de basis vormen voor het religieuze en spirituele leven. De ‘weg van de wereld’ (derech eretz) gaat vooraf aan de Torah, zegt men dan ook elders in de traditie…
*Akedah is offerande ofwel offer voor God, kan ook binding betekenen naar het vastbinden van Jitschak op het offeraltaar
Geef als eerste een reactie