Parasja Wajakheel
De laatste vijf parasjiot van het boek sjemot gaan over de bouw van de misjkan, de draagbare tempel.
In het Nederlands wordt dit ook wel het tabernakel genoemd, wat volgens mijn etymologisch woordenboek verwant is aan taverne en ‘houten hut’ betekent. Maar dat terzijde. Dit verhaal wordt alleen onderbroken door de dramatische gebeurtenis van het gouden kalf en de mitswa om sjabbat te houden.
Er is door de rabbijnen veel gesproken over de vraag waarom de mitswa om sjabbat te houden nu juist hier wordt genoemd. Had het volk niet al eerder de mitswa gekregen, toen het manna voor het eerst in de woestijn lag (sjemot hoofdstuk 16)? Daarbij kreeg het volk al instructies om op sjabbat te rusten.
Het is logisch om een verband te zien met de bouw van het misjkan.
“Zes dagen wordt er werk verricht (te’ase melacha) en de zevende dag zal voor jullie gewijd zijn, een echte rustdag voor G’d…” [Sjemot 35:2].
Verderop (vanaf zin 21) noemt de parasja het werk dat aan de misjkan gedaan wordt ook melacha. De boodschap lijkt duidelijk: op sjabbat mag niet aan de misjkan worden gewerkt.
Maar de boodschap gaat ook de andere kant op. Kunnen we van de bouw van het misjkan iets leren over het werkverbod op sjabbat? In de misjna in mesechet sjabbat hoofdstuk 7 misjna 2 legt de misjna uit dat er 39 soorten arbeid verboden zijn. Hier wordt weer het woord melacha voor gebruikt. Deze activiteiten zijn heel verschillend, beginnend met ploegen en eindigend met het verplaatsen van een voorwerp tussen verschillende domeinen.
Vreemde voorstellen
De gemara in masechet sjabbat (49b) vraagt waar al dit aantal vandaan komt. Dat lijkt niemand precies te weten. In de talmoed, zowel de bavli als de jerushalmi editie, komen steeds vreemdere voorstellen voor.
Rabbi Chanina ben Chama houdt het nog simpel en stelt dat we leren van deze parasja dat de melachot die op sjabbat verboden zijn, de werkzaamheden zijn die voor de misjkan gedaan moesten worden. Deze uitleg wordt meestal geïnterpreteerd als: voor het bouwen ervan, maar vooral ook voor de dagelijkse dienst met de offers en de toonbroden (broden die elke week in een kast werden geplaatst).
Rabbi Shimon, zoon van Rabbi Yoseh ben Lakonja in de bavli noemt de traditie dat het komt van het woord melacha (en melachto en melechet), dat 39 keer in de tora zou voorkomen. Tegenwoordig kun je dit makkelijk controleren met Sefaria.org. Het blijkt 63 keer voor te komen. Volgens Rebbi Jonathan zou je alleen naar melacha moeten kijken, maar dat zijn er maar 31. In zijn commentaar op de jerushalmi schrijft Heinrich W. Guggenheimer dat het wel kloppen als je melachto en andere verbuigingen ook meeneemt (maar niet melechet), maar ook dat heb ik niet kunnen bevestigen. Deze oplossing is dus ook niet vanzelfsprekend.
Rebbi Chanina uit Tsippori gaat in de jerushalmi met gemmatria aan de slag. Hij wijst erop dat de opdracht om de misjkan te bouwen begint met de woorden אלה הדברים (dit zijn de dingen). De gemmatria van אלה is 1 + 30 + 5 en is samen 36. De missende drie vindt hij door te zeggen dat הדברים meervoud is. Enkelvoud דבר (wat iets verderop ook in de tekst voorkomt) is 1, דברים is 2 dingen en samen is dat 3. De rabbijnen uit Caesarea merken schertsend op dat er je blijkbaar een ה (h, 5) en een ח (ch, 8) mag verwisselen. Zo kom je er ook.
Voorwerpen die moeten worden gemaakt
Dr. Rabbi Yoel Bin-Nun, oud-rosh (hoofd) van mijn jeshiva komt echter met een verklaring die voor de hand ligt, maar die niet in de misjna of gemara wordt gebracht. Na het noemen van sjabbat begint de parasja Wajakheel met een lijst van alle voorwerpen die gemaakt moeten worden.
