Debatten over Gaza en Israël raken aan een religieus-cultureel archief dat het Westen diepgaand heeft gevormd.* Jodendom fungeert daarin als lakmoesproef voor politieke en morele idealen.
Al sinds het begin van het christendom is jodendom zowel de voortbrenger van politieke en morele waarden als het zichtbare bewijs voor ieder politiek verbond met G’d dat zich beroept op die waarden.
De historicus Jeremy Cohen (Living Letters of the Law: Ideas of the Jew in Medieval Christianity, Berkeley Ca.,1999) sprak veelzeggend over ‘hermeneutische Joden’, de wijze waarop christenen met de Bijbel in de hand definieerden wat jodendom was, als projectie van christelijke identiteit.
Zo functioneren Joden nog steeds als een denkmodel of als projectievlak in politieke debatten – vaak los van wat Joden zelf denken of willen.
*zie ook deel 1 van dit tweeluik van Ottenheijm: Gaza en de heropleving van de ‘Joodse kwestie’ in de academie.
Drie theologische tropen zijn hierin bepalend: een zichtbare historische crisis, strijd over een religieus-politieke erfenis en een conflict over wat ware religie is. Deze patronen ontstonden geleidelijk in vroege christelijke literatuur en leven voort in de politieke theologie van Augustinus. Hun echo’s zijn tot in seculier denken hoorbaar.
Falend leiderschap
Vroege Jezus-volgelingen begonnen als een binnenjoodse beweging. Jezus en Paulus waren zelf ook Joden, en het conflict met andere Joodse leiders was onderdeel van rivaliserende Joodse interpretaties van Tora en Tempel. De verwoesting van de Tweede Tempel (70 CE) verandert dat.
Deze crisis wordt door de evangelist Mattheüs verbonden met een autoriteitsstrijd tussen Jezus-groepen en Farizese leiders in Galilea of Syrië. Hier ontstaat het eerste kiempje van vervangingsdenken: de kerkelijke elite (ecclesia) als gemeenschap die het Bijbelse Israël voortzet, ten koste van de priesterlijke elite.
Erfenis: het ware Israël
Justinus Martyr, een auteur uit de tweede eeuw, radicaliseert deze lijn. In zijn Dialoog met Trypho* verklaart hij dat de geestelijke Jacob – Israël – niet langer het historische Joodse volk is, maar de christelijke gemeenschap. De naamsverandering van Jacob naar Israël (Gen. 32:29) duidt hij zodanig dat die naam een voorafbeelding is van Christus en zijn kerk. De kerk wordt de ware verschijningsvorm van Jacob, oftewel het ‘ware Israël’ (verum Israel).
*(red.) Trypho was een Joodse geleerde tweede eeuw Gebruikelijke Jaartelling
Dit gebeurde tegen de achtergrond van de Bar Kochba-opstand (132–136 GJ), waarin een messiaans-politieke verlossing werd gehoopt. Justinus leest deze catastrofe als bewijs dat Joodse politieke messianiteit had gefaald. De christelijke politeia, niet langer het Joodse volk, vertegenwoordigt volgens hem het Ware Verbond.
Eusebius (vierde eeuw GJ) gaat weer een stap verder, en wel door de kerk te koppelen aan politieke macht: twee Joodse opstanden en de triomf van de christelijke keizer Constantijn worden bewijs dat het christelijke Rome – niet het jodendom – de erfgenaam is van het Verbond tussen G’d en het volk.
Ware religie volgens Augustinus
Augustinus geeft dit vervangingsdenken een blijvende politiek-theologische structuur. In De Civitate Dei , geschreven als reactie op de val van Rome in 410, onderscheidt hij de aardse en de hemelse stad. Jacobs worsteling aan de Jabbok (de rivier waar, zo Genesis 32, Jacob de gehele nacht worstelt met een onbekende man) wordt daarin typologisch geduid: de zegen die de onbekende man uitspreekt, geldt de christelijke gelovigen, de kwetsuur van Jacobs heup staat voor de ‘lichamelijke’ Joden die vastzitten in een, volgens hem ‘letterlijke’ lezing van de wet. Zij leven daarmee nog in de aardse stad.
