Noach, het verhaal van uitersten, van tegenstellingen en binariteit

Parasjat Noach 

beeldmerk Parasja

Met enthousiasme vernam ik dat Parasjat Noach aan mij was toebedeeld. Het is een alom bekend verhaal waarbij het vooral lijkt te gaan om een gemoedelijke samenkomst van schattige dieren in een grote houten ark.

De parasja heeft een spectaculaire, haast Disney-waardige verhaallijn. Tegelijkertijd kunnen we er praktische lering uit trekken voor ons hedendaags bestaan.

De parasja beschrijft een opeenvolging van uiteenlopende gebeurtenissen. Zo wordt aangegeven dat de aarde op dat moment de slechtheid zelve is (Gen. 6:11), waardoor God een algehele vernietiging voor ogen blijkt te hebben (Gen. 6:13).

Bij wijze van uitzondering wordt Noach bevolen een ark te bouwen en zijn familie mee te nemen, evenals verscheidene diersoorten en voedsel (Gen. 6:14-21). Hierna volgen het verhaal met de duif (Gen. 8:8-12) en Gods verbond met Noach dat door de regenboog wordt gesymboliseerd (Gen. 9:9-17). Ook beleeft Noach in een dronken bui een akkefietje met één van zijn zoons, een gebeurtenis die aanleiding gaf tot de vraag Had Noach drie of vier zonen? waar collega-columnist Igra Ramma eerder een interessante analyse over schreef in De Vrijdagavond. Tot slot lezen we over zowel de opbouw als de val van Babel (Gen. 11:1-9).

Het betreft dus een bewogen parasja. Toch schemert er een overkoepelend thema door: het is een verhaal van uitersten, van tegenstellingen en binariteit. Ter illustratie: eerst is God zó kwaad over de slechtheid in de wereld dat de mensheid wordt vernietigd. Dit vormt een sterk contrast met Gen. 9:6, waar wordt verkondigd dat bloedvergieten verboden is en dat daar zelfs de doodstraf op staat. 

Het kwaad bestrijden met destructie vanuit een idee van rechtvaardigheid.

In dezelfde pasoek wordt bovendien benadrukt dat de mens ‘naar het evenbeeld van God’ is geschapen (vgl. Gen. 1:26). Zo vlot als het besluit aan het begin van de parasja wordt genomen om mensenlevens te beëindigen, zo expliciet wordt later de intrinsieke waarde van een mensenleven onderstreept.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over de paradox van Gods beslissing om het kwaad te bestrijden met destructie vanuit een idee van rechtvaardigheid. Dat deze algehele vernietiging wordt benaderd als voorwaarde om een nieuwe maatschappij te vormen, duidt enigszins op binair denken. Mijn vader, Leo Mock (z’’l) beredeneerde in zijn artikel naar aanleiding van de Netflix-productie Unorthodox Perspectieven op ballingschap en een diaspora-bestaan dat Noach en zijn familie een soort ballingen zijn na de zondvloed op wie die taak van wederopbouw rust.

Toren van Babel

Bij de bouw van de toren van Babel zien we eveneens iets radicaals gebeuren. Het project komt onder meer voort uit de wens om niet verspreid te raken over de aarde (Gen. 11:4). Vervolgens lijkt God eigenlijk geïntimideerd te zijn door de capaciteit van de mensheid (Gen. 11:6). Ook dit oogt tegenstrijdig, aangezien eerder in de parasja de mens moeiteloos weggevaagd bleek te kunnen worden. Desondanks besluit God om in te grijpen. Niet alleen wordt de mens over de aarde verspreid, ook spreken zij vanaf dat moment verschillende talen (Gen. 11:7).

De ambities van de nieuw ingerichte samenleving na de zondvloed blijken aldus een averechts effect te hebben dat resulteert in zowel fysieke als mentale verdeling. Naar aanleiding hiervan is een verscheidenheid aan culturen ontstaan. Hoewel we vandaag de dag zouden zeggen dat dergelijke culturele diversiteit een verrijking is, leidt het in de Tenach tot versnippering die eindigt in ‘ieder voor zich’.

Is het verhaal van Babel de grondlegger van het ‘verdeel-en-heers’-principe?

In die zin is het alsof de mensheid gestraft wordt voor saamhorigheid, terwijl de mens vóór de zondvloed juist werd bestraft voor het gebrek daaraan (zie ook het contrast tussen beide samenlevingen zoals geschetst in commentaar Rasji op Gen. 11:9). Wellicht is het verhaal van Babel de grondlegger van het ‘verdeel-en-heers’-principe?

Het thema van tegenstellingen zit diep verankerd in deze parasja. In zijn boek In de marge van de Parsje (p. 35) belicht mijn vader Leo Mock (z”l) daarbij een opmerkelijk taalspel. Wanneer de letters van Noachs naam in het Hebreeuws נח (noen-chet) worden omgedraaid, krijg je חן (chet-noen) wat ‘gunst’ betekent. 

In de laatste pasoek van parasjat Beresjiet staat geschreven: “Noach vond gunst in de ogen van God” (Gen. 6:8). Interessant is dat dit vervolgens kan worden gecontrasteerd met Gen. 6:6, waar wederom die stam noen-chet naar voren komt, namelijk in het werkwoord dat aanduidt dat God de schepping van de mensheid betreurt. Volgens het commentaar van Rasji, is dat Hebreeuwse woord juist weer verbonden met de betekenis van נח – ‘comfort’ of ‘troost’ (vgl. Gen. 5:29).

Gevaar van uitersten

Enfin. Omkering, tegenstelling, enzovoorts. Dit thema blijkt inherent aan Noach, alleen al bij wijze van zijn naam. De parasja lijkt hoe dan ook het gevaar van uitersten helder te belichten. De radicale, haast binaire vorm van probleemoplossing, zowel in het geval van de zondvloed (algehele destructie ten behoeve van rechtvaardigheid) als bij de toren van Babel (versnippering ter verzwakking), onderstreept hoe belangrijk het is om te handelen vanuit rust, een andere betekenis van de naam Noach.

Wellicht is het verhaal van Noach dus vooral een goede les om geen pad van uitersten te bewandelen. Een waardevol thema om in gedachten te houden. 

Sjabbat Sjalom!

Over Sarai Mock 8 Artikelen
Sarai Mock (1996) studeerde internationaal en Europees recht, met een specialisatie in internationaal publiekrecht. Ook studeerde zij aan het Pardes Institute of Jewish Studies in Jeruzalem. Zij is jurist en was voorheen werkzaam als advocaat in Amsterdam en als docent verbonden aan de Tilburg University.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*