Er was eens een prinses die Berenice heette.
Op een dag lag zij op een bank in haar daktuin en keek uit over Caesarea. De stad baadde in het licht van de zonsondergang. Haar blote voet was gesierd met juwelen en bungelde losjes buiten de bank.
Haar bijna veertig lentes ten spijt leek haar gelaat nog zo jong als dat van een meisje. Ze had gitzwart haar en een licht gebruinde huid, fris als een lelieblad. Berenice was een ware schoonheid.
De achterkleindochter van Herodes de Grote lag lui tussen de fonteinen waarin hibiscusbloemen en papyruspluimen groeiden. Ze keek naar de wolken die zich naar het noorden toe samenpakten boven de van leven bruisende stad. De zee leek een spiegel die door de ondergaande zon oranjerood werd gekleurd. Een lawaaiige menigte kwam en ging. Van afkeer perste de prinses haar rode lippen op elkaar.
‘Volk van bigotten en fanatici. Altijd klaar voor de idiootste ruzies over stompzinnige geloofskwesties. Een schande is het! Wat een belachelijk volk…’ Berenice kon niet verkroppen dat ze het onderwerp was van vervloekingen en excommunicaties, en vooral van de publieke verontwaardiging over haar privéleven.
En terecht, want ze leidde een schandelijk bestaan.
Geliefden
Ze was op jonge leeftijd weduwe geworden en had in haar bed geliefden van alle leeftijden, rangen en etnieën verwelkomd. Daarna had zij een hevige passie opgevat voor haar broer Agrippa II, koning van Judea, en nu was ze in feite zijn echtgenote.
Een glimlach speelde om haar lippen. Ze dacht aan de vele vervloekingen die de Hogepriester over haar had uitgesproken. In eindeloze polemieken werd Berenice vergeleken met Izebel, Babel en met Lilith, de duivelse bruid van Asmodeus, de ‘zwarte’ maan, Adams schaamteloze metgezel.
Berenice zag zichzelf graag als Lilith en in haar verbeelding nam zij met plezier haar plaats in. Volgens de midrasj was Lilith de eerste vrouw die voor Adam werd geschapen. Rood als amber was haar haar. Adam was niet tevreden met Lilith: als hij met haar wilde slapen, was zij beledigd vanwege de positie die zij moest innemen.
‘Waarom moet ik onder jou liggen? Ik ben ook door de Heer uit stof gemaakt, dus ik ben je gelijke.’
Geweld
Op een keer wilde Adam haar met geweld nemen, waarop Lilith de Heilige Naam, het machige Tetragrammaton, uitsprak. Zij vloog hoog in de lucht en verliet haar partner. Adam beklaagde zich bij de Heer: ‘Heilige der Heiligen,’ zei hij, ‘mijn vrouw heeft mij verlaten!’ De Eeuwige stuurde onmiddellijk drie engelen om Lilith op te sporen: Senoy, Sansenoy en Samangelof.
Ze vonden haar bij de Rode Zee, in een gebied vol wellustige demonen waarvan ze continue zwanger raakte van kleine demoontjes.
‘Ga onmiddellijk terug naar Adam,’ dreigden de hemelse boodschappers, ‘anders verdrinken we je.’
Lilith stond op en schudde haar vlammende haren uit: ‘En hoe kan ik weer een eerlijke vrouw worden, een eerbare echtgenote, na al mijn avonturen hier aan de oevers van de warme zee?’ En ze rolde genotvol in het gouden zand.
‘Het zou je dood worden als je zou weigeren’, voegden de Engelen haar streng toe.
Onsterfelijke ziel
‘Hoe kan ik sterven als de Eeuwige mij een onsterfelijke ziel heeft gegeven!’ zei Lilith weer lachend en vloog op en zweefde hoog boven het water.
De Heer bestrafte haar door elke dag honderd van haar pasgeboren demonen te laten sterven.
