12 februari 1938
‘Mapach, pasjto, zokeif godoulhohoul…’ Rebbe de Wolff herhaalt met zijn schorre stem voor de vijfde of de zesde keer de zangtonen die bij de woorden in de Touro horen. Nu is het mijn beurt. Ik probeer het op dezelfde noten als rebbe de Wolff ‘Mapach, Pasjto, zokeif godouhohoul’. ‘Nou jongen, ik hoor dat jij zangtalent hebt. Dat heb je vast van je vader meegekregen. Die Jigdal 1, die jouw vader zo vaak in de grote sjoel zong ben ik nog niet vergeten’.
Mijn rebbe herhaalt het nog een keer. In de schoolbank van het deftige Rabbijnen seminarium in de Rapenburgerstraat, voel ik me alsof ik weer op mijn oude school op de gracht zit. Maar nu in mijn eentje met alleen deze rebbe de Wolff in de klas. Hij bereidt me voor op mijn barmitswe 2.
Op mijn barmitswe-sjabbes moet ik het verhaal van Kourach uit de Touro voorlaainen 3 Kourach was de man die het waagde tegen Mozes in opstand te komen. Het liep slecht met hem af. Trouwens niet alleen met hem. Samen met de anderen die zijn boze plannen steunden werd hij opgeslokt door de aarde. Aan de hand van de complimenten die ik van rebbe de Wolff krijg weet ik dat het laaienen wel gaat lukken. Ook mama helpt me. Toen ze me liet zien waar ik in de Rapenburgstraat moest zijn voor Rebbe de Wolff stonden we even stil voor de IJswinkel. ‘Tja, in de wintermaanden sluiten meneer en mevrouw Gerritsen altijd hun winkel. Anders hadden we voor deze gelegenheid voor jou wel een drie-cents bakje gekocht. ’t Is niet anders’. Aan het einde van de les staat mama me beneden op straat op te wachten. ‘En, ging het goed? Ga je volgende week weer verder?’ Ik ruik meteen wat er in de papieren zak zit die mama in haar hand heeft. ‘Als er dan niks kouds is te krijgen, dan maar wat warms.’ Samen smullen we onderweg naar huis van de gloeiend hete gepofte kastanjes. ‘Kale Zeligje stond net hier op de hoek de kolen op zijn karretje op te porren. Ik heb toen meteen maar een onsje kestengen 4 van hem afgenomen’.
Thuis wordt door mij mijn hoekje onder de trap steeds vaker gebruikt. Iedere avond, na mijn huiswerk, oefen ik daar mijn parsje. En als de deur van de overloop op een kiertje staat hoor ik papa of mama hier en daar mee neuriën. Brammetje is er nog te klein voor maar vaak, als hij tenminste nog niet in bed ligt, komt Jaap naast mij staan en dan wijs ik met zijn vingertje de plaats in het Choemesj 5 aan. ‘Ja, Japie, zo worden wij samen barmitswe’.
Boven aan de trap pak ik mijn boeken uit mijn tas, zet ze netjes naast elkaar op de plank. Daarna volgt mijn etui met de pennen en het potlood. Ook deze vinden hun plekje op het bureau. Tenslotte komt mijn lege broodtrommeltje tevoorschijn, schuif ik de tas onder mijn stoel, en loop het halletje binnen. Wat is dat? Waarom staat de radio zo hard? Mama pakt het broodtrommeltje aan en fluistert ‘papa is binnen. Hij luistert naar de radio’. Zij legt haar wijsvinger op haar mond. Ik sta stil in de deur. Papa zit recht voor de radio gespannen te luisteren. Hij kijkt om, wenkt me, trekt een stoel naar zich toe en wijst mij aan daar te gaan zitten. Onze radio is niet meer een van de besten en kraakt behoorlijk. Toch probeer ik te horen wat er wordt gezegd. Er klinken woorden van ‘grens’ en ‘gemotoriseerde troepen’ en ook werd er iets gezegd van Hitler.