Telt u met mij mee vanaf hoofdstuk 35 zin 11 ?
- (zin 11) De misjkan (tabernakel),
- haar tent
- en haar bedekking;
- haar haken
- en haar planken;
- haar grendels,
- haar pilaren
- en haar sokkels.
- (zin 12) De aron (ark)
- en haar draagstangen;
- de deksel
- en het voorhangende gordijn.
- (zin 13) De sjoelchan (tafel)
- en zijn draagstangen
- en de bijhorende voorwerpen
- en de toonbroden.
- (zin 14) En de menora (kandelaar)
- en zijn bijhorende voorwerpen
- en zijn lampen
- en de olie.
- (zin 15) En de mizbach haketoret (wierook altaar)
- en zijn draagstangen
- en de olie om te zalven
- en de aromatische wierook
- en het voorhangsel voor de ingang van de misjkan.
- (zin 16) Het mizbach ha’ola (het altaar voor de brandoffers)
- en het koperen rooster dat erbij hoort,
- zijn draagstangen
- en zijn bijhorende voorwerpen;
- de wasbak,
- en zijn onderstel.
- (zin 17) De gordijnen van het hof,
- zijn pilaren
- en zijn sokkels
- en het gordijn voor de poort van het hof.
- (zin 18) De pinnen van de misjkan
- en de pinnen van het hof
- en de scheerlijnen.
- (zin 19) De gebreide kleding voor de gewijde dienst: de gewijde kleding voor Aharon de priester en de kleding van zijn zonen om de priesterdienst te doen.
Het laatste punt lijkt misschien smokkelen, maar klopt wel. De andere zinnen bestaan uit een centraal voorwerp uit de misjkan en de bijbehorende voorwerpen. De kleding in het tweede deel van zin 19 is een specificering van het eerste deel van de zin. Misschien is dit à propos wel een verklaring voor een ander gek punt in de misjna. De misjna spreekt niet van 39 melachot, maar van 40 minus 1 melachot. Is dit het verschil tussen het tellen van de kleding als een of twee melachot?
Midrash Hagadol
Het blijkt dat Rabbi David bar Amram al-Adani uit Jemen in de veertiende eeuw dit idee ook brengt. In zijn Midrash Hagadol (sjemot 35:11) brengt hij dezelfde lijst, maar wijst er bovendien op dat voor elk van deze voorwerpen in de tora ook de opdracht staat om het te maken: ase. Daarmee is het verband tussen sjabbat, de bouw van de misjkan via de uitdrukking te’ase melacha weer rond.
De conclusie die Dr. Rabbi Bin-Nun trekt is dan ook: de simpele uitleg van Rabbi Chanina bar Chama is de juiste. Hij bedoelde het veel letterlijker dan we het interpreteren: de 39 melachot zijn de 39 voorwerpen die gemaakt moesten worden voor de misjkan ofwel de ‘houten hut’.
En daarmee vinden we een mooie boodschap die we mee kunnen nemen voor sjabbat: niet altijd zijn de verklaringen diepzinnig of vergezocht. Het antwoord staat soms letterlijk voor onze neus.
Dit stuk is gebaseerd op een artikel van Dr. Rabbi Yoel Bin-Nun
Cover collage Bloom
Beste Michael,
Kleine “verschrijving”: Het blijkt dat Rabbi Menachem Mendel Kasher uit Jemen in de veertiende eeuw dit idee ook brengt. In zijn Midrash Hagadol enz.
Menachem Mendel en Jemen ??
Dus even opgezocht en het zit zo: Rabbi Menachem Mendel Kasher (1895 Warschou-1983 Israel) heeft o.a. een monumentaal werk van en over midrasjim samengesteld met de titel Torah Shelema, waarin uiteraard ook Midrasj Hagadol geciteerd wordt.
Midrasj Hagadol was in de 14e eeuw samengesteld door rabbijn Adani (uit Aden).
Blijf gezond en Sjabbat Sjalom,
Barend Elburg
Dank voor je alertheid, ik pas het aan. Sjabbat Sjalom