“Ik ben degene die het zich herinnert
Maar niet degene die het overkwam” (uit: Leedvermaak, van Judith Herzberg)
Met dit motto opent Na de oorlog, hoe kinderen van overlevenden de Tweede Wereldoorlog met zich meedragen, het onlangs verschenen boek van Saskia Goldschmidt. Het bevat tien verschillende verhalen, negen van (klein)kinderen van Joodse Shoah-overlevenden, en het verhaal van Gerrit Jan Weiler, de kleinzoon van verzetsstrijder Gerrit van der Veen. Het is een oral history project, een combinatie van overgeleverde verhalen over de Shoah en van de worsteling van naoorlogse generaties om met hun familiegeschiedenis om te gaan.
Recent werd aan jongeren op straat gevraagd wat de woorden ‘holocaust’ en ‘Auschwitz’ ze zeiden – ze hadden geen idee. Om dit toenemende niet-weten tachtig jaar na de bevrijding te kapittelen, werd in 2016 de organisatie Na de oorlog opgericht. Zij regelen gastsprekers voor scholen overal in het land met inmiddels een bestand van ruim zestig sprekers, alle nakomelingen van overlevenden.
Zij brengen de verhalen van hun ouders of grootouders tot leven met behulp van foto’s, filmclips, documenten of muziek. In de praktijk blijkt dat heel goed te werken, ook door het nagesprek met de klas. Dan komen ook eigen ervaringen van leerlingen aan bod met uitsluiting, discriminatie, racisme of antisemitisme.
Het grote geheim
Een van deze gastsprekers is Saskia Goldschmidt, dochter van Paul Goldschmidt, een toentertijd befaamde logopedist gespecialiseerd in het leggen van contacten met kinderen die niet kunnen praten. Goldschmidt debuteerde in 2011 met Verplicht gelukkig; portret van een familie, over de impact die het oorlogstrauma van haar Joodse vader had op zijn naoorlogse gezin. In Na de Oorlog schrijft zij haar eigen verhaal: Een kind van wie je houdt laat je niet geboren worden.
Een overeenkomst in de tien verhalen is dat er grotendeels werd gezwegen over de oorlogservaringen. De kinderen spreken vaak over ‘een zware wolk’ die over het gezin hing, of over een Geheim dat zo erg was dat er niet over gepraat mocht worden.
Er bestaan ook gezinnen waar na de oorlog juist uitentreuren werd gesproken over de oorlog, maar die komen in dit boek niet voor. Ik herinner met de dochter van een Nederlandse rabbijn die me eens vertelde dat haar vader al bij het ontbijt begon over de voordelen van een lange leren jas met veel zakken, vooral geheime binnenzakken, die je desnoods als deken of tent kon gebruiken als je moest vluchten.
Wat in bijna alle verhalen naar voren komt, is het verwijt dat de naoorlogse generatie zich maakt: waarom hebben we onze ouders niet meer gevraagd? Ze voelden dat het te pijnlijk was: “als je er niet over praat dan is het er niet, dan bestaat het niet. Maar het woekert wel ondergronds door”, vertelt Naomi Ehrlich in Je was er niet ook al was je er wel.
Geen echte binding
David Goudsmits ouders spraken veel over de oorlog, maar niet echt over hun activiteiten tijdens de nazibezetting. Wel kreeg hij precies te horen waar NSB’ers hadden gewoond en welke winkeliers fout waren geweest. En waar dus niets gekocht mocht worden, iets wat ik zelf herken: geen schoenen bij Zwartjes kopen.
Goudsmit ontdekte dat zijn moeder betrokken was bij de redding van zo’n zeshonderd kinderen, maar zichzelf nog dagelijks kwalijk nam dat ze er niet meer had kunnen redden. Als gevolg van dat schuldgevoel over de niet-geredde kinderen kon ze na de oorlog geen echte binding aangaan met haar eigen kinderen.
Immens verdriet
Stanley Winnik, geboren in 1950, dacht aanvankelijk niet dat hij was beïnvloed door de oorlogservaringen van zijn ouders. Pas als volwassene besefte hij dat het immense verdriet van zijn ouders door de dagelijkse communicatie heen sijpelde. Bij wijze van spreken werd hij ‘als volwassene geboren’, altijd op zijn hoede om zijn ouders niet te kwetsen.
De oma van Simone Haller (geboren 1956) Sara Bacharach had voor de oorlog een bloemenkraam op het Rembrandtplein. Veel van Sara’s familie en kleinkinderen zijn vermoord. Als kind voelde Simone wel dat er een wolk van verdriet boven haar gezellige naoorlogse familie hing.
Ondanks die donkere wolk hoopt ze dat zij de kracht, de levenslust en de dapperheid van haar overleden familieleden in zich meedraagt:
“Als ik denk aan de mensen van wie ik afstam kan ik me, ondanks deze moeilijke familiegeschiedenis, een gelukkig mens noemen.”
Samensteller Saskia Goldschmidt concludeert dat al deze verhalen getuigenissen zijn van mensen die de moed vonden om datgene te doen wat gedurende hun hele jeugd was vermeden: onderzoek doen naar het verleden van hun familie en zodoende het nazibeest in de bek kijken.
Wat paradoxaal genoeg een helend effect blijkt te hebben.
Saskia Goldschmidt
Na de oorlog – Hoe kinderen van overlevenden de Tweede Wereldoorlog met zich meedragen
© 2025 Saskia Goldschmidt en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam
Andere vertellers in Na de oorlog, hoe kinderen van overlevenden de Tweede Wereldoorlog met zich meedragen:
Daniella Zwaaf: Het verleden stopt hier
Alfred Edelstein: Volg nooit blindelings het gezag
Stanley Winnik: Waarover men niet spreken kan…
Milja Willemse: Het verleden zit in ons
Job Cohen: Vrijheid is als zuurstof
cover: auteur Saskia Goldschmidt, beeld Talma Joachimsthal
Beste Eva van Sonderen,
Wat ben ik je dankbaar voor jouw bespreking van Saskia Goldschmidts boek over „meegedragen herinneringen“! In dat heel korte bestek spreek je alles aan, wat dat boek zo belangrijk maakt. Dat is natuurlijk een subjectief oordeel, want elke lezer is anders en elke lezer heeft zijn of haar eigen herinneringen en worstelingen daarmee. Voor mij betekent jouw bespreking dat ik eindelijk onder woorden kan brengen, wat tot de essentie van mijn herinneringen aan een jeugd vol verdringing behoort.