“Jarenlang heb ik een bezoek aan de vernietigingskampen uitgesteld. Iedereen zal begrijpen waarom,” schrijft Tweede Kamerlid Alexander Hammelburg (D66) die deze week dan toch in Auschwitz is geweest. Ik begrijp hem goed. Ik deel zijn gevoelens van afkeer. Heel veel Hammelburgs vonden daar en in Sobibor de dood.
Vanavond en morgen is het Jom Kippoer, Grote Verzoendag, de belangrijkste dag op de Joodse kalender. De gebedsdienst begint met de woorden Kol Nidre, gezongen op een melodie die oeroud is en overal ter wereld voor dit gebed wordt gebruikt. Naar dat gebed heet deze avond Kol Nidre-avond. De eerste drie noten en iedereen is onmiddellijk in die ernstige, ontzagwekkende sfeer. Vandaag reis ik zoals ieder jaar naar Rotterdam om daar voor te gaan in de synagogedienst die de avond en de hele volgende dag duurt. Dat is mijn taak, al minstens 35 jaar. Al evenzoveel jaar denk ik die avond als ik met mijn vinger langs de openingswoorden Kol Nidre ga, aan een man die een rij voor me stond in sjoel, Max van Dam. Toen ik de eerste keer Kol Nidre zong in een volle sjoel draaide Max van Dam zich voor de dienst begon naar me toe. Een oude maar energieke man die ik al mijn hele leven kende. Ik ben in Rotterdam opgegroeid. Wachtend tot het moment waarop de dienst zou beginnen, stond ik op mijn vaste plaats in de sjoelbank, precies achter hem. Hij legde zijn hand op de mijne en keek me indringend aan. “Jij doet dit jaar Kol Nidre”, zei hij. “Ik was in Auschwitz op Kol Nidre, we moesten op appel staan, uren lang.” Hij vertelde me zijn verhaal. Over wat daar gebeurd is, te aangrijpend. Iedereen in sjoel had destijds zijn verhaal. Maar niemand sprak. Men moest door. Door met leven, overleven. Ook Max van Dam. Maar deze avond kwamen die herinneringen weer bij Max van Dam op. Ieder jaar weer op Kol Nidre-avond kon hij ze niet meer onderdrukken, en zo deelde hij ze met mij, jonge voorzanger, net tiener af. Toen Auschwitz werd bevrijd was Max van Dam 23 jaar, één of twee jaar ouder dan dat ik toen was. Sindsdien denk ik ieder jaar op deze avond aan hem, aan Max van Dam op Kol Nidre in Auschwitz, 1944 in zijn kampuniform.
Max van Dam is een jaar of twintig geleden kinderloos overleden in het Nederlandse bejaardentehuis Beth Juliana in Israel. Eén avond per jaar ben ik zijn kind, op Kol Nidre, al meer dan 35 jaar. Hij heeft de Holocaustspandoeken, Urkse uitdossingen en ongevaccineerde jodensterren van deze week niet meer mee hoeven maken. Schaamteloos hoe wat Max van Dam mij heeft meegegeven zo gebagatelliseerd wordt; die hand op de rand van de sjoelbank, op mijn hand. Het wordt nog moeilijk om vanavond mijn gedachten aan Max van Dam niet door de beelden van deze week te laten verstoren.
cover illustratie: vooroorlogse synagoge Boompjes te Rotterdam
Een mooie herinnering. Ik herinner me Max van Dam uit mijn vroegere Rotterdamse jaren. Ik weet nog precies waar hij en jij stonden in de sjoel.
Een mooie, aangrijpende herinnering, dank u wel voor het delen. Ik denk, weet bijna zeker, dat gedurende het Kol Nidre veel mensen zo in hun herinnering staan. Nog vele jaren!
Mooi , en tegelijkertijd tragisch zoals zoveel herinneringen speciaal in Nederland. De Shoa duurt nog steeds voort