De ballingschap van Joden verschijnt als bewijs dat de letter van de Tora heeft afgedaan. De geest van Christus vervult de bestemming van de wet. Tegelijk legitimeert Augustinus bescherming van Joden: zij blijven nodig als getuigen van de oude openbaring, onderworpen maar beschermd in de christelijke politeia.
Kerken herkennen hun erfenis – seculieren niet
Dit denken over het politieke lot van Joden bleef eeuwenlang bestaan, maar is in de twintigste eeuw officieel verlaten door de grote westerse kerken.
Echter, toen wierp het bestaan van een Joodse staat indringende en vooralsnog onopgeloste vragen op voor diezelfde kerken. Het Tweede Vaticaans Concilie verbrak bijvoorbeeld de oude collectieve schuld-toeschrijving van de dood van Jezus, maar bleef nog lang ambigue over de erkenning van Israël als staat. De PKN (Protestantse Kerk Nederland) worstelt eveneens met zijn ‘onopgeefbare verbondenheid met Israël’.
Terwijl kerken de vervangingstheologie ofwel supersessionisme inmiddels hebben afgezworen, blijft deze religieus-cultureel erfenis doorwerken in de politieke filosofie.
Van theologie naar seculiere politiek
De Princeton historicus David Nirenberg heeft laten zien hoe Joden in het politieke denken van Hobbes, Hegel en Marx functioneren als abstracte categorieën: het jodendom stond telkens voor datgene wat de nieuwe ideologie moest overstijgen (Anti-Judaism: The Western Tradition. New York, 2013).
Hier komt de oude christelijke vervangingsleer aan het licht, zij het in een ogenschijnlijk rationele gestalte. Dat denken zet zich voort waar de natiestaat zelf onder druk is komen te staan door migratie van verschillende ‘volken’ en naar Westerse staten en vice versa. Israël verschijnt nu als resultaat van kolonialisme en een achterhaalde vorm van religieus nationalisme. Religie is in dit denken individueel en innerlijk, maar niet etnisch verankerd of politiek relevant.
David Nirenberg:
“In fact, all of human history could be made legible in terms of the Jews’ history: their prophecy in ancient times making known God’s plan with the world, and their suffering in the present serving as the most visible proof that God had transferred His favor from the Old Israel to the New.” (Nirenberg, 2013)
In dit seculiere denken wordt de staat Israël gezien als de belichaming van nationalisme dat nu als postkoloniaal wordt gezien.
In moderne taal: seculier supersessionisme (vervangingsdenken) vervangt het religieuze. Het verschijnt waar seculariteit de religie overstijgt, waar postkolonialisme nationalisme overstijgt, waar socialisme kapitalisme vervangt.
Het is dan ook geen toeval dat de staat Israël – als Joodse politieke entiteit – symbool wordt van morele en ideologische strijd. Het zionisme vertegenwoordigde ooit nationale zelfbeschikking. In dit seculiere denken wordt het gezien als belichaming van een als verkeerd benoemd nationalisme.
De slogan Judaism up, Zionism down, die we bespraken in onze vorige bijdrage, weerspiegelt precies dat: een protestants-seculier idee van religie als privé, los van volk, land en geschiedenis. Maar Jodendom kan niet van zijn volkse, culturele en historische context worden losgemaakt zonder het te reduceren tot een christelijke categorie van religie.
Het oude Israël moet wederom wijken voor een ‘Nieuw en Waar Israël’
De antizionistische retoriek van na 7 oktober toont hoe diep theologische structuren in seculier politiek denken verankerd blijven. Het oude Israël moet wederom wijken voor een ‘Nieuw en Waar Israël’, de universele mens. Zolang Joden worden gezien als symbolische dragers van een morele erfenis, zullen oude patronen van substitutie blijven terugkeren. Werkelijke politieke vernieuwing vereist het doorzien van die geschiedenis – en het loslaten ervan.
cover: Isaac Israelsbrug beplakt, beeldarchief Bloom
Geef als eerste een reactie