‘Blijf luisteren Simon’, zegt papa. Dan wordt er over ‘Oostenrijk en Wenen’ gesproken. Na een paar minuten zegt de omroeper dat dit het nieuws was. ‘Simon, dit ziet er slecht uit. Hitler is vandaag zijn buurland Oostenrijk binnengevallen. Nu hebben die Nazi’s het ook daar voor het zeggen’. ‘En? Wat gaat er nu gebeuren?’ ‘Wat gaat er nu gebeuren?’ Papa herhaalt mijn vraag geërgerd. ‘Wat die risjesponems 6 met Oostenrijk doen, dat kunnen ze hier ook doen.’ Papa draait de knop van de radio om. ‘Ik weet het zeker. Er komt een dag, nu of volgend jaar, dat ze hier ook de grens over komen.’ Papa zucht diep. ‘Wat ons Jidden dan te wachten staat ligt voor de hand. Dat hebben we de afgelopen jaren wel in Duitsland zelf gezien. Oom Sig en tante Sifra zijn verstandig geweest’. ‘Ja, die zijn gevlucht, hier naar toe. Die wonen toch nog in dat sjieke hotel op De Dam? ‘ ‘Nee, mijn jongen ze zijn nóg verstandiger geweest. Ze zijn vorige week met de boot vertrokken naar Amerika, naar New York. Die zijn in ieder geval veilig.’
Ik blader door mijn atlas. Hier is de kaart van Europa. Oostenrijk onderaan de rechter bladzijde grenst aan Duitsland. Links bovenaan ligt Nederland. Ook wij grenzen rechtstreeks aan Duitsland. Ik leg mijn liniaal tussen de grens van Nederland en de Duitse hoofdstad Berlijn. Net ietsje meer dan 21 centimeter. Van Berlijn naar de grens met Oostenrijk is het bijna 25 centimeter. Ik vind het maar een angstige gedachte. Als de soldaten van Hitler geen moeite hebben met die 25 centimeter, dan hebben ze ook geen moeite met de 21 centimeter.
Na het eten zet ik me aan mijn huiswerk. Eigenlijk wilde ik vanavond al vast gaan werken aan mijn proefwerk voor overmorgen. Een hele reeks Duitse onregelmatige werkwoorden moet ik dan kennen. Na dit bericht over de radio heb ik helemaal geen zin in Duits. Daar staat mijn hoofd niet naar na het nieuws dat ik op de radio heb gehoord. Ik blader nog maar eens door mijn algebraboek. Die sommen heb ik al gemaakt. Daar ben ik dus ook klaar mee. Dan toch nog maar wat oefenen voor mijn Engelse dictee voor morgen.
Papa en mama blijven zorgelijk kijken. Gelukkig heeft papa het druk. Al de hele week zo gauw hij thuis komt van zijn werk bij Polak en vlug wat gegeten heeft, is hij meteen weer verdwenen. Opa en oma Parsser gaan verhuizen. Daar moet papa bij helpen. Ze krijgen een mooie kamer in de Joodsche Invalide, het gloednieuwe gebouw voor ouden van dagen op de hoek van de Weesperstraat. Daar geven ze graag hun woninkje aan de Dijkstraat voor op. Sinds kort hangt er naast hun voordeur zo een wit bordje van de gemeente “Onbewoonbaar verklaarde woning”. Oma kan toch al niet goed meer trappen lopen en opa wil nog wel eens vergeten de deur af te sluiten en komt steeds vaker thuis met helemaal verkeerde boodschappen. ‘Niemand behalve de ratten zullen ze daar missen’ hoorde ik mama vorige week nog zeggen.
Ik kan me niet herinneren dat ik sombere tijden zoals nu eerder heb meegemaakt. En ergens spookt het in mijn hoofd rond dat ik deze tijden ook nooit ga vergeten. Toch kijk ik uit naar wat ons de komende maanden te wachten staat. Door de wekelijkse gang naar het Seminarium voor mijn parsje-lessen bij rebbe de Wolff komt mijn barmitswe steeds dichterbij.
(Wordt vervolgd)
- Gezang in de synagogedienst.
- Kerkelijke meerderjarigheid op 13-jarige leeftijd voor jongens en op 12-jarige leeftijd voor meisjes.
- Voordragen uit de Thora-rol.
- Tamme kastanjes.
- Pentateuch.
- Rotzak.
“Ergens spookt het in mijn hoofd rond dat ik …..” voor mijn parsje-lessen niet bij rebbe Meijer kom maar bij rebbe de Wolff.
Beste Wim, dank voor jouw reactie. Inderdaad het was niet rebbe Meijer maar rebbe de Wolff. Rebbe Meijer was uit een eerdere versie van het mansucript blijven staan. Een harteljke groet, Lody