Lilith ontsnapte aan de dood omdat ze was gescheiden van Adam en ze regeerde als koningin in Zmargad en later in Seba. Nu vliegt ze ’s nachts en verleidt mannen die alleen slapen. Ze probeert ook, samen met haar soortgenote de duivelin Naamah, het bloed van kinderen te drinken.
Maar dankzij een akkoord met de drie engelen spaart ze de pasgeborenen als ze op hun borst een amulet met de drie namen van de engelen dragen.
Voortekenen
Berenice amuseerde zich kostelijk met deze verhalen. Het bijgelovige, domme volk nam deze verhalen als waar aan, maar zij natuurlijk niet, want zij hield immers van schrijvers en dichters en hun vertellingen.
Boven Caesarea pakten zich dreigende wolken samen. De voortekenen van veel grotere gevaren.
De koning, haar minnaar en broer, die het vertrouwen van de Romeinen genoot, had er alles aan gedaan om de aanhoudende revoltes te bedwingen. Ze waren een directe bedreiging voor zijn koninkrijk. De Joden waren steeds onrustiger en opstandiger geworden en in snel tempo gingen ze de catastrofe tegemoet.
Er waaide een frisse avondbries, maar Berenice werd bevangen door voorgevoelens van het einde, van vernietiging en dood. Die zouden haar zeker niet treffen, maar toch rilde zij, ondanks de zachte avondwind uit zee. ‘Iedereen is meester van zijn eigen lot. Dit volk is dorstig naar martelaarschap. Het krijgt wat het verdient.’
Berenice herinnerde zich de reizen naar Jeruzalem om te bemiddelen bij die onbuigzame en ongevoelige prefect Gessius Florius, onverschillig en arrogant als een hoefsmid.
Esther
En omdat zij graag de rol van Esther speelde, had ze op een keer zelfs keizer Vespasianus benaderd en hem beloofd dat zij dat onwillige volk, dat ze niet liefhad en waartoe zij uiteindelijk niet behoorde, weer tot rede zou brengen. Maar nu was de maat vol. Ze had besloten zich niet meer met de collectieve lotgevallen in te laten en van het leven te genieten.
Lees deel 2: ‘Ondertussen voltrok zich de gewelddadige vernietiging van het volk van Judea’
Toelichting van vertaler Gerrit van Oord:
De historische elementen die aan de legende ruggengraat geven, hebben van de officiële geschiedschrijving over deze periode weinig te vrezen. Opmerkelijk vond ik echter de aanwezigheid van de Lilith-mythe. Gewoonlijk zijn de legende en de myth als subgenres van het volksverhaal duidelijk van elkaar onderscheiden. Natuurlijk heb ik mythologische sporen in legenden en vice versa aantroffen, maar het ingrijpen van een god of goden is in legenden ongebruikelijk.
Bronnen
Het verhaal van Berenice heeft behalve in volksverhalen ook uitdrukking gevonden in beeldende kunst en in muziek.
Louis Ginzbergs boek The Legends of the Jews, deel I.2 over Adam en Robert Graves & Raphael Patai, Hebrew Myths. The Book of Genesis, chapter 10 Adam’s Helpmeets raadpleegde ik voor de Lilithmythe. De anomalie waarop ik eerder wees verdween toen ik zag dat de mythe wonderbaarlijk goed overeenkomt met de versie van C. Gatto Trocchi uit 1982 die ik gebruikte voor mijn Nederlandse bewerking. Mevrouw Gatto schrijft in noot 1 dat zij het verhaal optekende uit de mond van een 72-jarige vrouw in het getto van Rome. In noot 2 noemt zij de in 1969 verschenen Italiaanse vertaling (titel: I miti ebraici) van het boek van Graves en Patai.
cover: Lilith en demonen, Ilustratie iblis penghuni neraka
Spannend verhaal! Ik ben benieuwd hoe het verder gaat!
Ik ook