De parasja van de week, Wajetsee, volgt onze aartsvader Ja’akov en beschrijft zijn vlucht uit zijn ouderlijk huis.
Ja’akov vlucht weg van zijn broer Esav die hem wil vermoorden nadat Ja’akov op een bedenkelijke manier de zegen verkreeg die eigenlijk voor de eerstgeboren Esav bedoeld was.
Ja’akov vlucht richting zijn oom Lavan, in Charan. Onderweg gaat hij in de woestijn slapen en krijgt hij zijn eerste goddelijke openbaring; in zijn droom ziet Ja’akov een ladder tot in de hemel, waarlangs engelen omhoog gaan en afdalen.
Aan de top van de ladder staat de Eeuwige zelf, die zich aan Ja’akov openbaart en hem en zijn nageslacht het land belooft waar hij op ligt. Bovendien belooft de Eeuwige aan hem dat Hij hem overal zal beschermen en ervoor zal zorgen dat Ja’akov weer naar zijn geboorteland terugkeert.
Als Ja’akov wakker wordt is hij verbaasd en zegt: “dit is zeker… op deze plaats is de Eeuwige aanwezig. Dat besefte ik niet” (Beresjiet 28:16). Op zichzelf is dat een opvallende uitspraak voor een man die door Jitzchak is grootgebracht en in principe zou moeten weten dat de Eeuwige alom aanwezig is.
Eén van de meest opvallende zinnen van de parasja vind ik, komt pas hierna: “Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij ter zijde staat en mij op deze reis beschermt, als Hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de Eeuwige mijn God zijn…’”(Beresjiet 28:20-21).
Met andere woorden – Ja’akov stelt de Eeuwige voorwaarden voor zijn geloof in en trouw aan Haar. Het is bijna een chotspe….
Steun nodig
Het is bekend dat mensen die zich in benarde situaties bevinden hun steun vinden in het geloof. Toen ik in Israël geneeskunde dacht te gaan studeren, werd ik uitgenodigd voor een interview in het Hadassa ziekenhuis. Dat interview was ’s ochtends vroeg en ik moest uit Tel Aviv komen en omdat ik niet te laat wilde komen, kwam ik veel te vroeg. Ik ben daar de sjoel ingedoken om tefilien te leggen en sjachariet te bidden. Niet omdat het voor mij destijds een dagelijks gebruik was, maar omdat ik op dat moment, nerveus als ik was, die steun nodig had. Een beetje het idee van: als het niet baat dan kan het zeker niet schaden.
Ja’akov is zeker in een benarde positie, veel benarder dan ik destijds was (mijn situatie was allesbehalve benard, maar dat terzijde). Hij moet uit zijn huis vluchten voor zijn broer die hem wil doden en een vader die ook not amused is. Bovendien is hij op weg naar het voor hem op dat moment totale onbekende. En toch, waar zijn grootvader Awraham en vader Jitzchak een rotsvast geloof in de Eeuwige hadden, lijkt hij te twijfelen. Hij weet het allemaal niet zeker en wil eerst bewijs zien dat de Eeuwige zijn vertrouwen verdient.
Dertien kinderen
Het interessante is dat het leven van Ja’akov daarna niet bepaald heel rustgevend zal zijn. Hij wordt bedrogen door zijn schoonvader Lavan die hem eerst met Lea laat trouwen (onaardig gezegd: opzadelt) voor hij zijn echte geliefde Rachel mag trouwen. Hij wordt weliswaar gezegend met dertien kinderen van vier vrouwen, maar ruzie en onenigheid zijn dagelijkse kost in de familie. Na de vlucht uit Charan wordt hij door Lavan achtervolgd waarna Esav hem met een leger nadert en hij met een vreemde man in de nacht in de woestijn moet worstelen, waar hij een levenslange blessure aan overhield.
Zijn geliefde Rachel overlijdt jong bij de geboorte van haar tweede en Ja’akovs dertiende kind Benjamin. Zijn lievelingszoon Josef wordt door zijn broers aan Jisjmaëlieten verkocht waarna hij voor jaren in Egypte verdwijnt en Ja’akov hem pas aan het einde van zijn leven weer tegenkomt. Zijn dochter Dina wordt ontvoerd en verkracht door Sjechem, de zoon van Chamor, waarna zijn zoons een bloedbad aanrichten in die stad, en dit is nog maar het begin.
Beloond
Ondanks alles wordt Ja’akov hoe langer hoe sterker in zijn geloof in de Eeuwige. Het is bijna alsof de Eeuwige zelf hem uitdaagt om te kijken hoe ver ondanks alles zijn geloof zal gaan (een beetje Job avant la lettre). Ja’akov wordt daar uiteindelijk voor beloond met de naam van het volk die wij nog altijd dragen en die betekent: ‘met God en mensen gestreden en gewonnen’ ofwel ‘Israël’.
Hoe langer ik erover nadenk, hoe sterker mijn overtuiging dat Ja’akov — standvastig, eigenzinnig en worstelend — méér dan de dogmaticus Avraham of de passieve Jitzchak het voorbeeld vormt waarop ons volk is gebouwd. Hij laat zien welke houding wij zouden kunnen aannemen: opkomen voor jezelf wanneer het moet, niet wegdeinzen voor grotere machten, en bovenal je geloof in jezelf en in je weg nooit loslaten.
cover: collage Bloom
Geef als eerste een reactie