Advocaat en schrijver, later zionist en uiteindelijk antizionist Jacob Israël de Haan (Smilde 1881-1924 Jeruzalem) werd op oudejaarsdag, diep in de mediene geboren als zoon van een voorzanger.
Zijn zus Caroline Lea was 364 dagen ouder (1 januari 1881). Zij maakte naam in Mokum als de schrijfster Carry van Bruggen. Jaap kwam later rechten studeren en woonde op door een juffrouw Meks verhuurde, gemeubileerde kamers op Sint Willibrordusstraat 29.
Hij vond werk als leraar op een lagere school en als letterkundig medewerker van het Zondagblad van Het Volk, de SDAP-periodiek van Piet Tak, met een kinderrubriek waar De Haan ook aan meewerkte. Hij leerde Amsterdamse literatoren kennen als Arnold Aletrino, voormalig Tachtiger benevens arts die, hoewel met een vrouw gehuwd, opkwam voor erkenning van homoseksualiteit.
Relatie Joop en Sam
In 1904 publiceerde De Haan Pijpelijntjes, de allereerste openlijk homoseksuele roman in het Nederlands taalgebied, waarin de relatie wordt uitgebeend tussen ‘Joop’, een dunnetjes verhuld zelfportret, en ‘Sam’, waarin menigeen Aletrino herkende.
Deze ‘gloeiende beschrijvingen van de walgelijke omarmingen en zoenpartijen van twee jeugdige heeren’ gingen niet ongemerkt voorbij aan huize De Haan en huize Aletrino: De Haans echtgenote en Aletrino deden verwoede pogingen de gehele oplage ter vernietiging op te kopen, hoewel het grootste deel is gewijd aan jammerende conversatie:
‘In ‘t warmgeworden bed lei ik achterover, de lamp was afgedraaid en een donkere schaduwlichtschijn donsde op de dingen, die onduidelijk contourden. Op de stoel lag m’n witte omslagdoek… ik keek er naar en werd bang.
‘Sam verleg die doek d’ris even… zoo… ja, zoo is ‘t goed… Sam, zeg, ben ik heusch anders dan anderen?’
‘Ja, ‘n beetje wel… maar praat daar nou niet over.’
‘Jawel… laten we daar nou wel over praten… hou je veel van me?’
‘Dat zeg ik niet, dat weet je wel.’
‘Net als ik van jou?’….
‘Begint ‘t vaste vragenlijstje weer… nou maar ik zeg ‘t niet… altijd ‘t zelfde.’
‘Toe zeg ‘t dan nog een keer… net als ik van jou?’
‘Nee… dat weet je wel. Nou zeg ik ‘t nog een keer… maar dat is voor ‘t laatst. Jij houdt positief van mij, en soms vind je ‘t prettig, dat ik bij je slaap, maar ik hou veel van jou… maar anders… ik vind ‘t goed, wat jij wilt, maar ik zal ‘t je nooit vragen, dat weet je wel’…
‘Ja’….
‘En, zie je, jij houdt ook wel eens van andere jongens, en ik zou dat nooit van een ander willen’…
‘Nee… alleen van mij’….
‘Ja… ik ga nog wel eris trouwen, echt gewoon trouwen met ‘n boterbriefie’…
‘Toe nou’… dan is ‘t zeker tusschen ons uit?’
‘Goddorie wor-je ernstig? Nee, maar dan ga ik’.’
Herman Hana, Carry van Bruggen, 17 juli 1925, pasteltekening; Ernst Polak, Jacob Israël de Haan, De Amsterdammer 1914
Ontslagen
Er zijn nog een kleine twintig exemplaren van de eerste uitgave van Pijpelijntjes. De Haan werd ontslagen van zijn leraarschap en van Het Zondagblad en moest een tweede editie zwaar bewerken en annoteren.
Aletrino liet zich in 1908 ontvallen:
‘Ik behandel meestal vrouwen in mijn boeken. Over mannen schrijf ik weinig. Ik voel vrouwen veel beter dan mannen. Ik voel me heelemaal niet als een echte man met een dikke rooie nek, die met kameraden uit gaat. Ik begrijp gewoonweg niet, hoe men voor zijn plezier met drie kerels op reis kan gaan… God bewaar me, eer dat ik zoo iets dee’ in mijn leven, werd ik liever kruidenier.’
Frederik van Eeden herinnerde zich Aletrino in 1916 zelfs als Casanova:
‘Hij spotte graag met zijn eigen leelijkheid en het zich bijvoorbeeld van achteren fotografeeren, omdat dat zijn mooiste kant was, zooals hij zei. Maar met al zijn leelijkheid was hij een groot harten-verooveraar en er waren niet veel vrouwen, die niet onder zijn bekooring kwamen.’
In Russische gevangenissen
De Haan ondernam als jurist in 1912 enkele reizen naar tsaristisch Rusland, waarbij hij een aantal gevangenissen met politieke gevangenen bezocht. Zijn schokkende bevindingen publiceerde hij in In Russische gevangenissen (1913).
Met Frederik van Eeden en Henriëtte Roland Holst richtte hij een comité op om Ruslands bondgenoten Engeland en Frankrijk te bewegen tot protest tegen Rusland.
Uiteindelijk emigreerde hij naar Palestina waar hij een bekend advocaat werd en ook in de krant bijdroeg aan debatten in joodse kring. Toen hij zich tegen het zionisme begon te verzetten, werd hij vermoord – het eerste slachtoffer van de Hagana en de eerste politieke moord in Israël. De moord op Jacob Israël de Haan wordt nog jaarlijks herdacht in Jeruzalem.
Dit artikel is een voorpublicatie van het komende boek Cultuuratlas van Amsterdam: De Pijp. Michel Didier houdt daarvoor een crowdfunding op Voordekunst. Daar kun je aan bijdragen!
cover: poster Jacob Israël de Haan tentoonstelling, Synagoge Groningen, 2024
Geef als eerste een reactie